Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In Christus een nieuwe schepping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In Christus een nieuwe schepping

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. 2 Cor. 5:17.

In onze onderlinge gesprekken komt meermalen een zeker onbehagen naar voren over wat wij in de praktijk terechtbrengen van ons christen-zijn.
Nu moeten we altijd dankbaar zijn dat er in onze omgeving mensen rondlopen die zich bekommeren om hun verplichtingen tegenover de Here.
Maar als wij dan stuiten op een tekst als de bovenstaande, dan moeten wij ons toch wel afvragen óf wij nu ook in Christus zijn en óf wij nu ook nieuwe, schepselen zijn. Want als het over dat nieuwe gaat, dan moeten we toch vaak bekennen dat we dat niet zo erg zien zitten. En Paulus zag het blijkbaar wel. Hoe kunnen wij zover komen? En waar zit dat nieuwe dan toch wel?
Want diezelfde Paulus die hier zo uitbundig schrijft dat het oude is voorbijgegaan, heeft ook (in Rom. 7) geklaagd: „Ik, ellendig mens. Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?"
En omdat wij veelal meer bedreven zijn in het nazeggen van klachten dan in het overnemen van de overwinningsjubel, eindigen wij meestal niet, zoals Paulus deed: „Gode zij dank door Jezus Christus, onzen Here."
Daarom hebben wij ook nogal wat moeite met het „nieuwe".
Daar komt dan nog bij, dat velen van ons geen positief antwoord durven geven op de vraag: bent u in Christus? En - laat ik dat er vooral bij zeggen - het lijkt mij ook niet verstandig elkaar met zulke vragen te lijf te gaan. Want het vergt nogal wat Schriftkennis en volwassen geloof om op zulke vragen te antwoorden.
Niettemin zitten we dan toch voor onszelf met de vraag: zou ik daar nu bij horen, bij die mensen die in Christus zijn? En hoe kom ik daar bij?
Nu is het voor het onderscheiden van de staat waarin wij geestelijk verkeren allereerst nodig dat wij weten wat we bedoelen met de termen die we gebruiken. Wat bedoelt Paulus met iemand die in Christus is?
Het tekstverband geeft ons daarover enige opheldering.
In vs. 14-16 vertelt Paulus van de liefde van Christus: „dat één voor allen gestorven is. Dus zijn zij allen gestorven." Dat is een opmerkelijke uitspraak. Want daarin wordt van de gelovigen gezegd, dat zij gestorven zijn. Maar dat moet dan wel een bijzondere betekenis hebben, want het betreft mensen die nog leven. De nog in leven zijnde gelovigen zijn in zekere zin al gestorven. En dat sterven viel samen met het sterven van Christus voor de gelovigen. Met andere woorden: toen Christus stierf aan het kruis, toen zijn de gelovigen allen - in zekere zin - gestorven. Dat is de betekenis van het in Christus zijn. Nu blijft de vraag over: in welke zin zijn de gelovigen dan met Christus gestorven? Ook daarop geeft het tekstverband het antwoord: „En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft..." De gelovigen zijn in die zin gestorven, dat zij door de kruisdood van Jezus met God zijn verzoend. Als zondaren, met hun schuld voor God, zijn zij er nu niet meer. Door de dood van Christus heeft God al de Zijnen gerechtvaardigd. „Het is volbracht." Daarom zijn zij ook met Christus opgewekt. Want Christus is voor hen gestorven en opgewekt (vs. 15).
De opwekking van Christus is de rechtvaardiging van de Zijnen. Zij mogen nu leven. Niet meer als zondaren, maar als nieuwe mensen, als christenen. „Opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem . . . ", dat is: Christus.
God heeft door het kruis de gelovigen overgezet in een andere staat des levens.
Maar nu zijn wij er nog niet. Want nadat de verhouding van God tot de gelovigen veranderd is door de verzoening, moet ook de verhouding van de gelovigen tot God veranderd zijn door de bekering. En dat is bij de gelovigen ook inderdaad het geval. Want van nature waren zij heidenen, vijanden van God en Christus. Maar door de prediking van het evangelie en de werking van de Heilige Geest zijn zij veranderd. Nu geloven zij in Christus en daardoor hebben zij - en de doop is daar een bevestiging van - deel aan de verzoening en het nieuwe leven in Christus. Zij hebben die verzoening met een gelovig hart aangenomen. En zij hebben ook de nieuwe doelstelling van hun leven (voor Hem te leven) met een gelovig hart aangenomen. Zij zijn navolgers van Christus geworden. En ook daarvan geldt: „En dit alles is uit God . . ."
En de weg waarlangs wij daar komen is die van bekering en geloof. Velen vragen zich af of hun geloof wel echt is. Dat moet uit de vrucht blijken. En als u die vrucht niet waarneemt en dus nog twijfelt aan de echtheid van uw geloof, begin dan eens van voren af aan. Wees gehoorzaam aan het evangelie. Bid om de Heilige Geest die het geloof werkt.
Bekeer u van alles waarvan u zeker weet dat het zondig is. Wie zich op deze wijze („voor het eerst of opnieuw") bekeert, zal niet in het onzekere blijven. Dit is de enige weg. Met verstandige redeneringen kunnen we de pijn van de twijfel alleen maar verdoven.
Wij mogen onszelf niet geruststellen met onze ongerustheid.
Langs de weg van bekering en geloof komen we te weten dat we in Christus zijn.
En uit het evangelie leren we dan: wie in Christus is, die is een nieuwe schepping. Schepping, omdat dit alles is uit God.
Nieuw, omdat we ons bekeerd hebben tot de gezindheid van Christus, het leven voor Hem. Nu blijft er nog een belangrijke vraag over: waarom heeft Paulus in zijn brief over deze dingen geschreven?
Want ook de toepassing van deze woorden moeten we afleiden uit het tekstverband. En in dit geval moeten we dan lezen wat onmiddellijk aan de tekst voorafgaat: „Zo kennen wij dan van nu aan niemand naar het vlees. Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer." Ook deze uitspraak is ons niet zonder meer duidelijk. Maar tegen de achtergrond van deze brief zal het ons wel meer gaan toespreken. De apostel was in de gemeente van Corinthe verdacht gemaakt. Zogenaamde apostelen die zeer „geestelijk" dachten en leefden waren in Corinthe gekomen met aanbevelingsbrieven en hadden de gemeente er van overtuigd dat hun prediking veel geestelijker was dan die van Paulus. Zo had de mening postgevat dat Paulus toch niet de „ware" apostel van Christus was. Het gezag van Paulus en zijn onderwijs was ondermijnd. Daardoor was Paulus in de verdediging gedrongen. Hij moest opkomen voor de echtheid van zijn ambt. Dat zou in de gemeente die hem was gaan wantrouwen de indruk kunnen wekken dat Paulus zichzelf wilde handhaven. Alsof het hem om zijn eigen eer en positie te doen was. Alsof hij door zelfzucht gedreven werd om zijn diensten aan de Corinthiërs te verkopen.
Tegen die verdenking verdedigt Paulus zijn ambt. Het gaat hem om de opdracht van Christus. En om het werk van God in Corinthe. En om het welzijn van de gemeente. Hij tracht de mensen te overtuigen, omdat hij weet, „hoe zeer de Here te vrezen is" en omdat de liefde van Christus hem dringt. De apostel is gegrepen en bewogen door de zelfverloochening en de offerande van Christus aan het kruis. Die boodschap heeft hij verkondigd in Corinthe en daardoor zijn velen tot bekering en geloof gekomen. Daar mag Paulus de gemeente op aanspreken. Zij hebben zelf dit evangelie beleden. Als gelovigen zijn zij betrokken bij het kruis en de opstanding. Zij zijn in Christus. Dus zijn zij nieuwe schepselen: het oude is voorbijgegaan, het nieuwe is gekomen. Er is een punt gezet achter het oude leven, waarin zij voor zichzelf leefden. Christus heeft hen onttrokken aan de verdelgende macht van de zonde. En hen gebracht onder de heerschappij van de liefde. Christus is het nieuwe beginsel van hun leven. En dat is het beginsel van de liefde, het leven voor Hem. Ze hebben een nieuwe drijfveer: niet meer de zelfhandhaving maar de zelfverloochening.
Zij zijn een nieuwe schepping. Er waait nu een andere wind in hun leven, er bruist een andere geest, er stroomt een ander bloed. Het oude leven wordt door de Geest van God afgedamd, uitgeschakeld, het heeft niet meer de overhand.
Christenen kennen elkaar dus als een nieuwe schepping. Ze weten van elkaar dat ze gedrongen worden door de liefde van Christus. Ze kennen elkaar niet meer naar het vlees. Dat betekent: naar het oude, zondige leven dat door zelfzucht werd gedreven. Ze beschouwen elkaar als navolgers van Christus. Ze verwachten van elkaar het nieuwe, het leven voor Christus. Ze verdenken elkaar niet van zondige bedoelingen.
Als de Corinthiërs Paulus verdacht maken, is dat in strijd met hun eigen belijdenis. Het is ver beneden hun geestelijke stand. Zo kennen wij elkaar nu niet meer, zegt Paulus.
Dat was vroeger anders. En dan legt Paulus een bekentenis af: vroeger heeft hij zelfs Christus naar het vlees gekend. Dus: hij heeft Christus voorheen beschouwd als iemand met verkeerde bedoelingen. „Thans niet meer". Nu kennen we niemand meer naar het vlees. We verwachten van geen enkele belijder dat hij uit verkeerde drijfveren handelt. We zijn toch allemaal nieuwe schepselen? We hebben toch een nieuwe drijfveer in Christus?
In dit licht moeten wij nu eens nagaan hoe wij in de kerk gewoonlijk over elkander oordelen. Wat oordelen wij vaak heidens over elkaar. Maar wat wij van een ander zeggen, zijn wij dat niet zelf?
Wie zo gemakkelijk een ander verdenkt van verkeerde bedoelingen, is hij (of zij) zelf wel in Christus?
Maar als wij echt in Christus zijn, als wij door de liefde gedrongen worden, mogen en kunnen wij dan nog hard en liefdeloos over elkaar oordelen?
Wij spreken tegenwoordig over het gevaar van de polarisatie, de toenemende tegenstellingen en de verwijdering van elkaar.
Maar zou daar niet achter liggen het gevaar van elkaar kennen naar het vlees.
Zouden we niet beter doen door wat minder te redeneren en ons wat grondiger te bekeren? Ik weet dat we dit niet gemakkelijk zullen beamen en beleven.
Dit mes snijdt in ons aller vlees.
Maar de bijbel zegt ons op welk niveau wij behoren te leven.
Wie zijn zonde belijdt en laat die zal barmhartigheid vinden. Wij moeten ons onderwerpen aan het evangelie.
Als wij dat niet doen met hart en leven, dan zullen rechts en links en midden samen ondergaan.
Alleen in Christus worden wij verlost van achterdocht en wantrouwen. En Christus zal ons leren hoe wij met elkaar moeten omgaan in liefde. De Geest van God is bezig de gelovigen te vernieuwen naar het beeld van Christus. Eenmaal zullen zij volmaakt zijn: door Christus en de Vader en de Heilige Geest een nieuwe schepping.
„Gode zij dank door Jezus Christus, onzen Here."

Amsterdam, J.P. van den Boomgaard

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1972

De Wekker | 8 Pagina's

In Christus een nieuwe schepping

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1972

De Wekker | 8 Pagina's