Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Kerkorde (365)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Kerkorde (365)

Tucht over ambtsdragers (3)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eerste Kerkorde van de nederlandse gereformeerde kerken, vastgesteld door de eerste synode van deze kerken, in 1571 te Emden gehouden, bepaalde in artikel 33 dat een kerkeraad een predikant alleen maar mocht schorsen; de afzetting berustte in handen van de classis. Wel mocht een kerkeraad ouderlingen en diakenen afzetten. De synode van Dordrecht, 1578, stelde vast: Soo de dienaers, Ouderlinghen ofte Diakenen een openbare groue sonde, die der Kercke schandelick ofte vander Oueridheyt ook te straffen ware, beghinghen, soo sullen de Ouderlinghen ende Diaconen wel terstont van haren dienste door het oordeel des Kerckenraets affghesettet worden, maer de Dienaers sadmen van haren dienste opschorten. Doch offmense gheheel affsetten sal, sal int oordeel staen van de classicale vergaderinghe. Cap. VI, 9.
De volgende nationale synode, die van Middelburg 1581, bracht een niet onbeduidende verandering aan. Zij sprak uit: Wanneer de Dienaers, Ouderlinghen ofte Diacenen een openbare groue sonde bedrijuen, die der Kercke schandelick ofte oock bijder Ouericheijt strafweerdich is: soo sullen wel de Ouderlinghen ende Diaconen terstondt door voorgaende oordeel des Kerckeraedts derseluer ende der naestglieleghener Ghemeijnte van haren dienste affghesettet, maer de Dienaers opgheschortet werden: Maer ofse gheheel vanden Dienst af te setten sijn, sal in het oordeel der Classe staan, art. 64.
De synode van Middelburg beperkte dus nog meer het tuchtrecht van de kerkeraad: de kerkeraad met die van een genabuurde gemeente (een zgn. „dubbele kerkeraad" dus) mag de predikanten schorsen; dit mag voortaan niet de kerkeraad alleen doen; voorts mag de kerkeraad ook niet meer alleen ouderlingen en diakenen afzetten, dit moet voortaan gebeuren door de kerkeraad met medewerking van een genabuurde kerkeraad. De historische gang is dus:
1. Volgens de concept-kerkorde, zoals wi] de artikelen van Wesel 1568 wel kunnen noemen mag een kerkeraad in gevallen van grove zonden terstond predikanten, ouderlingen en diakenen afzetten. Dit hebben de kerken echter zo niet overgenomen.
2. Volgens de eerste kerkorde van de eerste synode der gerefomeerde kerken, 1571, mag een kerkenraad een predikant alleen maar schorsen; ouderlingen en diakenen mag hij afzetten.
3. Volgens de kerkorde van Middelburg, 1581, mag slechts een zgn. „dubbele kerkeraad" een predikant schorsen; zulk een „dubbele kerkeraad" mag ouderlingen en diakenen afzetten.
Het zal zonder meer duidelijk zijn dat deze beperkingen van het tuchtrecht van een kerkeraad in verband staan met wat men kan noemen de rechtszekerheid der ambtsdragers: zij werden beschermd tegen eventuele willekeur en partijdigheid van de kerkenraden, hetgeen uiteraard ten goede kwam aan de vrede en welstand der gemeenten.
De synode van Den Haag, 1586, en van Dordrecht, 1618-1619, behielden de regeling van 1581.
In sommige provinciën golden nog strengere regels. Een enkel voorbeeld. In Friesland was bepaald: De Censure des Kerkenraads zijn onderworpen de Lidmaaten en Diakenen, ook tot afzettinge hunnes Diensts; doch een Predikant en Ouderling zal van den Kerkenraad van het Nagtmaal des Heeren niet konnen gesuspendeert worden, zonder consent des Classis, Compendium d. Kerkel. Wetten v. Friesland, 2edr., 1771, Tit. XGGVI, Art. V. In Drenthe kon de kerkeraad op geen ambtsdrager zelfstandig censuur toepassen. Er moest altijd overleg zijn met de Classis, terwijl alleen de synode een predikant mocht afzetten, Kerken Orde der Landschap Drenthe, art. 92. Dit was trouwens ook het geval met de predikanten in de Franse gereformeerde kerken, hetgeen o.m. als voorbeeld diende voor de gereformeerde kerken in Cleve-Jülich-Berg-Maric (in Duitsland), Joh. v. Bredt, Die Verfassung der reformierten Kirche in Cleve- Jülich-Berg-Mark, 1938, 135 f.
De synoden der afgescheiden kerken in de vorige eeuw hielden zich aan wat Dordrecht, 1618-1619 bepaald had in art. 79 van haar Kerkorde, hetgeen overeenkwam met wat Middelburg, 1581, had vastgesteld. Toch bleek er behoefte te zijn aan een nadere regeling, waardoor er bij de afzetting van predikanten nog meer waarborgen werden geschapen voor een juiste en objectieve behandeling van zulk een ernstige en diep-ingrijpende zaak.
Daarom kwam er ter generale synode van Leeuwarden, 1891, een instructie van de provinciale synode van Groningen van deze inhoud: De Provinciale Synode vraagt of het bij de ontzetting van een Predikant uit zijn ambt, wanneer eens Classis zich daartoe in de droeve noodzakelijkheid ziet gesteld, niet nodig zou zijn dat daarbij de Provinciale Deputaten worden uitgenodigd tot assistentie, evenzeer als bij het peremptoir examen en bij de emeritus-verklaring geschiedt. De synode sprak daarop „de wenschelijkheid uit, dat de Classen, in gevallen van ontzetting van leraren uit het ambt, gebruik maken van de in art. 49 voorgesteld adsistentie". Acta art. 78. Het werd dus nog geen verplichting: alleen werd de wenselijkheid uitgesproken. Onze generale synode van 1947 hakte evenwel de knoop door en besloot dat artikel 79 der Kerkorde voortaan zou luiden:
Wanneer dienaren des Woords, ouderlingen of diakenen, een openbare grove zonde bedrijven, die voor de kerk onterend, of ook bij de overheid strafwaardig is, zullen de ouderlingen en diakenen terstond na voorafgaand onderzoek door de kerkeraden van de plaatselijke en dichtstbij gelegen gemeente uit hun ambt ontzet, de dienaren des Woords daarentegen slechts geschorst worden. Of zij geheel moeten worden afgezet, staat aan het oordeel der Classis met advies van de in art. 49 K.O. genoemde deputaten der particuliere synode.
De wenselijkheid, door de synode van 1891 uitgesproken, is dus thans voorschrift.

A.[Apeldoorn], H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1970

De Wekker | 8 Pagina's

Toelichting op de Kerkorde (365)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1970

De Wekker | 8 Pagina's