Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In memoriam Muus Jacobse

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In memoriam Muus Jacobse

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wachten
Wanneer het gras diep is van zonnegloed,
Denk ik: niet om te slapen wordt men weggelegd,
Maar om te kijken, ruggelings en recht,
Als een die wakker is en wachten moet.
Muus Jacobse
(uit: Het huisgezin)

Op 21 november 1972 stierf dr. K.H. Heeroma op 63-jarige leeftijd te Groningen. „Bijna onmerkbaar werd zijn lichaam zwakker - En toen de winter aankwam sliep hij in." Zijn lichaam werd bij het Groene Kerkje van Oegstgeest aan de schoot der aarde, de „dodenakker der geslachten", toevertrouwd, vanwaar hij de opstanding der doden verwacht, want:

Als eenmaal het laatste gericht
De muren uiteen doet wijken
En in het zingende licht
De stenen zullen bezwijken,

Vliegen op gouden pluimen
De engelen uit de kerk
En blazen met hun bazuinen
Op de brekende zerk.

En het licht zal binnendringen
In de diepste duisternis,
En de kinderen zullen zingen
Omdat het morgen is."
(Groene Kerkje, Oegstgeest)
(uit: Het huisgezin)

1909 - 1972
Klaas Hanzen Heeroma aanschouwde te Hoorn op Terschelling op 13 september het levenslicht. In Leiden studeerde hij Nederlands, waar hij o.a. de colleges van Albert Verwey volgde. In 1935 promoveerde hij bij prof. G.G. Kloeke op het onderwerp: Hollandse dialektstudie; bijdrage tot de ontwikkelingsgeschiedenis van het algemeen beschaafd Nederlands. Uit zijn aan deze dissertatie gevoerde stellingen citeer ik de derde: „Jullie is via julie ontstaan uit joelie".

In 1949 werd Heeroma hoogleraar in de Nederlandse taalkunde aan de universiteit van Djakarta. In 1953 volgde zijn benoeming tot professor in de Nedersaksische taal- en letterkunde.
Niet onvermeld mag blijven, dat hij redacteur was van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, gevestigd te Leiden. Een aantal jaren is hij voorzitter geweest van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Hij kreeg de opdracht een studie te maken van de liederen en gedichten uit het Gruthuse handschrift ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van deze maatschappij.
Met de taalstudie heeft Heeroma zich intens bezig gehouden. In dit verband noem ik enkele boektitels: „Taalnatuur en taalcultuur." (1949). „De Nedersaksische letterkunde." (1953). „Nader tot een taaltheologie." (1967). „Sprekend als nederlandist." (1968).
Taaltheoloog noemde men hem en de titel van zijn feestbundel, hem aangeboden toen hij zestig jaar werd, heette niet toevallig: „Zijn akker is de taal".

Zijn dichterlijk ego Muus Jacobse
Meer nog als taalgeleerde is hij bekend geworden als muzenzoon. Als Muus Jacobse heeft hij zijn bijdrage geleverd aan het literaire tijdschrift „Opwaartsche wegen". Later heeft hij het christelijk tijdschrift „De werkplaats" opgericht.
In 1932 publiceerde hij zijn bundel „Programma", gevolgd door „De doortocht" (1936) en „Tussen de bedrijven" (1938).
De oorlog brak uit en ook Heeroma's poëzie moest onderduiken in die vijf donkere jaren. In die periode bediende hij zich van andere schuilnamen. A. Waterman publiceerde „Et sub aqua"; Marten Kolkman schreef de „Sonnetten" en Leen Visser dichtte „Ie sie des Meyen schijn . . . " . Deze drie uitgaven verschenen in de illegale reeks „In signo piscium" - (in het teken der vissen). „De wiekslag van de vrede" verscheen onder het pseudoniem Gerben Bos.
Terug naar Muus Jacobse. Nog twee uitgaven van hem uit de oorlog. „Het bescheidendeel" (1941) en „Het offer des Heeren" (1942).
Na de bevrijding en in het „bevrijdingsjaar" verzorgde Daamen's Uitgeversmaatschappij in 's-Gravenhage zijn bundel verzetsverzen „Vuur en wind", waar de dichter de Van der Hooght-prijs voor ontving en is bovendien bekroond met de prijs voor verzetspoëzie van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Uit het gedicht „Op Nebo's top" (1943) twee coupletten:

Maar als ik leven mag tot de bevrijding
en juichen op het overwinningsfeest,
God, doe mij dan dit weten: wat voorbijging
aan nood en leed is niet vergeefs geweest.

Laat hier een volk herrijzen, wijzer, schoner
dan toen het neerdaalde in het doodsgebied,
dan van Uw aarde opnieuw een vrij bewoner
staag naar de kim van Uw voleinding ziet!

Muus Jacobse schreef eenvoudige gedichten en zijn taal werd verstaan door het volk waar hij voor schreef. Hoe hij zijn opdracht als dichter aanvaardde wil ik graag duidelijk maken door enkele citaten uit de inleiding, die K. Heeroma schreef in de bloemlezing van jongprotestantse dichters getiteld: „Het Derde Réveil". „Het eerste réveil was dat van Da Costa en Groen van Prinsterer, voorafgegaan door Bilderdijk. Het tweede was dat van Kuyper en De Savornin Lohman. Het derde réveil zijn wij." - „Wie dichter is, stelle zijn dichterschap in dienst van God. Misschien dat God door hem wil spreken." - „God had zich aan mij door mijn gedicht, waarmee ik zijn geheimen was genaderd, geopenbaard, nu kon ik als dichter voortaan niet anders meer dan evangelist zijn. Het dichterschap was nu een middel in Gods hand geworden, waarmee ik aan anderen de waarheid van Gods Woord moest openbaren, zoals die aan mijzelf geopenbaard was."

Van 1932 naar 1946. In dat jaar kwam zijn bundel „De drie kooien en andere gedichten" op de markt en een jaar later zijn „Bijbelse gedichten", waaruit dit gedicht:

PAULUS
Ja, ik wil dwaas zijn, ik wil mij beroemen!
Want opgetogen op onaardse wijs
Zag ik met zienloos oog het paradijs
En hoorde woorden die geen mond kan noemen . . .

Ach, dat ik kennen moet: Heer, dit verraad -
Neem van mij af wat mij het vlees doet schrijnen
En neerdrukt in de lijfselijkste pijnen,
Alsof een engel mij met vuisten slaat . . .

Dan Hij: „de doorn waarom gij u verbijt
En Mij verbidden wilt, is niet tot hoon,
Maar dat hij u herinnert aan de kroon
Van duizenden doornen die Ik om u lijd:
Al wat u kwelt, het heeft Mij meer gekweld,
Wat u verheft, het heeft Mij neergeveld."

Verdere bundels van Jacobse zijn: „Het kind, en andere gedichten" (1949); „Het huisgezin" (1959) en „Bijbelse gezangen" (1962). Uit laatst genoemd bundeltje graag dit lied:

HET DOCHTERTJE VAN JAÏRUS
Jaïrus had een dochtertje.
En allen die haar zagen,
Dachten dat zij gestorven was
En kwamen haar beklagen.
Maar Jezus zei: ga heen, zij slaapt!
En heeft haar aangeraakt.
Slapen is niet tot de dood,
Slapen is wachten op U,
Want als uw stem tot ons spreekt,
Zien wij en kennen wij U.

Toen Jezus zei: sta op, mijn kind!
Stond zij weer op haar voeten,
Omdat opnieuw het leven vindt,
Wie Jezus mag ontmoeten
Wie Jezus' hand heeft opgericht,
Mag lopen in het licht.
Slapen is niet tot de dood,
Slapen is wachten op U,
Want als uw stem tot ons spreekt.
Zien wij en kennen wij U.

Dichter-berijmer
In 1944 was hij reeds betrokken bij een nieuwe psalmberijming. Drie jaar later schreef hij het boekje: „Kan er een nieuwe psalmberijming komen? Gevolgd door een kritische vergelijking van een aantal vertalingen en bewerkingen van psalm 23." Pas in 1967 verscheen de definitieve' Nieuwe Berijming van de Interkerkelijke stichting voor de psalmberijming. 22 berijmingen zijn van zijn hand; 11 in samenwerking met een andere dichter. Ik kan niet anders dan hier psalm 4:3 (berijmd) citeren, het psalmvers dat ook boven zijn overlijdensadvertentie stond:

Ik kan gaan slapen zonder zorgen,
want slapend kom ik bij U thuis.
Alleen bij U ben ik geborgen.
Gij doet mij rusten tot de morgen
en wonen in een veilig huis.

Een machtig lied!
Ondervond hij als dichter-berijmer inspiratie van de werksamenkomsten op „De Pietersberg" in Oosterbeek en vreugde van een collectief dichterschap, later „Het Landvolk" genoemd, hetzelfde kan gezegd worden van datgene wat hij voor een nieuw gezangenbundel heeft gedaan.

Een christen dichter
Klaas Hanzen Heeroma is niet meer, maar in zijn werk en verzen, die hij ons heeft nagelaten leeft hij voort. Dichters sterven, maar het woord niet.
Heeroma, de taalgeograaf en -geleerde.
Muus Jacobse, de dichter.
Zijn talenten heeft hij niet in een zweetdoek begraven, maar in dienst van het volk gesteld en in zijn geleerdheid zijn kinderlijke eenvoud en bijbelse vroomheid niet verloren.
Zijn taak was af.
Hier heeft hij gewerkt, maar - en dat is de titel van een gedicht -

Er blijft een rust over voor het volk Gods
Het leven naar de dood is een geschenk,
Omdat het einde alle stilten vult
Met uitgestreden strijd, verzoende schuld.
Het leven uit de dood is een geschenk.

Het zijn de zeventig, de tachtig jaar,
De duizend dingen niet die men bedrijft,
Het is alleen de rust die overblijft,
Want God wordt in de stilten openbaar.

Hij bouwt ons levenslang een veilig huis,
Dat ons van jeugd tot ouderdom behoedt:
Hij heeft zijn dood gegeven aan ons bloed
En waar wij slapen zijn wij bij Hem thuis.

Leiden, J. Boelema
december 1972.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1973

De Wekker | 8 Pagina's

In memoriam Muus Jacobse

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1973

De Wekker | 8 Pagina's