Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In Jezus ingedoopt? (Mislukt appèl 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In Jezus ingedoopt? (Mislukt appèl 2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drie weken geleden bespraken we in het artikel „Mislukt Appèl" het boek van ds. A.M. Lindeboom „In het uur van bezinning" - het tweede deel, dat heet „In Jezus ingedoopt". We beloofden op dit boek terug te komen en nader te motiveren waarom we dit boek afwijzen.

De Heilige Schrift
De hoofdstelling van de auteur is: wie gedoopt wordt, wordt ingedoopt in de gemeenschap met God Zelf; er wordt een persoonlijke verbinding gelegd. In de volgende paragraaf wordt dit gelijk gesteld met de doop met de Heilige Geest. Dit geldt niet alleen van de volwassen-, maar ook van de kinderdoop. Hij stemt toe dat wij het de Heilige Geest dikwijls erg moeilijk maken om bij de doop tegenwoordig te zijn. Hij is van mening dat tijdens de doophandeling het geloof een eis is aan de biddende gemeente. God wil zeker door het bad der wedergeboorte en de Heilige Geest de kinderen vernieuwen, maar wij kunnen dit alleen van Hem verwachten, als die kinderen gedragen worden door de gebeden van een gelovig en biddend volk. Hoe moeten we dan met die personen die zich later toch als afvalligen openbaren? Er zijn tweeërlei kinderen des verbonds: kinderen des vleses en kinderen der belofte. Gods belofte komt alleen maar tot vervulling bij die beloofde kinderen. Tegelijk is het waar dat, als de andere verbondskinderen verloren gaan, dit steeds komt door eigen verantwoordelijkheid. Beide waarheden moeten we ongerept naast elkaar laten staan, zonder er verder, op wat voor manier ook, aan te morrelen. Dat moet je leren in de weg van geloof en gebed.
Maar de doop blijft een gebeuren, een happening! Aldus een korte weergave van het gevoelen van ds. Lindeboom.
Wie het Nieuwe Testament leest zal niet willen ontkennen dat in verschillende gevallen de waterdoop samenvalt met de doop met de Heilige Geest. Maar dat is niet beslissend. Beslissend is de vraag of de betekenis van het „indopen in de gemeenschap" is dat we er van uit moeten gaan dat het heil van de Drieënige God nu ook direct in het hart van de dopeling komt, groot of klein. Lindeboom meent van wel. Hij gaat daar van uit, wetend overigens dat dit niet bij allen het geval is. Direct komt dan de vraag op - zonder aan Gods doen te morrelen - is er dan tweeërlei doop? We komen dan weer terecht in het stuntelig gestotter dat de gereformeerde synodes in de veertiger jaren ten gehore brachten.
De Heilige Schrift leert de noodzaak van persoonlijke wedergeboorte - denk aan het gesprek van de Heiland met Nicodemus, een leraar in Israël!
De N.T.-ische gemeentebeschouwing - heel de gemeente wordt aangesproken met de benaming „geroepen heiligen" - geeft ons geen recht er van uit te gaan: het is met ieder lid van de gemeente, oud en jong, persoonlijk in orde - allen gedoopt met de Heilige Geest.
Deze gemeentebeschouwing onderstreept wel het grote voorrecht en de zware verantwoordelijkheid die ieder lid van de gemeente heeft. Niet graag zou ik willen ontkennen dat de gedoopte in een persoonlijke verhouding wordt gesteld tot de Drieënige God. De grote vraag is: van welke aard is deze verhouding? Het is voor Lindeboom blijkbaar onmogelijk te geloven dat men deze verhouding krachtig kan onderstrepen, de troost en de ernst van deze verhouding kan handhaven zonder er van uit te gaan: de gedoopte is wedergeboren door de Heilige Geest.
De benadering van de Schrift, zoals Lindeboom die geeft, is zo onwerkelijk, als we het N.T. lezen en denken aan de situatie van de kerk na Pinksteren. Neem de zeven brieven van de Verhoogde Christus in Openb. 2 en 3. Dacht Lindeboom werkelijk dat je in deze gemeenten veel zoudt kunnen beginnen met de doop met de Heilige Geest? Christus spreekt er met geen woord over. Deze brieven staan in de N.T.-ische kerkwerkelijkheid.
Bladzijden zou je vol kunnen maken om deze gevaarlijke, door Lindeboom opnieuw gepropageerde leer, af te wijzen.

De taal der kerk
Een ander aspect van Lindebooms' opvattingen heeft betrekking op de belijdenis van de kerk. Hij is er heilig van overtuigd dat zijn opvattingen door en door reformatorisch zijn. Het is ondoenlijk om deze gedachten van Lindeboom geargumenteerd en gedocumenteerd te weerleggen. Trouwens Lindeboom zelf gaat ook niet in op diverse contra-argumenten, die in de loop der jaren tegen de synodale verbondsleer zijn ingebracht.
Hoofdzaak is voor mij dat de auteur geen recht doet aan de taal der kerk en die taal der kerk naar zich toe trekt om zijn opvatting kracht bij te zetten en andere duidelijke uitdrukkingen verwaarloost.
Neem de bekende uitdrukking „in Christus geheiligd", die door Lindeboom weer wordt uitgelegd als een inwendige heiligheid, die gesteld wordt tegenover de uitwendige heiligheid. Alsof er ook geen andere verklaring mogelijk is, waarbij de heiligheid niet persé de inwendige heiligheid betekent, die de wedergeboorte inhoudt, maar opgevat wordt als verbondsheiligheid: afgezonderd van en afgezonderd tot, waarbij die heiligheid geen vrijblijvende zaak is voor de geheiligde persoon. En wat dan ook altijd zo tegenstrijdig is - en Lindeboom's boek laat het weer zien - dat we belijden dat onze kinderen in Christus geheiligd zijn en tegelijk ze er voor moeten houden dat zij in Christus geheiligd zijn. Het een sluit het ander uit. In heel de redenering, die hier weer naar voren komt, wordt geen recht gedaan aan de sacramentele wijze van spreken, die in de belijdenis van de kerk wordt gebruikt. Wie daar geen oog voor heeft kan in de war raken en menen dat het teken van de zaak samenvalt met de zaak van het teken. Maar als in de Catechismus in antwoord 69 gesproken wordt over de toezegging van Christus en in antwoord 73 over de verzekering van God, dan moet men toch wel weten wat men doet als men meent te mogen zeggen: de inwendige vernieuwing en doop met de Heilige Geest heeft plaats gehad.
Veelmeer zal men oog moeten hebben voor het feit dat in de Catechismus de gelovige christen aan het woord is, die er oog voor heeft wie God in Zijn grote barmhartigheid is en wat Hij ons heeft beloofd: ook oog er voor heeft - en daar willen we graag nadruk op leggen, ook of liever juist in onze kerken - dat tegenover zulk een genadige, belovende God alleen maar past een gelovende bondeling.
Het is bijzonder jammer dat we deze dingen weer moeten ophalen nu dit boek verschenen is en we ons weer terugwanen in de posities van de oorlogstijd, toen op oorlogspapier brochure na brochure verscheen om dezelfde dingen uiteen te zetten.

De praktijk
Wat ik het ergste vind: dit boek of liever de in dit boek gegeven voorstelling is zo funest voor de kerkelijke praktijk en de kerkelijke verhoudingen.
Wat dit laatste betreft: ik ben er heilig van overtuigd dat we elkaar alleen maar zullen vinden wanneer we het eens zijn over Schrift en belijdenis en de geestelijke hantering daarvan; wilt u de religie van de belijdenis. Die religie van de belijdenis, het persoonlijke beleven, krijgt hier geen plaats, kan hier geen plaats krijgen. De doop met de Heilige Geest heeft immers reeds plaats gehad. Wat let ons nog? Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken. Stumperds, die daarover tobben! We zijn er immers allemaal? God heeft het al gedaan toen we gedoopt werden. Nu behoeft er niets meer te gebeuren. En het gevolg? Een geslacht, dat rein gewassen is in eigen oog; maar geestelijke scharminkels. Kameelgeraamten m een brandende zandwoestijn, placht wijlen prof. Wisse dan te zeggen. En het is waar. De geestelijke verschraling hangt voor een groot gedeelte samen met deze opvatting. Men heeft geen plaats meer voor de Heilige Geest. Men weet ook niet meer wat het werk van de Heilige Geest is. Het tragische is dat die beste ds. Lindeboom het zo goed bedoelt en van mening is dat de geestelijke crisis alleen opgelost wordt doordat we allen terugkeren tot deze doop met de H. Geest, die reeds heeft plaats gehad. Het is m.i. juist andersom: de geestelijke crisis wordt alleen overwonnen, wanneer we ons geestelijk automatisme eens loslaten en ons als arme zondaren, niet hoewel, maar juist omdat we verbondskinderen zijn, laten zaligen.
Dan worden Gods beloften rijk!
De redenering van ds. Lindeboom is koren op de molen van alle Pinksterbroeders. En terecht! Hij heeft beslist geen verweer. De jonge kinderen gedoopt met de Heilige Geest? Ach lieve - wat kunnen we dat zien. Wat een warmte, wat een gloed - als het maar waar was! Lindeboom staat uiteindelijk op het oude standpunt van de wederdopers: de doop verzegelt inwendige genade. Niet de belofte Gods, maar de dopeling wordt verzegeld! Als dat waar zou zijn hebben de geestelijke nazaten van de wederdopers - de huidige „groepen" - volkomen gelijk.
Om al deze redenen vinden we het jammer dat het boek van Lindeboom, wiens strijd voor handhaving van de belijdenis we respecteren, in deze vorm verschenen is.
Op enkele onderdelen komen we t.z.t. nog wel eens terug.

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1973

De Wekker | 8 Pagina's

In Jezus ingedoopt? (Mislukt appèl 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1973

De Wekker | 8 Pagina's