Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liturgische vragen (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liturgische vragen (3)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vaste vormen?
De eerste vraag, die bij het nadenken over de liturgie in de samenkomst der gemeente gesteld kan worden, is of wij daarbij wel vormen nodig hebben. Is God te dienen en te vereren niet zo'n door en door geestelijke zaak dat daarbij de woordeloze aanbidding en de mystieke stilte veel beter past dan welke vorm ook?
Wie dit zou menen vergeet, dat al moge God Zelf Zich aan onze ogen onttrekken, Hij Zijn spreken als Schrift gegeven heeft en dat Hij het Woord vlees heeft doen worden. Hij gaf aan Zijn contact zoeken met de mens een aards gezicht. Onze dienst voor Zijn aangezicht behoeft daarom ook niet woordeloos of zonder vorm te zijn. Zij mag ook een aards gezicht hebben.
Hebben wij daarbij vaste, telkens terugkerende vormen nodig? Moeten, indien er al vormen bij komen moeten, deze dan niet spontaan te voorschijn springen? Geeft de Heilige Geest niet een eigen expressie? Zo wil men het wel in sommige kringen. Het heeft de schijn dat men voor deze gedachte zich zelfs op de eerste tijd van de christelijke kerk, toen de geestesgaven een zekere spontaniteit aan de vergadering der gemeente gaven in Korinthe b.v., kan beroepen. Toch heeft de H. Geest door Paulus zelf gezegd dat men op deze wijze een gevaarvolle weg opging. De apostel schrijft n.l. in 1 Kor. 14:33: God is geen God van wanorde maar van vrede (d.i. harmonie) en in vrs. 40: Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden.
Daarbij onze spontaniteit is niet zo onuitputtelijk, dat er telkens nieuwe vormen zouden kunnen ontstaan. Er zou herhaling komen. Wij krijgen in de Schrift nergens de indruk dat de Here in Zijn dienst het altijd veranderende en momentelijke wil.
De wijze van hetdienen van God biedt niet zoveel mogelijkheden noch in het persoonlijke noch in het gemeenschappelijke dat er telkens iets anders zou kunnen ontstaan. Men kan wat schikken en wijzigen maar het gaat telkens om dezelfde zaken.
Het zou bij een al maar wisselende vorm van samenkomst daarbij ook nog de vraag zijn van welke kant deze wisselingen zouden moeten komen. Alleen van de H. Geest, alleen van de voorganger of van de kant van de gemeente? Hier komt ook de betekenis van de leiding van het ambt naar voren, een punt waarop ik hier niet verder inga.
De gemeente zou dan telkens, met de vraag in het hart naar de samenkomst gaan: wat zou er vandaag weer gebeuren of niét gebeuren?
Iemand schreef kortgeleden - hij behoorde tot een kerk, waarin nog al eens liturgische proefnemingen plaats vinden - verlos ons van de huisvlijtliturgie.
Een opmerking nog in verband met een vraag: Zijn vormen geen belemmering voor de H. Geest en ook voor onze geest? Het staat wel vast dat het in de dienst van God om meer dan het waarnemen van vormen gaat. Gaat de dienst daarin op, zoals soms onder het O.T. bij Israël dan wordt door de profeten het afkeurend oordeel Gods daarover uitgesproken. Daarmede zijn de vormen niet verworpen. Het waarnemen van vormen is ook niet magisch van karakter zodat de vormen de geestelijke gemeenschap bewerken, noch minder is het gebruik van vormen een verdienstelijk werk. Hier blijft voor ons iets ondoorzichtelijk. Wij sluiten de goddelijke werkelijkheden niet in de vormen op en toch gebruikt ook de Geest de vormen om onze geest levendig te maken. Ons hart kan er in gaan leven als wij aan de vormen van de dienst meedoen en meeleven. In het „stil gebed" voor de dienst belijden we deze zaak en zoeken er om.
Het gaat in de samenkomst der gemeente om de ontmoeting. Daarop wees ik reeds eerder. Nu zijn er in een ontmoeting altijd twee. In dit geval God de Here en Zijn gemeente. Dit komt ook in de elementen van de liturgie uit. Bij sommige liturgische vormen valt de nadruk op wat God zegt en doet, bij andere is meer het spreken en doen van de gemeente aan de orde. Men kan bij het eerste, het spreken en doen Gods, denken aan de verkondiging van het Woord, de bediening van de sacramenten en b.v. de zegen.
Gaat het om de gemeente dan gaat het om haar gebed, haar belijdenis, haar lofprijzing, haar offer. Men mag deze twee elementen van de ontmoeting niet uiteenhalen. De uitingen van de gemeente zouden er niet kunnen zijn als zij het spreken Gods niet gehoord had en anderzijds zoekt de Here de uitingen van Zijn volk als antwoord op Zijn spreken. Woord en ant-woord zijn hier op elkaar afgestemd. Deze verhouding moet in de vormen van de dienst tot uitdrukking komen. Het hoofdelement blijft dan het spreken Gods in Schriftlezing en prediking, alle andere elementen dienen daarop afgestemd te zijn. De sacramenten zijn hierbij vooral te zien als teken(uitbeelding) en zegel(bevestiging van het Woord) opdat zij ons - naar de schone omschrijving van de catechismus - ons de belofte des evangelies te beter te verstaan geve en verzegele. Wanneer wij nu over vormen spreken in de dienst van God, dienen wij te bedenken dat er onderscheid is tussen het Oude en Nieuwe Testament. In het Oude Testament wordt alles wat in plaats der ontmoeting aanwezig moest zijn en gedaan diende te worden minutieus voorgeschreven waarbij een bijzonder grote plaats aan de priester wordt gegeven.
Onder het N. Testament liggen de zaken anders. Daar wordt het zo gezien dat de eigenlijke dienst in de hemel te vinden is, waarheen de grote Hogepriester gegaan is. De Brief aan de Hebreeën verwijst ons daarheen.
Vandaar dat er voor de dienst op aarde minder voorschriften gegeven worden. Hier is een grotere vrijheid dan onder de O.T.-bedeling. Het N.T. geeft daarom ook geen wettelijk voorgeschreven vorm voor de dienst. Hoe men het dan deed? Daarover zijn én in het N.T. én uit de geschiedenis slechts enkele schaarse gegevens ter beschikking. En dan nog meer over de zaken dan over de vormen en hun orde in de vergadering der gemeente.
Deze zaken betreffen: de lezing van de schrift, prediking, de sacramenten, gebeden, het lied, het brengen van gaven.
Wat bij het bezien van deze gegevens opvalt is dat hier veel minder zichtbare zaken en handelingen zijn dan onder het O. Testament; het gaat meer om de geestelijke inhoud, waarbij de nadruk valt op de voltooide openbaring in Christus Jezus. Hoewel de gemeente staat op dezelfde basis van het verbond Gods en zij dezelfde Drieënige God dient, mag de gemeente leven en dienen vanuit het door de Middelaar Gods en der mensen verworven heil en zekerheid. De christelijke godsdienst is nu geen Jezus-dienst. Het gaat om de verheerlijking van de gemeenschap met de God des verbonds maar nu in en door en vanuit Christus, Daarom kunnen nu veel schaduwen en symbolen wegvallen. De dienst moet daarom eenvoudig zijn en blijven. Maar zonder vormen kan het niet en behoeft het ook niet. En zij zijn ook niet ongeestelijk.
Wel moeten hier bepaalde lijnen gezien worden. Daarover dan in een volgend art.

Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1972

De Wekker | 8 Pagina's

Liturgische vragen (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1972

De Wekker | 8 Pagina's