Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Econoom onder de Profeten (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Econoom onder de Profeten (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het opschrift boven dit artikel kon, wat mij betreft, ook evengoed omgekeerd worden. Er zou daardoor niets veranderen aan wat ik zeggen wilde.
Het heeft er immers altijd de schijn van dat er een grote kloof ligt tussen economen en profeten en omgekeerd.
Economen zijn de deskundigen op het terrein van de wetten waarnaar het leven van de mensheid vooral in zijn verhouding tot de stoffelijke goederen, verlopen is, verloopt en als wet wel zal zijn, verlopen moet. Zij werken met de vragen van voortbrenging en gebruik, vraag en aanbod, goederen, lonen en prijzen en al de vragen - soms zijn het voetangels en klemmen - die er liggen aan die zijde van het bestaan van de mensheid.
Bij deze instelling wordt het werk van de economen gemakkelijk bedreigd door een zekere éénzijdigheid. Zij hebben heel gemakkelijk alleen oog voor de stoffelijke dingen en hun betekenis in de samenleving.
Daarbij bedreigt hen ook de instelling dat zij aan de ontwikkeling van het economische leven zelf, de wetten, de normen ontlenen, waarnaar deze zijde van het leven als het goed zal zijn, zich heeft te ontwikkelen.
Het is dan ook geen wonder dat economen gemakkelijk hun krachten overschatten, wanneer zij de lijnen zoeken te trekken, waarnaar zij menen dat het bestaan van de maatschappij zal verlopen en een bepaalde toekomst zal bereiken. Bij deze instelling bepaalt heel gemakkelijk hun onderzoek de manier van hun spreken en de inhoud van wat zij zeggen.
Profeten zijn andere figuren.
Zij hebben het oor te luisteren gelegd bij de openbaring Gods en Zijn spreken. Zij geven dóór, niet wat zij gevonden, maar wat zij gehoord hebben en vragen daarvoor gehoor. Zo was het toen de profeten in O. en N. Testament voor het eerst, onder rechtstreekse invloed van God de Here, spraken. Zo is het nu ook nog, wanneer de eens gegeven profetische boodschap doorgegeven wordt door hen voor wie dit profetische woord nog met goddelijk gezag tot ons komt.
De profeet heeft héél het leven van de mensen gezien in het licht van de goddelijke beoordeling daarvan. Hij kent de normen Gods en spreekt daarvan, constateert de afwijkingen daarvan en doet verstaan dat de toekomst mee bepaald wordt door het antwoord op de vraag of die normen Gods gezien en erkend worden of niet.
Men zou kunnen zeggen dat het bij de econoom en de profeet om dezelfde zaak gaat. Het gaat om de mens, zijn plaats in deze wereld, om het beheer van al datgene wat de mens gegeven is en het gebruik daarvan.
Het is niet juist het zo te stellen dat de economie zich alleen met het stoffelijke bezig houdt en de profetie alleen oog heeft voor het niet-stoffelijke, het geestelijke. Het is juist een trek van de echte profetie dat zij héél het leven van elke dag trekt in het licht van God, als Schepper en Wetgever van de mens.
De eenzijdigheid van de economie is daar, waar zij de betekenis van het spreken Gods miskent of achteloos voorbijgaat en alleen vanuit eigen onderzoek en denken haar oordelen geeft, geen rekening houdend met het spreken en de ordeningen Gods.
Wat niet wil zeggen dat ook de econoom geen rekening houdt in zijn beschouwingen met zedelijke beseffen van recht, eerlijkheid en billijkheid als algemeen erkende menselijke regels. Over het algemeen worden de economische beschouwingen gedragen door een sterk geloof - ook dit is een gelóóf - in de mogelijkheden van de vooruitgang. Het ideaal, dat daarbij voor ogen staat, is dat van de welvaart en het welzijn van de mens.
Men leeft bij de gedachte dat een voortgaande ontwikkeling van de economische verhoudingen zoals die mogelijk zijn door de als maar voortschrijdende macht van wetenschap en techniek een steeds toenemende welvaart geven, die op hun beurt voor de enkele mens en heel de saamleving, waartoe hij behoort, de welvaart en het welzijn moeten vergroten.
Dit vooruitgangsgeloof is tot een dogma geworden om niet te zeggen tot een afgod, een „macht" om met prof. Van Riessen te spreken. Dit geloof is naar zijn kern al oud. Het dateert van de tijd van de z.g.n. „verlichting", maar het heeft in de tweede helft van deze eeuw op ongekende wijze de mens, de westerse mens vooral, in zijn greep gekregen.
De mens is opgekweekt in het geloof dat het al meer, al verder, al hoger, op elk gebied, waartoe wetenschap en techniek mogelijkheden schenen te bieden, hem geluk geeft, welstand biedt en vrede brengt. Dit „geloof" heeft en houdt miljoenen in zijn greep.
Nu doet zich vandaag het merkwaardige verschijnsel voor dat dit vooruitgangsgeloof in een zekere crisis gekomen is. Er zijn economen, die het gevaar van deze weg zijn gaan zien. Enerzijds omdat zij beseffen dat de zucht naar het almeer van de onbegrensde productie en de daarbij aangepaste en daardoor opgewekte consumptie - men denke hier aan de reklame - de grenzen van de mogelijkheden voor de mens uit het oog verliest.
Anderzijds rooft de mens de wereld leeg en de al reusachtiger wordende industrie bederft de sfeer, waarin wij moeten leven. Het water wordt vergiftigd, de lucht vervuilt. Het plantensieraad dat onze planeet, als geen ander, tot een lustoord maakt, wordt met vernietiging bedreigd. Eveneens, voor een deel, de dierenwereld.
Er staan onheilspredikers op die zeggen dat de mens, gaat hij op deze wijze voort, bezig is zelfmoord te plegen.
Dit alles wordt dan van de mens uit gezien. De moeilijkheid is daarbij - en dit is tegelijk de zwakheid bij dit beweren - dat de economen die nu alarm roepen, eerst de mens het geloof in de onbegrensde vooruitgangsmogelijkheden hebben bijgebracht.
De massa is nu eigenlijk pas goed gaan geloven in de afgod van de onbegrensde vooruitgang, die welstand en welzijn heet te brengen voor allen.
Het is dan ook een moeilijke zaak om op het gezag van hen, die eerst het vooruitgangsgeloof predikten te aanvaarden, dat dit geloof een fictie is.
Juist nu men deel kreeg aan het pakket van de welvaart, zou men dit weer moeten loslaten en andere wegen zoeken om aan een dreigende ondergang te ontkomen.
Men loopt te hoop en demonstreert en protesteert daartegen.
Hier zal een ander geluid tegen het vooruitgangsgeloof moeten klinken, een stem, die in de economie de profetie van de openbaring Gods doet klinken.
Zulke stemmen zijn er gelukkig ook in deze actuele vragen.
Daar over in een volgend artikel.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1972

De Wekker | 8 Pagina's

Een Econoom onder de Profeten (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1972

De Wekker | 8 Pagina's