Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gekrenkte trots (Kaïn en Abel 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gekrenkte trots (Kaïn en Abel 2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ene offer werd door God aangenomen, het andere niet. Gen. 4: 5-7

Beiden brachten ze een offer, Kaïn en Abel.
De Here sloeg acht op Abel en zijn offer, maar op Kaïn en zijn offer sloeg Hij geen acht.

Waarom nam God Abels offer aan en verachtte Hij het offer van Kaïn?
Niet omdat het offer van Abel beter was dan dat van Kaïn. Er is een oude joodse verklaring, waarin wordt gezegd, dat Kaïn aan God heel slecht koren offerde, waarmee hijzelf niets meer kon doen, maar voor God nog goed genoeg zou zijn. Zo iets kwam later onder Israël wel voor (verg. Mal. 1), maar er is geen reden om dit van Kaïn te veronderstellen. Er staat althans in de Schrift niets van. Eerder ligt voor de hand, dat Kaïn alle moeite heeft gedaan om een zo groot en goed mogelijk offer te brengen. Hij wilde er misschien Abel tegenover God wel door overtroeven.
Men heeft eveneens beweerd, dat God Abels offer aannam, omdat dat een dieroffer was. Dat offer zou reeds heen wijzen naar de Christus, die eens als het Lam Gods zou geslacht worden voor de zonde van de wereld. Maar dat is ook inlegkunde. Dat verband blijkt hier nergens uit.
Verschillende exegeten hebben gewezen op de vrijmacht van God. God is vrij om aan te nemen en te verwerpen. Ze denken aan het woord van God in Ex. 33: 19: Ik zal genadig zijn wie Ik genadig ben en Mij ontfermen over wie ik Mij ontferm. Maar het is de vraag of dat woord van God hier van toepassing is.
Nog weer anderen denken aan wat staat in 1 Kor. 1:27: wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen. God verkiest de zwakke Abel en beschaamt de sterke Kaïn. Wanneer men deze uitspraak betrekt op de lichamelijke omstandigheid van de beide broers is de aanhaling van dit woord van Paulus hier onjuist. Toch, al wordt in Genesis de reden niet vermeld waarom God Abel aanneemt en Kaïn verwerpt, in verband met heel de Schrift is die. toch wel duidelijk. De reden ligt in beider gezindheid. De Hebreeën brief spreekt van Abels geloof (Hebr. 11, 3). Abel kent zijn kleinheid voor God, zijn diepe afhankelijkheid. En in dat gevoel brengt Abel zijn offer. Maar Kaïn komt in eigen kracht en grootheid. En dat is de Here onaangenaam.
We moeten voor God eigen krachten en voornaamheid verliezen om als een arme zondaar het van Zijn genade te verwachten. God wederstaat de hoogmoedige. De nederige geeft Hij zijn genade. Daarom heeft God Abel en zijn offer aangenomen, maar Kaïn en zijn offer verworpen.
Kaïn wordt boos wanneer hij merkt, dat God hem en zijn offer heeft verworpen, maar Abel aangenomen heeft.
Daaruit blijkt, dat het Kaïn ten diepste niet ging om God, maar om zichzelf. Hij voelt zich in zijn wiek geschoten. Zou het hem werkelijk om de Here zijn te doen geweest, dan zou hij zich hebben verootmoedigd en zijn tekort beleden hebben. Nu wordt hij boos. Is hij dan minder dan zijn broer Abel? Was zijn offer dan niet goed? Nooit brengt hij meer een offer aan God. Hij krijgt stank voor dank. U voelt welk een voornaam persoon Kaïn zichzelf wel vindt. Ontevredenheid over wat God doet is niets dan menselijke hoogmoed en eigen waan.
Hoe wist Kaïn dat zijn offer werd verworpen en dat van Abel aangenomen?
Men heeft daar heel wat over gefantaseerd. Eén van de verklaringen, die gegeven zijn, is, dat er vuur van de hemel kwam en Abels offer verteerde, maar dat van Kaïn niet. Zoals er vuur van de hemel kwam op het offer van Elia (1 Kon. 18:38). Een andere voorstelling is, dat de rook van het offer van Abel recht opsteeg naar de hemel en die van Kaïns offer neersloeg. Calvijn meent, dat Kaïn het hieraan merkte, dat zijn offer was verworpen, omdat het hem verder in zijn bedrijf slecht ging, maar Abel werd gezegend. Maar dit zijn allemaal veronderstellingen, die geen grond hebben in de Schrift. God kan ook tegen Kaïn hebben gesproken zoals Hij ook in het vervolg tot Kaïn spreekt.
Hoe het zij. Kaïn heeft het goed begrepen. En hij is boos. Het komt in heel zijn houding uit. Zijn gezicht betrekt. Er staat eigenlijk: zijn gezicht viel. Zijn lip hing om zo te zeggen op het onderste knoopsgat.
Het gezicht verraadt wat er innerlijk omgaat in een mens. Als iemand vrolijk is of vriendelijk, dan is dat aan het gezicht te zien. Maar wanneer iemand boos is of humeurig of koppig, ligt dat er dik bovenop. Ook wanneer iemand zich gekrenkt voelt in zijn trots is dat meteen aan het gezicht te zien.
Maar hoe gevaarlijk is dit. Het is niet onverschillig wat er omgaat in de ziel van een mens en hoe het staat met zijn gezicht.
God zelf waarschuwt Kaïn op de gevaarlijke situatie waarin hij zich bevindt.
God vraagt aan Kaïn: Waarom ben je zo boos en waarom is je gezicht zo betrokken?
God weet natuurlijk wel de reden, maar Hij wil Kaïn aan zijn boosheid ontdekken. God weet ook wat er achter weg komt. De gekrenkte trots van Kaïn loopt straks uit op haat en haat kan eindigen in doodslag. Gekrenkte trots is hoogst gevaarlijk.
God waarschuwt Kaïn, dat op deze wijze de zonde als een gevaarlijk dier bij hem aan de deur ligt.
De deur hoeft maar even open te gaan en het sluimerend kwaad komt tot actie.
Gekrenkte trots, nijd, jaloezie, afgunst, ergernis zijn gevaarlijke monsters. Vele mensen worden er door bedreigd. Het is aan hun gezicht te zien.
God waarschuwt. Het gevaar is zo groot.
Genoemde zonden kunnen zich zo gemakkelijk van de mens als hun prooi meester maken. De zonden van het hart zijn zo gevaarlijk. Ze komen zo gemakkelijk tot de daad.
God zegt tegen Kaïn, dat niet de zonde moet heersen over hem, maar hij over de zonde.
Laten we waken, dat de zonden van boosheid, ergernis, trots en dergelijke niet de baas over ons worden. Wij worden geroepen om te heersen over de zonden van ons hart en die te beteugelen. En niet de zonden te laten heersen over ons.
Dat kunnen we niet in eigen kracht. God wil ons zijn Geest geven. Laten we daar veel om bidden. Laten we bidden, dat de zonde niet over ons heerst. Gekrenkte trots en jaloezie zijn de wortels van de doodslag.
Heerst die in mij niet meer, dan leef ik tot Uw eer van grote zonden vrij.
Laat U mijn tong en mond en 's harten diepste grond, toch welbehaaglijk wezen.
O HEER, die mij verblijdt, mijn Rots en Losser zijt, dan heb ik niets te vrezen.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1970

De Wekker | 8 Pagina's

Gekrenkte trots (Kaïn en Abel 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1970

De Wekker | 8 Pagina's