Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Orthodoxie en orthopraxie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Orthodoxie en orthopraxie

7 minuten leestijd

Een artikel van dr. C. Graafland
In de onlangs verschenen bundel „De religie van het belijden" schreef prof. dr. C. Graafland over „Orthodoxie en orthopraxie".
Wat orthodoxie is, weet iedereen. Orthopraxie is een minder gebruikelijk woord. Terwijl orthodoxie wijst op de rechte leer, duidt orthopraxie het rechte handelen aan. Naar aanleiding van de publikatie van het bekende „Getuigenis" is niet zelden de opmerking gemaakt, dat het niet alleen gaat om orthodoxie, maar ook om orthopraxie. Dat klinkt min of meer als een verwijt.
Het is de vraag, of het „Getuigenis" eenzijdig leerstellig te noemen is. Maar dr. Graafland laat dit punt rusten, omdat hij in het kader van het boek waarin zijn bijdrage is opgenomen, na wil gaan of de eenzijdige beklemtoning van de zuivere leer ten koste van de levenspraktijk opgesloten ligt in het klassieke belijden der kerk. Niet weinigen achten immers een nieuw belijden nodig, waarin de levensheiliging, de rechte daad van het christelijk geloof veel meer tot uitdrukking zou worden gebracht. Sommigen leggen zo sterk de nadruk op de orthopraxie, dat de genade verduisterd wordt vanwege de lasten die de mens worden opgelegd in de opdracht om zich te geven aan de totstandkoming van het heil in deze wereld.
Een goed uitgangspunt is art. 24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waarin het gaat over de verhouding van geloof en wedergeboorte, wedergeboorte en heiliging en rechtvaardiging en heiliging.
Art. 24 begint met het geloof dat de mens wederbaart en maakt tot een nieuwe mens. Wedergeboorte is hier niet zozeer het begin van het nieuwe leven, als wel het nieuwe leven in zijn geheel. Door het geloof worden wij niet alleen vrijgesproken van schuld en straf, maar daardoor wordt ook ons gehele leven vernieuwd. Calvijn heeft geleerd, dat wij door het geloof wedergeboren worden. Dat is de ruimere betekenis van het woord wedergeboorte.
De reformatoren beleden, dat wij door het geloof alleen zalig worden - sola fide. Zij verklaarden tegelijk, dat dit geloof niet alleen blijft. Geen rechtvaardiging zonder heiliging! Dr. Graafland spreekt verder over het onderscheid tussen heiliging en moraliteit. Bij de moraliteit van de mens die niet uit het geloof in Christus leeft, gaat het om de goedheid van de mens zelf, terwijl wij bij de heiliging denken aan de vrucht van de Geest (Gal. 5 vers 22). De niet-christen streeft naar de humanisering van het leven en van deze wereld, terwijl de christen in zijn concrete levensheiliging de eer van God en de dienst van God op het oog heeft. Bij de algemeen menselijke moraliteit verwacht de mens het van zichzelf en blijft hij gebonden aan zichzelf. De heiliging is een leven voor het aangezicht van God, waarin wij vrijgemaakt zijn van onszelf: vrijgemaakt van de slavernij van de zonde, vrijgemaakt tot een waarachtig dienstbaar leven.
Tenslotte wijst Graafland op het concrete in de heiliging. Stellen wij ons te vaag en te algemeen op in de concrete vragen, noden en uitdagingen van onze wereld, zoals wel gezegd wordt?
De persoonlijke gestalte van de heiliging staat op de voorgrond. Er zijn slechts „fragmentarische uitbreidingen" naar de grotere verbanden van land en volk en wereld. Het zijn tekenen van de toekomst op de weg naar de voleinding die God in uitzicht heeft gesteld. Toch wordt in de christelijke heiliging wel degelijk partij gekozen, doordat in elke situatie opnieuw gevraagd wordt naar de wil van God voor mens en maatschappij en voor de wereld, ook in haar politieke en structurele nood en schuld.

Een toespitsing
In heel 't betoog van dr. Graafland schemert door, dat hij beducht is voor de nieuwere theologie. Hij wijst haar kritiek op het gereformeerd belijden af. Het is geen orthodoxie zonder orthopraxie. Maar hij valt haar ook rechtstreeks aan.
Hij keert zich tegen allerlei nieuwe benaderingen waarin men ervan uitgaat, dat God en mens elkaars bondgenoten zijn krachtens de schepping. Het heil wordt dan niet uitsluitend aan God toegeschreven, maar aan God en mens, die met elkaar samenwerken, niet als concurrenten maar als bondgenoten.
Het semi-pelagianisme, het rooms-katholicisme en het remonstrantisme zochten een tussenweg die tussen heiliging als voluit leven uit de genade van God en moraliteit als leven uit de mens zelf doorging. Deze weg is door de Reformatie met de grootste beslistheid afgewezen.
Het is gevaarlijk en verwarrend, als het wordt: God èn de mens. Dan schrijft Graafland: „Die verwarring heerst er ook in onze tijd. Ze wordt veroorzaakt, zoals wij boven reeds aangaven, door het subtiele theologoumenon, dat God en mens geen concurrenten zijn, maar elkaars bondgenoten. Dat moet doorgaan voor het echte bijbels-israëlitisch denken, maar in feite is het een judaïstisch-pelagiaans denken, dat in de Schrift zelf reeds zich openbaart in zijn vijandschap tegen Christus en zijn exclusieve en volkomen genade. De Schrift leert anders. De Schrift leert, dat wij door de zonde wel concurrenten van God zijn geworden, die niets liever zouden willen dan zelf God zijn en die daarom ook van zichzelf geloven, dat zij goed zijn en uit hun eigen bronnen kunnen leven. Maar de Schrift zegt ons ook, dat in onze concurrentiestrijd met God, God het van ons wint en ons failliet verklaart en ons ertoe brengt om ons faillissement te onderschrijven om van nu voortaan uitsluitend te leven van wat Jezus Christus voor ons verdiend heeft. En dat geloof maakt ons leven nieuw, zodat God nu niet meer onze tegenstander maar onze God en Vader wordt, en het onze diepste begeerte wordt om Hem te dienen en in Hem onze naaste in deze wereld."

Reactie
In het „Gereformeerd Weekblad" van 25 mei 1973 wordt hier scherp tegen ingegaan. Hier wordt, lezen wij, een vraagstelling terzijde geschoven, die niet tegenover het evangelie werd uitgedacht, maar in dat evangelie werd gefundeerd. Deze analyse van de verwarring slaat nergens meer op. Ze is gegroeid uit een diep wantrouwen, waarmee men anderen gadeslaat. De storing is ontstaan uit een „interpretatie", die in lijnrechte strijd is met wat gezegd en bedoeld werd. En daarin ligt dan de verwarring. Het licht valt uit!
Die felle reactie is van prof. Berkouwer. Maar prof. Graafland bleef het antwoord niet schuldig. Hij vroeg: Zou het ook kunnen zijn, dat Berkouwer zelf het licht uitdoet?
Berkouwer vermoedde dat Graafland Buskes op het oog had. In 1968 poneerde dr. J.J. Buskes in een van zijn boeken: God en de mens zijn geen concurrenten maar bondgenoten.
Maar Graafland kon met de stukken aantonen, dat hij vooral de beschouwingen van de rooms-katholieke theoloog dr. H.A.M. Fiolet wilde bestrijden. Hij verwijst eenvoudig naar zijn geschrift „Toenadering tot Rome" (1972), waarin Buskes allerminst op één lijn gesteld wordt met Fiolet.
De toon van het antwoord dat prof. Berkouwer hierop gaf, is heel anders dan die van zijn eerste artikel, maar het is wel onbevredigend, dat het daarop uitloopt dat hij zichzelf afvraagt, of het verschil tussen Graafland en hem alleen maar een verschil is in de analyse dan wel 'n dogmatisch (en dus praktisch) verschil. Hij schrijft wel dat hij zelf ernstige bezwaren heeft tegen de beschouwing van Fiolet, maar hij duidt die niet verder aan.
Berkouwer gelooft niet, dat men de bondgenootschappelijke omgang tussen God en mens in de laatste tijd steeds meer in de schepping en in de mens als zodanig fundeert zonder daarbij (voldoende) rekening te houden met de macht van de zonde.
Zo had Graafland het gesteld. Een kernpunt is voor hem, dat in de huidige theologie de natuurlijke mens en de door Gods genade vernieuwde mens niet meer of niet meer voldoende van elkaar worden onderscheiden. Ten diepste worden natuur en genade met elkaar vermengd. De radicaliteit van de zonde en de radicaliteit van de genade zijn in het geding.
Hij schrijft: „Als ik het mis heb, zou ik graag op zakelijke gronden worden weerlegd".
Maar heeft Graafland het mis? Ik dacht het niet.

Van Genderen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1973

De Wekker | 8 Pagina's

Orthodoxie en orthopraxie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1973

De Wekker | 8 Pagina's