Verslag Particuliere Synode van het oosten dd. 27 april 1971

Ds. B. van Smeden opent de vergadering namens de roepende kerk van Amersfoort. Gezongen wordt Ps. 103: 4; schriftlezing is uit Num. 16: 41-50. Na een kort openingswoord wordt de zegen des Heren over de omvangrijke arbeid van deze dag gevraagd.
Het onderzoek van de lastbrieven wijst uit, dat alle primi-afgevaardigden aanwezig zijn, met uitzondering van diaken J.L. de Vries, die vervangen is door zijn secundus, br. F. Jacobs.
Door middel van verkiezing wordt het volgende moderamen aangewezen: praeses ds. J.H. Velema; scriba ds. J. Brons; assessor dr. W. van 't Spijker.
De permanent quaestor br. G. den Hertog heeft ontheffing gevraagd; in zijn plaats wordt benoemd br. B. Hartog.
Controle-commissie: de brs. A. Pothof en W. Timmer.
De notulen van de vorige Synode worden goedgekeurd.
De volgende INSTRUCTIES zijn aanvaard (achterwege blijve de vermelding van die instructies, die wel ter Synode waren ingediend, maar die werden teruggenomen of verworpen).
I. De P.S. v.h. Oosten geeft de Generale Synode in overweging, in de instructie voor deputaten kerkbouwaangelegenheden wijzigingen aan te brengen op grond van de navolgende motieven:
1. het aanhouden van een belangrijk fonds leidt bij de doorgaande geldontwaarding tot belangrijke reële vermogensverliezen;
2. het oorspronkelijk stamkapitaal brengt een lage rente op, terwijl de betreffende kerken tegen een hoge rente elders moeten lenen;
3. behalve het verlies door geldontwaarding treedt, bij het aanhouden van een belangrijk stamkapitaal, ook een vermogensverlies op, doordat bij een stijgende rentevoet de koersen van de obligaties, waarin de gelden zijn belegd, teruglopen;
4. de genoemde factoren beïnvloeden sterk negatief de offerzin; er ontstaan licht weerstanden tegen fondsvorming en men ervaart het geven aan een fonds als minder „direkt", waardoor het appèl grotendeels wegvalt.
De P.S. stelt derhalve voor de instructie van deputaten kerkbouwaangelegenheden zodanig te wijzigen, dat steunverlening meer effectief
kan geschieden.
II. De P.S. v.h. Oosten verzoekt de Generale Synode aan deputaten voor algemene diaconale en maatschappelijke aangelegenheden opdracht te geven desgevraagd de kerkeraden te adviseren betreffende het verstrekken van een financiële bijdrage aan instellingen en/of inrichtingen van barmhartigheid, die de kerken daarom vragen.
III. De P.S. v.h. Oosten verzoekt de Generale Synode art. 44 D.K.O. dusdanig te wijzigen, dat achter „haar meest ervaren en bekwame dienaren des Woords" worde ingevoegd „en ouderlingen".
IV. De Generale Synode, gelet op de huidige situatie in het christelijk onderwijs, overwegend de ernstige gevolgen, die van hieruit de jeugd van de kerk bedreigen, is van oordeel:
a. dat het de roeping van de ouders is voor het christelijk onderwijs van hun kinderen zorg te dragen;
b. dat ook de kerken in dezen een belangrijke taak hebben, die in art. 54 van de nu geldende kerkorde niet voldoende is omschreven; besluite:
A. Aan art. 54 de volgende bepalingen toe te voegen:
1. De kerkeraden zullen de ouders aansporen:
a. scholen in stand te houden, die overeenkomstig bovenstaand artikel tot grondslag hebben Gods Woord en de drie formulieren van enigheid en nauwlettend er op toe te zien, dat het onderwijs overeenkomstig deze grondslag functioneert;
b. om daar waar nieuwe scholen gesticht moeten worden of daar waar het onderwijs niet langer gebaseerd is op de genoemde grondslag of daar waar deze grondslag in de praktijk nadrukkelijk geweld wordt aangedaan, te komen tot of mee te werken aan het oprichten van scholen als in het voorafgaande bedoeld;
2. De kerkeraden zullen ook zelf ten aanzien van het christelijk onderwijs diligent zijn en zoveel mogelijk hun invloed aanwenden en middelen en wegen zoeken, dat het onderwijs aan de kinderen der gemeente overeenkomstig de in bovenstaand artikel genoemde grondslag wordt gegeven.
B.In het reglement op de kerkvisitatie vraag 18 te vervangen door: „Wordt door de kerkeraad in zijn vergaderingen en in de ambtelijke bearbeiding van de gemeente aandacht aan bet christelijk onderwijs besteed?" en vraag 19 aldus te wijzigen: „Zorgen de ouders dat hun kinderen zoveel mogelijk gebruik maken van de scholen, die met de Gereformeerde belijdenisgeschriften harmoniëren en worden de. nalatige ouders in dezen door de kerkeraad vermaand?"
C.De Kerken met klem op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van het christelijk onderwijs te attenderen.
D. Hetzij deputaten voor het contact met de kerkjeugd, hetzij een nieuw te vormen deputaatschap opdracht te geven zich met deze materie bezig te houden en zonodig de kerken te instrueren en te adviseren.
V. De P.S. v.h. Oosten, lettend op de verwarde situatie, die er is m.b.t. het lidmaatschap onzer kerken van de G.O.S. en de I.C.C.C, blijkend uit het feit dat op een vergadering van de G.O.S. het lidmaatschap van de I.C.C.C. wordt afgeraden en in de kringen van de I.C.C.C. kritiek wordt geleverd op de G.O.S., verzoekt de Generale Synode duidelijkheid te scheppen inzake de oecumenische relaties onzer kerken.
VI. De P.S. v.h. Oosten, kennis genomen hebbend van een instructie van de Classis Amersfoort, waarin gesteld wordt, dat er bezwaren zijn in te brengen tegen de berijming van de I.S.P. als ware deze berijming in strijd met Schrift en Belijdenis, overwegend:
1. dat deze uitspraak te weinig gefundeerd is;
2. dat er toch bezwaren zijn m.b.t. de berijming van de I.S.P., zowel wat de inhoud als de invoering betreft;
besluit de Generale Synode voor te stellen:
1. de kerken te adviseren de berijming van de I.S.P. in deze vorm niet te gebruiken voor het zingen in de eredienst;
2. deputaten op te dragen pogingen aan te wenden om in samenwerking met andere kerken of groepen van gereformeerd belijden te komen tot een psalter, waarin de beste berijmingen van de Psalmen zijn opgenomen.
VII. Diverse voorstellen tot wijziging en/of aanvulling van de aan de kerken voorgelegde concept voor nieuwe liturgische formulieren, worden aanvaard en doorgezonden.

RAPPORTEN
De rapporten van de verschillende deputaatschappen vragen de aandacht der vergadering. Uit deze besprekingen het volgende:
Bij het rapport Kas Onderlinge Bijstand wordt de vraag gesteld of het wel zo wenselijk is te komen tot een generale kas. Komt er geen verwijdering tussen dat deputaatschap en de gemeenten? Aan de afgevaardigden naar de G.S. wordt de suggestie meegegeven de Kas onderlinge bijstand van een in dit opzicht kennelijk noodlijdende P.S. het recht te geven een beroep te doen op de Kas onderlinge bijstand van een andere P.S. In de plaats van br. J. Brasz wordt benoemd br. H. Westendorp; in de plaats van ds. M. Baan: ds. H. W. Eerland, met als secundus ds. H. de Graaf.
Uit het rapport Evangelisatie blijkt, dat het streefbedrag maar voor 70% is gehaald. Hierdoor konden deputaten niet voldoen aan alle steunaanvragen.
Naar aanleiding van het rapport Deputaten Steunverlening aan kerken in de polders rondom het IJsselmeer wordt opgemerkt, dat het minder juist is, dat alle kerken, die nalatig waren in het collecteren voor dit werk, in een rapport aan de P.S. genoemd worden. Het ware beter, als de Classes direct op de hoogte van een dergelijke nalatigheid waren gesteld.
Besloten wordt ons lidmaatschap van de Dr. J.C. de Moorstichting te beëindigen, zodra de opsmelting van deze stichting in de dusgeheten Stichting Gemeenschappelijk Instituut voor Sociale Dienstverlening een feit is geworden.
De financiën, beheerd door br. Den Hertog blijken in goede orde. Hij wordt gedechargeerd en de controle-commissie wordt dank gebracht.
In de plaats van ds. M. Baan wordt ds. J. Brons benoemd tot deputaat Evangelieverkondiging onder Israël. Zendingsdeputaat wordt (in de vacature Ds. M. Baan) ds. H.W. Eerland; secundus wordt ds. J. Kievit. De andere deputaten, die aftredend waren, worden herkozen, resp. herbenoemd.
Een broeder, die door de Classis Amersfoort wordt gepresenteerd om door de P.S. onderzocht te worden naar art. 8 D.K.O., wordt geadviseerd zich te melden op het admissie-examen.
Een appèlschrijven van een drietal broeders uit Aalten, gericht tegen het beleid van de Classis Apeldoorn, is ter tafel. De P.S. kan zich staande de vergadering geen duidelijk beeld vormen van de zaak, die hierin aan de orde gesteld wordt, vooral vanwege de lange voorgeschiedenis, die dit appèlschriiven heeft. Daarom wordt een commissie benoemd, bestaande uit de predikanten Biesma (saamroeper), Heerma en Den Butter (scriba). Deze commissie krijgt blanco mandaat en zal zo nodig een concept antwoord op het appèl aan de P.S. voorleggen.
Naar de vergadering van de G.S. worden afgevaardigd: de predikanten D. Biesma, J. Brons, W. Heerma, J. Kievit, W. van 't Spijker, J.H. Velema (secundi resp. P. Beekhuis, G. Blom, P. den Butter, B. van Smeden, J. de Vuyst, P. van Zonneveld). Vervolgens de ouderlingen Th. van Dolderen (Arnhem), G. Evers (Nijkerk), C. Ippel (Utrecht-N), J. van Ledden (Culemborg), D. Odijk (Apeldoorn-C), H. Westendorp (Enschede-O). Hun secundi zijn resp. G. Verwey (Arnhem), G. Bos (Harderwijk), J. van Rossum (Leerdam), A. v.d. Ham (Meerkerk), P. Poort (Eemdijk) en R. Diepeveen (Enschede-W). Diaken-afgevaardigde is W. Dam (Enschede) j zijn secundus is J. van Vulpen (Zeist).
Na een hartelijk dankwoord van de assessor aan de praeses voor zijn voortvarende leiding, waardoor toch nog in één dag de agenda kon worden afgewerkt, gaat de voorzitter voor in dankgebed en sluit hij de vergadering conditioneel.

Den Butter

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen