Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tegen de evolutietheorie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tegen de evolutietheorie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er verschijnt tegenwoordig heel wat literatuur, dat zich richt tegen de evolutietheorie. Twee brochures werden de redactie toegezonden.
De eerste is een uitgave van „Gideon" te Hoornaar, uit het Engels vertaald onder de titel: Evolutie, wetenschap of dwaling, door Dr. J.R. Howitt, 115 blz., prijs ƒ 3,—.
Allerlei zwakke punten in de evolutietheorie worden opgesomd en vrij uitvoerig besproken. Het wordt soms voorgesteld - en vooral op de scholen gebeurt dat nog al eens - dat de evolutie-theorie een uitgemaakte zaak is, maar ze is en blijft een theorie of zoals Howitt zegt een filosofie. En hij acht die filosofie zelfs zeer aanvechtbaar. Niet alleen uit bijbels oogpunt - want de evolutie-theorie is onverenigbaar met de schepping en de zondeval van de mens, zoals de bijbel die leert - maar ook vanwege de onvoldoende pijlers, waarop deze theorie rust.
Eén van de pijlers van de evolutietheorie is, dat de hogere levensvormen, zoals het dier en de mens, uit de lagere levensvormen is ontstaan. Howitt merkt op, dat het bewijs daarvoor nog nooit afdoende is geleverd. Er zijn biologen, die deze ontwikkeling van het lagere naar het hogere fel ontkennen.
Er zijn in de evolutie-schaal vele gaten. Zo is het gat tussen de eencelligen of protozoën en de meercelligen of metazoën nog nooit gevuld. Er ontbreken allerlei schakels, juist waar wij ze het meest vurig wensen en waarschijnlijk zullen vele schakels nooit gevonden worden. De gaten komen vooral veel voor in de vroegste stadia van de nieuwe levensvormen.
Howitt merkt op, dat vaak is gesteld, dat de zogenaamde fundamentalisten (de mensen die geheel willen uitgaan van de bijbel en dat fundamenteel achten) hun geloof vestigen op de geologische gaten om zo de evolutie te bestrijden, maar dat het in werkelijkheid de aanhangers van de evolutie-theorie zijn, die op de gaten hun geloof funderen, omdat de paleontologie (de wetenschap, die zich bezig houdt met de bestudering van de versteende resten van planten en dieren) niet de registratie verschaft die de evolutie voor haar theorie nodig heeft. Daarom is ook de evolutietheorie een geloof.
Het is onmogelijk hier alles te noemen wat Howitt in zijn boekje te berde brengt. Maar het lijkt mij, dat hij gegronde bezwaren tegen de evolutie-theorie inbrengt. Ze zijn althans de overweging waard en kunnen, dacht ik, hen, die de evolutie-theorie al te blindelings volgen, tot enige voorzichtigheid manen. Het is goed, dat ook onze middelbare schooljeugd van een boekje als dit kermis neemt.
Het is voor Howitt het moeilijke punt, dat wel veel fossielen, versteende resten van planten en dieren zijn gevonden, maar zo goed als niet van mensen. Is dit een bewijs, dat er eens planten en dieren bestonden zonder dat de mens er nog was?
Howitt meent, dat de fossielen moeten worden verklaard uit een plotseling ingetreden dood door een of ander abnormaal proces. Hij denkt aan een" catastrofale verwoesting. Dit kan niet de zondvloed zijn geweest, zoals sommigen menen, want de bijbelse verhalen lijken er op te wijzen, dat het aardoppervlak ten tijde van deze vloed niet ernstig verwoest werd. Zodra de wateren zich hadden teruggetrokken woonden Noach en zijn gezin en alle dieren uit de ark normaal op het land. De zondvloed kan moeilijk worden beschouwd als de oorzaak van de geologische omwenteling van de aardkost. Howitt meent, dat de catastrofe, die tot de grote verwoesting geleid heeft, waarvan de fossiele resten het bewijs zijn, plaats vond in een tijd van onbekende duur tussen het eerste en het tweede vers van Genesis, waarbij alle planten en dieren vernietigd werden en de aarde „woest en ledig" werd. Daarna heeft God dan opnieuw planten en dieren geschapen en tenslotte ook de mens.
Howitt zet uitvoerig uiteen, dat de mens onmogelijk uit het dier kan zijn ontstaan. Er is een duidelijke scheiding tussen de mens en het redeloze dier. Howitt wijst op het zelfbewustzijn van de mens, de taal, de godsdienst e.a.
Inderdaad kan het geheel unieke van de mens uit de evolutie moeilijk worden verklaard en men komt door deze theorie, hoe men haar wendt of keert, met belangrijke gegevens in de bijbel in strijd, die men niet verdoezelen kan of mag.
Of echter de oplossing van het vraagstuk van de fossielen ligt in het „woest en ledig" van de aarde in Gen. 1 :2 is de vraag. Ook bij anderen dan bij Howitt kan men deze gedachte vinden. Maar is dit ook geen speculatie? Howitt leest in Gen. 1 meer dan er in staat. Dat er planten en dieren zijn geweest voordat God de planten en dieren schiep, waarvan in Gen. 1 sprake is, blijkt uit Gen. 1 niet. Noch de zondvloed noch de oplossing van Howitt e.a. kunnen de vragen, die de geologie ons voorlegt, beantwoorden, zonder dat we meer in de Schrift inleggen dan er in staat. Het is de vraag of de Schrift op al deze vragen een antwoord geeft. We moeten alle harmonisatiepogingen tussen bijbel en natuurwetenschap laten varen. Het is beter geen antwoord te geven dan antwoorden, die nog meer vragen oproepen. Zowel voor de aanhangers van de evolutie-theorie als voor hen, die de bijbel volledig willen recht doen, geldt voorzichtig met beweringen te zijn.
De tweede brochure is van de hand van de 80-jarige gereformeerde emerituspredikant ds. D.J. Couvée. De titel luidt: Mag het? Tegen bet evolutie-dogma, uitgegeven door Buijten & Schipperheijn te Amsterdam, eveneens verschenen in de serie „Reformatorische Stemmen" van de „Willem de Zwijgerstichting", 47 blz., prijs ƒ 2,90.
Aanvankelijk heeft deze brochure als artikelenreeks gestaan in het „Gereformeerd Weekblad" en in „Centraal Weekblad". Ds. Couvée is tot zijn schrijven over de evolutie-theorie gekomen vanuit zijn overtuiging, dat er grote gevaren schuilen in het groeiend geloof aan dierlijke afstamming van de mens. Bovendien wordt er zoveel gepubliceerd over deze evolutie-theorie en daarvoor zoveel propaganda gemaakt, dat hij vraagt of het ook eens een keer van de andere kant mag.
Uitvoerig formuleert ds. Couvée zijn bezwaren tegen het boekje van prof. Lever „Waar blijven we?". Hij wijst er op, dat heel de evolutie-theorie niet meer is dan een hypothese. Dit wordt ook door eerlijke ongelovige vakmensen duidelijk gezegd. Ds. Couvée geeft enkele citaten uit enige werken van de Leidse professor dr. J.H. Lam, naar zijn eigen getuigenis een „materialist", niet gelovend aan bovennatuurlijke oorzaken of ingrepen. Deze hoogleraar heeft o.m. gezegd: „Wij weten niet of er continuïteit bestaat tussen de evolutie der zogenaamde levenloze materie en die der levende stof". „Het zou kortzichtig zijn in hen die weigeren aan de evolutie te geloven, afgedwaalden of dwazen te zien, alleen omdat zij als enkelingen staan tegenover een overweldigende meerderheid, want de geschiedenis leert, dat de waarheid niet wordt uitgemaakt door meerderheid van stemmen". Dr. Lam erkent: „Inderdaad moet men toegeven, dat evolutie een werkhypothese is, die de basis vormt tot diverse evolutietheorieën". „Die werkhypothese staat op zichzelf niet sterk; zij kan eigenlijk slechts worden verdedigd uit het ongerijmde". Nog een andere uitspraak luidt: „Evolutie is dus een historische wetenschap en derhalve niet exact, maar berustend op grotere of kleinere waarschijnlijkheid. Daarom mag ze alleen toevertrouwd aan mensen, die waarschijnlijkheden met de nodige zelfkritiek weten te hanteren, want de gegevens, waarover wij beschikken, zijn nog steeds dun gezaaid".
Ds. Couvée laat zien op welke punten Lever met de Schrift in strijd komt of daaraan tekort doet. Dat er bij Lever van de val van de mens niets overblijft en zelfs godsdienst en openbaring in de evolutie begrepen zijn, acht ds. Couvée een onaanvaardbaar standpunt.
Dit boekje van ds. Couvée wens ik in vele handen en ik zou wensen, dat met name zij, die op de scholen natuurwetenschap doceren, eens wat voorzichtiger en wetenschappelijker in hun uitlatingen zouden worden dan vaak het geval is, opdat ook de leerlingen weten, dat de evolutie-theorie slechts hypothese is en de gronden voor deze hypothese echt niet zo vast staan als vaak wordt voorgegeven, en met name op christelijke scholen aan de bijbelse gegevens volop recht wordt gedaan. De verwarringen, die vaak gesticht worden, zijn werkelijk al groot genoeg.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1970

De Wekker | 8 Pagina's

Tegen de evolutietheorie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1970

De Wekker | 8 Pagina's