Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op de troon van David

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op de troon van David

9 minuten leestijd

Schijnbare tegenstelling
We denken op kerstfeest vaak eenzijdig aan de kribbe. Maar de engel Gabriël spreekt, wanneer hij de geboorte van de Heiland aan Maria aankondigt, van een troon: En de Here God zal Hem de troon van Zijn vader David geven (Luk. 1:32).
Dat lijken tegenstellingen te zijn: een kribbe en een troon.
Een troon is teken van macht en heerschappij. Maar als iemand na zijn geboorte in een kribbe wordt gelegd, omdat er anders geen plaats voor hem is, is dat een teken, dat hij geen erkenning vindt. Het betekent machteloosheid en uitgestoten worden.
Ik zou me kunnen voorstellen, dat Maria het ook zo heeft gezien. Maar misschien heeft ze bij de kribbe gedacht: straks komt de troon! En misschien heeft ze dat haar hele leven gedacht. Ze zag de troon maar niet. Ze bleef verachting en versmading zien. De vogels hadden eigen nesten, maar haar zoon kon geen enkele plaats de zijne noemen (Matth. 8:20). En toen de mensen hem eens koning wilden maken, weigerde hij (Joh. 6:15). Maria heeft het allemaal toen niet begrepen.
Misschien heeft ze gehoopt, toen ze hoorde van Jezus' koninklijke intocht in Jeruzalem (Matth. 21). Maar nog geen week later stond ze bij Zijn kruis en dat leek het einde te zijn. Het kruis van Jezus sloeg alle hoop de bodem in. Toen ging het woord van Simeon in vervulling, dat een zwaard door haar ziel zou gaan (Luk. 2:35). Dat wees op de diepe moedersmart, die haar toen heeft aangegrepen, maar terecht zegt Greijdanus, dat daar ook bijkwam „de schrille tegenstelling met wat aan haar van haar Kind bij zijn aankondiging en geboorte was gezegd. Hoe was het een met het ander te rijmen?
Vreeselijk zal die tegenstelling ook Maria geschokt hebben. Wat was het nu met Gods zeggen tot haar, wat was het nu met haar Zoon? Maria's ziel of gemoed zal als uiteengescheurd zijn" (Korte Verklaring).
Maar Maria was de enige niet. De meesten konden kribbe en troon niet kombineren. Velen hebben daarom Jezus afgewezen. Zo'n koning wilden ze niet. Hij kon de ware koning niet zijn.
Het is nog de reden waarom de Joden vandaag het koningschap van Jezus niet erkennen. Ze willen Hem eren als Jood, zelfs als de grootste Jood aller tijden. Ze willen Hem zelfs erkennen als profeet, uitspreken, dat Zijn verwerping door hun voorvaderen helemaal fout geweest is. Maar Zijn koningschap erkennen kunnen en willen zij niet. Nooit immers heeft Jezus Zich als koning geopenbaard. Hij begon met een kribbe en eindigde met een kruis. Daarom kan Hij geen koning zijn.
En laten we nooit vergeten, dat dit niet iets specifiek Joods is. Massa's niet-Joden zijn er, die wel kerstfeest vieren bij de kribbe, maar tot de erkenning van Zijn koningschap niet komen.
En toch is het Kind in de kribbe van Bethlehem ook koning. Daar heeft Gabriël op willen wijzen en het is goed, dat we bij de kribbe zijn woord onthouden. Dat kan ons ook voor alle romantiek bewaren.

Een oude profetie
Gabriël herinnert, wanneer hij spreekt van de troon van David, waarop het Kind van Maria eenmaal zitten zal, aan een oude profetie. Hij neemt een draad op, die de profeten al van oude tijden af gesponnen hebben.
Want van oudsher hebben ze gezegd, dat de messias zal zitten op de troon van David.
De eerste, die dat heeft gezegd, was de profeet Nathan. Hij sprak tot David: Uw huis en uw koningschap zullen voor immer bestendig zijn voor uw aangezicht, uw troon zal vast staan voor altijd. En dat woord zou in de Messias zijn vervulling vinden (2 Sam. 7: 16).
Andere profeten hebben zich bij dat woord aangesloten. Ze hebben het herhaald en aangevuld.
Amos zegt, dat God eens de vervallen hut van David weer zal oprichten (Am. 9: 11). Het koningshuis van David wordt vergeleken bij een oude, in elkaar gezakte hut. En zo was het in de dagen van Maria. Van het koningshuis van David was weinig meer over dan een paar eenvoudige mensen. Maar God zou de vervallen hut weer oprichten en geheel herstellen. En dat gebeurt als de Messias komt. In hem komt het koningschap van David weer tot nieuwe glorie. De Messias is de nieuwe David (Hos. 3:5). Jesaja zegt van hem, dat, terwijl hij zit op de troon van David, zijn heerschappij groot en de vrede in zijn rijk eindeloos zal zijn (Jes. 9:6). Jeremia noemt hem een rechtvaardige Spruit uit het huis van David (Jer. 23: 5) en een andere maal spreekt hij het woord des Heren: Nimmer zal het David ontbreken aan een man, die op de troon van het huis Israëls gezeten is (Jer. 33:17). Nooit zal God zijn verbond met David verbreken, zodat hij geen zoon meer zou hebben, die koning is op zijn troon (Jer. 33:21). Bij Ezechiël heet de Messias zonder meer David, de knecht van God. En die belofte is het geestelijk goed van Israël geworden.
En de psalmisten hebben er van gezongen. Psalm 89 zegt, dat God niet tegenover David heeft gelogen, toen Hij sprak: Zijn nakroost zal voor eeuwig bestaan; zijn troon zal als de zon vóór mij zijn (vs. 36v.). En Ps. 132 zegt: De HERE heeft David een dure eed gezworen, waarop Hij niet terugkomt: Een van uw lijfelijke zonen zal Ik op uw troon zetten (vs. 11).
En nu komt Gabriël aan Maria zeggen: die belofte gaat nu in vervulling. Uw kind zal de lijfelijke zoon van David zijn. En hij zal op de troon van zijn vader David zitten. In Hem wordt het koningschap van zijn vader David hersteld.
Ook de Joden hebben de Messias als de zoon van David verwacht. In een apocrief geschrift, de Psalmen van Salomo, komt het gebed voor: Laat, o Heer, voor hen ontstaan hun Koning, de Zoon van David. En zij, die in Jezus de Messias zagen, hebben hem zo aangeroepen (Matth. 9: 27; 15: 22; 20: 30). En in dat „Zoon van David" hebben ze beleden, dat Hij Koning is.
In het kind van Bethlehems kribbe wordt de belofte aan David vervuld. Hij zal Koning zijn op de troon van David.

De betekenis
Het kind in de kribbe is ook koning.
In het diepst van zijn vernedering heeft Christus Zelf daaraan vastgehouden. Nooit heeft Hij ook maar één ogenblik zijn koningschap ontkend. Alleen toen de mensen Hem koning wilden maken, heeft hij geweigerd. Hij wilde geen koning zijn naar menselijk model en om menselijke idealen te verwerkelijken. Die wijst hij van de hand.
Maar onder de grootste smaad en verachting erkent hij tegenover Pilatus, dat hij Koning is. Maar hij ontkent, dat zijn koningschap van deze wereld is. Dat betekent niet, dat Zijn koningschap niet in deze wereld is. De troon van David was niet een troon in de hemel, maar op aarde. Zo is ook het koningschap van Christus een koningschap op aarde. En zijn onderdanen zoekt Hij hier op aarde. Maar Hij bedoelt dat Zijn koninkrijk niet uit deze wereld opkomt, niet naar wereldse maatstaven kan gemeten worden en ook niet met wereldse middelen werkt. Dan zouden Zijn dienaren voor Hem gestreden hebben. Christus werkt niet door het zwaard. De middelen, waarmee Hij Zijn koningschap uitoefent, zijn Zijn Woord en Geest. De Koning is ook tegelijk profeet. Christus zegt: Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort mijn stem (Joh. 18: 36vv.). Dat zijn de onderdanen van Zijn rijk, die in Hem als de vernederde Christus de ware Koning zien en aan Zijn Woord geloven en gehoorzaam zijn.
Het is van een diepe betekenis, dat de Schrift zegt, dat Christus Koning is op de troon van David. Dat betekent, dat in Hem de belofte Gods aan David wordt vervuld. Daarom komt de naam David in het kerstevangelie ook zo dikwijls voor (Matth. 1: 6, 20; Luk. 1: 27, 32, 69; 2: 4, 11). Het betekent ook, dat Christus koning hier op aarde is. Het wil ook zeggen, dat Hij koning is naar de trant van David. Het koningschap van David was een voorafschaduwing, een type van het koningschap van Christus.
Het koningschap van David was onderscheiden van alle ander koningschap op aarde. David was een theocratisch koning.
Dat wil zeggen, dat Zijn koningschap het koningschap van God onder Israël moest vertegenwoordigen en daarvan een teken zijn.
Voor een zelfstandig koningschap van enig mens naast of tegenover God, zoals bij andere volken, was onder Israël geen plaats. God is zijn koning (vgl. 1 Sam. 8: 4vv.). David was dan ook in zijn koningschap voortdurend aan God en Zijn wil gebonden en moest die volbrengen.
David is daarin niet geslaagd. Het theocratisch koningschap heeft ook bij hem gefaald.
Maar Christus komt op de troon van David om te herstellen wat David heeft verknoeid.
En Hij doet dat in de weg van de vernedering. Hij volbrengt de opdracht van God aan David en draagt Zijn oordeel over David.
Daarom is Hij koning en priester tegelijk. Christus offert Zichzelf in de kribbe van Bethlehem en aan het kruis op Golgotha. Zo fundeert Hij Zijn koningschap op Zijn eigen offer. Hij doet dat niet op grond van het bloed van anderen, maar op Zijn eigen bloed. Hij komt om te dienen en niet om te heersen.
Daarom hoort de kribbe bij Zijn koningschap.
Dat was de fout van allen, die het koningschap van de Messias louter politiek wilden zien, dat ze voor Zijn priesterschap geen oog hadden. En daarom konden ze de kribbe en het kruis niet plaatsen.
De kribbe van Jezus hoort thuis in het raam van Zijn koningschap.
Juist in de weg van kribbe en kruis heeft Christus een naam ontvangen boven alle naam. Zo sticht Hij het eeuwige vrederijk, dat geen David brengen kon.
En in de hemel is de Heiland bezig om Zijn onderdanen te vergaderen door Zijn Woord en Geest. De kerk moet de komst van Zijn rijk dienen.
En eens breekt het eeuwige vrederijk aan. Daar hebben de engelen in de Kerstnacht van gezongen.
En reeds hier moeten wij Zijn onderdanen worden.
Komt laten wij aanbidden, die KONING.
Dat is kerstfeest. En staande bij de kribbe mogen wij het perspektief hebben op Zijn eeuwig vrederijk.
En dan geeft Christus het koningschap aan de Vader terug en zal God zijn alles en in allen.
Er is bij de kribbe van Bethlehem veel te verwachten.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1969

De Wekker | 12 Pagina's

Op de troon van David

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1969

De Wekker | 12 Pagina's