Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aktuele vragen rond het eindoordeel naar Matth. 25 (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aktuele vragen rond het eindoordeel naar Matth. 25 (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit artikel willen we een tweede vraag bespreken, die opkomt bij het lezen van Matth. 25. Wijst dit Schriftgedeelte er niet op dat er mensen van de christelijke daad zijn, die in de eeuwige zaligheid zullen delen? Geeft dit gedeelte geen reden om een anoniem christendom aan te nemen? Bestaat de mogelijkheidniet dat er een kerk buiten de kerk is?

De diepste oorzaak
Als u de verzen 31-46 van Matth. 25 eens rustig doorleest, moet het u treffen dat niet begonnen wordt met de vermelding van het werk, dat de „schapen" in hun leven hebben gedaan.
Eerst wordt door Christus gezegd dat Hij in het eindoordeel de wereld zal richten. Alle mensen worden voor de troon gebracht. Daar wordt door de Zoon des mensen scheiding gemaakt zoals de herder de schapen van de bokken afscheidt. De schapen komen te staan aan Zijn rechter- en de bokken aan Zijn linkerhand. De Zoon des mensen wordt hier getekend als Koning, Die hen, die aan Zijn rechterhand staan, uitnodigt met de woorden: Komt gij, gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.
De diepste oorzaak van deze rijke toekomst ligt, als we goed lezen, niet in de schapen, in de gelovigen. De gezegenden van de Vader, voor wie het Koninkrijk bereid is van de grondlegging der wereld, zullen dit Koninkrijk beërven. Gods vrij en eeuwig welbehagen is de diepste grond van de zaligheid.
Velen zijn tegenwoordig bang om dit te zeggen. Dan krijg je de wind tegen. De reactie is: dus we kunnen er uiteindelijk zelf niets aan doen? Waar maken we ons druk om?
Wordt alle „doen" van mensen op deze wijze niet lam gelegd?
We horen deze stemmen tegenwoordig veel. Uit vrees daarvoor wordt dan gemakkelijk gezwegen over de diepste oorzaak van de zaligheid. Geheel ten onrechte! En ook ten koste van de echte evangelie-boodschap en de rechte christelijke activiteit. Immers als de zaligheid in onze handen wordt gelegd en als ons doen, onze daden de doorslag zouden moeten geven voor de zaligheid, dan verkondigen we een met recht troosteloze leer. Als de genade niet meer gepredikt wordt en als genade practisch wordt uitgeschakeld, dan kunnen zondaren zich wel opbergen. Er is voor hen geen troost en geen uitzicht. Wat betekenen immers onze daden? Als we het daarvan moeten hebben, moeten we instemmen met het reële oordeel van de Catechismus: onze beste werkers zijn in dit leven met zonde bevlekt; wij maken de schuld nog dagelijks meerder. Niet wij zijn met God, maar God is met ons begonnen. Dat is de betuiging van iedere gelovige. Dat zet de zaligheid niet op losse schroeven, maar dat maakt de zaligheid des te vaster.
Het feit dat de Heiland juist dit Schriftgedeelte begint met deze zo gestelde uitnodiging, herinnerend niet aan het werk, dat zij hebben gedaan, maar aan Gods heilsbeschikking, moet voorzichtig maken. Het gaat niet aan om, als dit gedeelte zo begint, aan te nemen dat overigens niet bewust gelovige mensen zalig zullen worden op grond van hun goede daden, en hen dientengevolge te rekenen tot de kerk, tot het Christendom, hoewel ze hier anoniem waren.

De uitwerking
Als we het bovenstaande duidelijk gesteld hebben, moet direct en haastig iets anders worden gezegd, dat hier onafscheidelijk aan verbonden is en er niet van los gemaakt kan worden.
De verkorenen en gezegenden des Vaders komen echter openbaar in het doen van de werken, die in deze verzen zo duidelijk en reëel worden genoemd: het eten en te drinken geven van hongerigen en dorstigen, het bezoeken van zieken en gevangenen.
Deze werken zijn geen aanhangsel aan het leven van de gelovige. Het geloof komt in deze werken eerst goed openbaar. Of ze werkelijk de gezegenden van de Vader zijn blijkt uit het leven van elke dag. Zonder deze goede werken, deze heiligmaking zal niemand God zien en voor de Rechterstoel geen schaap, maar een bok blijken te zijn. Schaap en bok leven nu in één hok. En wij verkijken ons wel eens en houden bokken voor schapen en schapen voor bokken. Maar de Zoon des mensen weet het onfeilbaar zeker. Hij vergist Zich niet.
Goede werken zijn een beslissende voorwaarde voor het ingaan in het Koninkrijk. Immers uit deze goede werken, die geen enkele verdienende kracht hebben, blijkt of het geloof in ons werkt.

Beslissend in het eindoordeel is de houding, die men tijdens het leven heeft ingenomen tegenover de Koning. De schapen hebben bewezen dat zij een duidelijke band aan de Koning hebben. Zij hebben zich om Hem bekommerd „toen Hij nog niet als Koning der heerlijkheid aan hen geopenbaard was". Hun band aan Hem was niet afhankelijk van de uiterlijke omstandigheden - Zijn heerlijkheid - maar van Zijn persoon. Christus werkte in hen en daarom waren zij op Hem gericht en toonden zij hun liefde tot allen, die van Christus zijn, zelfs tot de minste broeder.

Bij het eindoordeel blijkt dit beslissend te zijn. Uit deze houding tegenover Christus blijkt dat zij de gezegenden des Vaders zijn. Ook zo blijkt de verkiezing nooit buiten Christus om te gaan. Tot zekerheid t. a. v. de verkiezing komt men niet buiten Christus om. En het leven van de verkorene voor wie het Koninkrijk bereid is, richt zich op Christus en uit zich in de band aan en de liefde tot Christus.

Meevallen en tegenvallen
Intussen blijft er een vraag over. We zien toch hier in dit leven dat de wereld vaak meevalt en de kerk heel vaak tegenvalt. Er zijn ongelovigen, die in hun leven christelijker lijken te zijn dan vele gelovigen, die zich alles behalve christelijk gedragen.
Helaas moeten we toestemmen dat dit voorkomt.
Als het gaat over gelovigen, die in hun leven geen goede werken tonen, die onbarmhartig, liefdeloos, zelfzuchtig door het leven gaan, dan moeten we op grond van Gods Woord zeggen: aan de vruchten kent men de boom. Het gaat niet om uiterst rechtzinnige woorden alleen, maar om zeer rechtzinnige daden tegelijk. Orthodoxie en orthopraxie zijn een eenheid. „Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is". (Matth. 7:21). Er is veel schijn-christendom. Het wordt hoe langer hoe duidelijker dat niet allen, die zeggen gelovigen te zijn, het ook werkelijk zijn. Zelfonderzoek is in dit opzicht zeer nodig en dagelijks geboden.
En wat de ongelovigen betreft die goede daden doen tot beschaming van kerkmensen: waar komen die goede daden uit voort?
Vandaag wordt gezegd: de universele heilsbetekenis van Christus is zo groot, dat we de grenzen van de kerk breder en ruimer moeten trekken dan in de regel gedaan wordt. Ook zij, die geen bewuste band aan Christus hebben, ja Hem niet of nauwelijks kennen, kunnen christenen zijn in feite. Christus' Geest werkt overal. En wij mogen ook de ongelovigen en de heidenen met verwachtingen opgrond van de universele genade tegemoet treden. We moeten wat minder exclusief en wat meer inclusief leren denken en handelen
Als deze redenering juist is, wordt aan de beslissingsernst van het christelijk geloof zeer tekort gedaan. Dan is de prediking van het Evangelie niet zo belangrijk meer. Dan is het dwaas en oneconomisch om zoveel geld te spenderen aan de zending. Maar ook wordt op deze wijze aan de unieke betekenis van de Naam van Christus getornd. We kunnen dus ook wel zalig worden buiten die Naam om? Uiteindelijk hebben we het kruis dan niet meer nodig en is het hele heilswerk van Christus een interessant, misschien nog tot goede daden inspirerend, maar niet meer noodzakelijk werk. De goede daden van de ongelovigen zijn alleen te verklaren uit de nog in deze wereld werkende algemene goedheid en gunst van de Here, die voor de zaligheid geen verdienende waarde heeft.

Als reeds Gods algemene genade nog zoveel goeds te zien geeft hoe moest dit dan de gelovigen prikkelen tot een leven naar Gods Wet krachtens Gods bijzondere genade.
Maar hoe zeer het geloof zich ook uit en moet uiten in daden, hoe nauw het ook luistert, niet op grond van onze daden zonder meer worden we zalig. Alleen Gods genade redt. En die reddende genade bewijst zich in een leven uit en voor de Here Jezus Christus.
Zelfs de moordenaar aan het kruis in het laatste uur van zijn leven tot bekering gekomen, deed nog goede werken: hij beleed de naam van de Heiland en wekte zijn collega op tot schuldbelijdenis terwijl de discipelen zwegen.

Hoe rijk is het leven uit genade door geloof in goede werken!

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1972

De Wekker | 8 Pagina's

Aktuele vragen rond het eindoordeel naar Matth. 25 (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1972

De Wekker | 8 Pagina's