Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vergeten hoofdstuk? (Waar staan we? 6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vergeten hoofdstuk? (Waar staan we? 6)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na de vier artikelen die onlangs in deze rubriek verschenen over reacties op de vraag „Waar staan we"? kwam nog een verlate reactie binnen. De schrijver van deze brief zegt dat al die reacties hem tegengevallen zijn. Hij miste er een belangrijk element in. Of liever: hij zet een vraagteken achter „al dat gedoe in de kerken". Hij wijst op een vergeten hoofdstuk in het leven van de christenheid. Het is goed dat deze correspondent deze zaak aan de orde stelt. We willen in dit artikel dit vergeten hoofdstuk belichten.

De Wederkomst
Het vergeten hoofdstuk is de Wederkomst van Christus. Het wordt in de geloofsleer als laatste hoofdstuk behandeld. Het gaat er mee als met de laatste bladzijden van een ingenaaid boek: ze worden verfrommeld en beduimeld, komen los te liggen of worden er uitgescheurd. Zo gaat het met de Wederkomst
Er is vandaag veel aan de orde in alle kerken. De kerken zijn in beweging als nooit tevoren. Het rommelt en kraakt overal. Maar waar gaat het nu om? Is de bedoeling van al dat gespreek en geredeneer, al dat gewrijf en geschrijf nu alleen maar dat kerken en kerkjes in stand worden gehouden? Waar maakt men zich toch zo druk mee? Zijn de kerken niet zo met zichzelf bezig dat ze het voornaamste vergeten: Christus' Wederkomst? Weet men wel dat de Heiland zelf gezegd heeft: de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij nog geloof vinden op de aarde? Wordt dat niet vergeten in de kerkelijke situatie van vandaag? Moesten we niet veel meer bezig zijn met het feit dat Christus' komst aanstaande is? In de kerkelijke bladen wordt daar nooit over geschreven, zegt m'n correspondent.
Of dat laatste helemaal waar is, waag ik te betwijfelen. Maar de mogelijkheid bestaat dat het de laatste tijd, voor zover het ons blad betreft, minder aan de orde is geweest dan voorheen
Tegelijk moeten we waken voor het misverstand dat de verwachting van Christus' wederkomst de vraag naar de toestand van de kerken overbodig zou maken of dat het hele kerkelijke vraagstuk op gespannen voet staat met deze verwachting.
Als we leven uit de toekomst dan is de weg naar de toekomst geen onverschillige zaak. Kerk en Koninkrijk Gods zijn geen tegenstellingen; ze kunnen het wel worden als de kerk er niet meer is om het Koninkrijk en het zicht op het Koninkrijk heeft verloren.
Nu is dat gevaar inderdaad aanwezig. Het is misschien nog nooit zo acuut geweest als vandaag.
Het is niet verkeerd dat we de vraag stellen: Waar staan we? en dat we ons bezighouden met de vraag: Moet in de kerk alles anders? — alleen: die vragen hebben alleen zin vanuit de verwachting van Christus' Wederkomst.
De vraag is dan: denken we daar wel genoeg aan? Beheerst dat ons leven wel? Doortrekt dat het leven van de kerken en de kerkleden wel voldoende? Is in de praktijk Christus' Wederkomst niet een vergeten hoofdstuk geworden?
Kan de buitenwacht aan de kerkelijke praktijk van vandaag zien dat de grootste gebeurtenis van alle tijden aanstaande is? Ja? Maar waarom dan dat getwist en gekrakeel? Waarom schorsingen en scheuringen? Waarom dan alom te constateren verslapping en inzinking?

Levenshouding
Hoe moet de verwachting van Christus' wederkomst onze levenshouding bepalen? Waaruit moet in de praktijk van het kerkelijke leven blijken dat Christus' Wederkomst geen vergeten hoofdstuk is, maar inderdaad leeft?
Drie dingen zou ik hier willen noemen zonder daarmee alles te zeggen wat over dit onderwerp gezegd kan worden.
De verwachting van Christus' Wederkomst vervult het leven, ook het kerkelijke leven met ernst. Als Christus wederkomt en dit het belangrijkste feit is, dat we verwachten, dan kunnen we niet leven alsof dit leven het voornaamste en belangrijkste is; dan kunnen we ons niet druk maken over kleinigheden en beuzelarijen alsof de zaligheid daar van afhangt. We kunnen ook niet zo ingesteld zijn op dit leven alsof dit leven ons het voornaamste biedt. Als we de tegenwoordige jacht, ook onder kerkmensen, naar luxe en genot zien; als we uitrekenen hoeveel geld besteed wordt aan allerlei ontspanning; als we- nagaan waar het hart van velen naar uitgaat, waar men zich druk om maakt, dan moeten we inderdaad constateren: hier wordt vergeten dat Jezus wederkomt; er wordt niet mee gerekend; er wordt niet naar geleefd. Er is niet de minste ernst. Men leeft zoals ieder leeft; men geniet zoals ieder geniet.
Een tweede zaak, nauw verwant aan het eerstgenoemde, is: de toekomstverwachting maakt dat we de betrekkelijkheid van de dingen leren zien; het betekent: afstand nemen en van het middel geen doel maken; wat het zwaarste is moet ook het zwaarste wegen en het zwaarste is: Christus' komst.
Wordt dat vandaag gezien in de praktijk van het kerkelijke leven? Neen, ik ga niet verdedigen het betrekkelijk maken van alle vaststaande waarden (het relativisme, dat z'n duizenden verslaat); maar ik wil wel met grote nadruk zeggen: er is veel strijd voor de kerk, voor de waarheid en de zuiverheid, die voor God niet kan bestaan. Die strijd wordt nl. in verschillende gevallen niet gevoerd vanuit de verwachting van de toekomst. De strijd wordt gestreden om de strijd. De kerk wordt doel. Het gaat met andere woorden in de kerk en het kerkelijke leven niet alleen om het geloof, maar eveneens om de vaste hoop en de vurige liefde. Geloof, hoop en liefde kunnen noch mogen van elkaar worden losgemaakt. Als met geweldige argumenten gestreden wordt voor de zuiverheid van het geloof, voor de ware kerk en als kerken en ambtsdrager slachtoffer worden in deze strijd, maar die strijd is niet doortrokken van de hoop op de Wederkomst en hij draagt niet het stempel van de liefde tot de komende Koning, dan is heel deze strijd een aanfluiting.
Een derde trek: Christus' wederkomst geeft diepe vreugde aan het leven. Het tilt ons boven allerlei vragen en zorgen uit; het geeft richting aan ons leven zo dat we weten: dwars door alle moeilijkheden en zorgen heen gaat het naar de grote toekomst. Dat mag echt en diep blij maken. Die vreugde moet van de kerk afstralen. Het gaat naar het grote Feest: al Gods beloften worden heerlijk vervuld; aan de strijd en vijandschap komt eenmaal een einde; Gods Woord zal blijken alleen maar Waarheid te zijn.
Is de kerk vandaag met deze blijdschap vervuld? Weten onze kinderen en onze collega's dat we vanuit deze achtergrond leven? Of is de blijdschap van velen niet anders dan een beetje wereldse pret en lol? Het is een vaag teken wanneer we met alles mee kunnen doen; wanneer we uit liefde tot de komende Koning niet neen kunnen zeggen, maar zoveel mogelijk aan onze trekken willen komen.
De levenshouding, uitkomend onder meer in deze drie trekken, moet de kerk van Christus hebben, wil de Wederkomst van haar Koning inderdaad geen vergeten hoofdstuk zijn.

Opwekking
In de brief, die de aanleiding tot dit artikel vormde, wordt o.m. gezegd: er wordt in de kerken geen opwekkingspreek gehouden. De Jehovah-getuigen kloppen op alle deuren en zeggen: Ontwaak! Neen m'n correspondent moet van hun leer niets hebben, maar hij vindt het opmerkelijk dat zij met deze roep komen. En met een herinnering aan de intocht te Jeruzalem en de woorden van Christus in de tempel gesproken zegt hij: De overpriesters en schriftgeleerden van deze tijd zwijgen over deze dingen; maar de stenen (de Jehova-getuigen) spreken.
Dit alles is nogal generaliserend geschreven. Er is op grond van feiten wel wat van af te dingen. Ik ken een dominee, die in dit jaar vier preken hield uit Mattheüs 24. En of de Jehovah-getuigen, zij het dan eenzijdig, op de goede wijze nadruk leggen op Christus' wederkomst, is zeer te betwijfelen.
En toch, als we dit er allemaal aftrekken, zit er een element van waarheid in de opmerking. We moeten de Maranathaverwachting niet aan de sekten overlaten. Deze verwachting moet een eigen plaats hebben in het leven van de kerken. We moeten niet alleen in oorlogs maar ook in een welvaarts tijd leven bij de belofte van Christus' komst.
Zou niet veel geharrewar en gekift verdwijnen wanneer we niet met onszelf en onze kerkelijke problemen in de eerste plaats bezig zouden zijn, maar wanneer we gespannen uitzagen naar de Koning, Die beloofd heeft te komen en Wiens komst ons heil alleen volmaken kan?
Het moge door alle kerken vandaag klinken: Waakt en verwacht!
Nooit bij nacht niet en bij dage,
nooit bij jubelen noch klagen,
nooit zij u de mond meer stom
van die kreet: Heer' Jezus, kom!

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1970

De Wekker | 8 Pagina's

Een vergeten hoofdstuk? (Waar staan we? 6)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 maart 1970

De Wekker | 8 Pagina's