Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Werkende jongeren, partiële leerplicht en vormingswerk (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Werkende jongeren, partiële leerplicht en vormingswerk (III)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De huidige situatie
Nu de partiële leerplicht zo'n 300.000(!) zestien- en zeventienjarige werknemers in zeker opzicht naar de schoolbanken terugstuurt, en de overheid - zoals het vorige artikel aangaf - nog heel wat meer in petto houdt, is een tussentijdse beoordeling op z'n plaats. Het is bekend, dat vele Nederlanders t.a.v. vraagstukken die de Werkende Jongeren betreffen, tamelijk onverschillig of negatief reageren; anderen gaat het allemaal „veel te snel". Interessant is het hierbij aan te tekenen, dat het de kringen der W.J. zèlf nog lang niet vlug genoeg gaat! Tot hiertoe is steeds gesproken over leerplicht. Terecht echter wordt er in vele publicaties op gewezen, dat de W.J. hiermee een recht op vorming hebben verkregen. Dit recht moet op zichzelf als een goede zaak worden gezien: vorming is nodig om als volwassen mens aan deze maatschappij te kunnen deelnemen. Men kan dankbaar zijn voor de wettelijke waarborg die er nu ook voor deze jonge, kwetsbare medeburgers gekomen is. Maar nu de praktijk! Waar moesten die honderdduizenden W.J. hun vorming gaan „halen"? En wat moest de inhoud van die vorming zijn? Anders gezegd: Op welke wijze(n) kon aan de partiële leerplicht worden voldaan? Het is duidelijk, dat men niet zomaar een, twee, drie onderwijsinstituten, leerkrachten, leerprogramma's e.d. tevoorschijn tovert. De Minister greep daarom terug op wat in ons landje aanwezig was. Er waren immers al vormingsinstituten (zie 2e artikel). Bovendien bestond er reeds vele jaren voor jonge werknemers de mogelijkheid om in het kader van het zgn. leerlingstelsel een bepaalde (vak)opleiding te volgen.
Wel moet dit inschakelen van historisch gegroeide vormings- en opleidingsinstituten worden gezien als een overgangsmaatregel. In de periode 1975 - '80 dient er namelijk een geheel eigensoortig onderwijs voor deze categorie jongeren te komen: het zgn. participatieonderwijs in Instituten voor Vorming en Opleiding.
Vooralsnog komen thans uiteindelijk de volgende mogelijkheden in aanmerking om aan de partiële leerplicht te voldoen:
a. de vormingsinstituten. Er zijn er in ons land ca. 220. Het zijn deze instituten, waarover de laatste tijd nogal veel gesproken wordt en vaak niet in gunstige zin. Ontstaan in een tijd toen van wettelijke regeling nog geen sprake was en grote mate van zelfstandigheid en vrijheid is wat betreft de inhoud en organisatie van de te geven „vorming". We zagen reeds, dat gedurende de laatste tien jaar in deze instituten steeds meer het accent kwam te liggen op persoonsvorming en maatschappijgericht (lees: maatschappij-kritisch) onderwijs. Het verbazingwekkende feit doet zich voor, dat er tot voor kort onder die honderden vormingsinstituten geen enkel prot. chr. instituut was. We moeten hier met schaamte erkennen, dat de gewonnen strijd om „de christelijke school" ons „weelderig" en kortzichtig heeft gemaakt. Voor vele duizenden jongeren kunnen christenouders thans geen vormingsinstituut vinden, dat zich expliciet op de basis van Gods Woord stelt, - en hoe dan aan met de belofte je kinderen in de „voorzeide leer" te doen onderwijzen? Klemmender wordt zo'n vraag nog, als vader en moeder zich angstig realiseren, dat het hun zoon of dochter betreft in een leeftijdsfase, waarin zo ongelooflijk veel op ze afkomt en waarbij ze juist voor thuis dikwijls zo moeilijk te bereiken zijn. Wie zal dan niet bezorgd zijn over de mogelijke invloed die er van een algemeen vormingsinstituut uitgaat? Reden waarom de roep om chr. instituten de laatste tijd - gelukkig - sterker geworden is, zeker ook nadat allerlei actuele en principiële kwesties op diverse vormingsinstituten tot conflicten hadden geleid en in de publiciteit kwamen. Het valt niettemin te betreuren, dat het prot. chr. volksdeel pas zo laat aandacht is gaan besteden aan wat hier gaande is.
b. Een andere belangrijke mogelijkheid tot vervulling van de part. leerplicht vormen de Opleidingen in het kader van het leerlingwezen; het gaat hier om allerlei vakopleidingen, na de 2e W.O. ontstaan vanuit de vooral in het bedrijfsleven aanwezige behoefte aan geschoolde arbeiders; dit leerlingwezen is uitgegroeid tot een landelijk stelsel waarbinnen ca. 360 vakopleidingen worden verzorgd, waaraan een diploma-leerlingwezen verbonden is. Een jonge werknemer sluit daarvoor, met toestemming van z'n ouders, een leerovereenkomst met de werkgever. Deze verplicht zich de jongere in het bedrijf de noodzakelijke praktische ervaring en vorming te geven en stelt hem tevens in de gelegenheid, 1 dag per week de school te bezoeken waar het theoretische deel van de opleiding gegeven wordt. Dat gebeurt dan in één van de 20 over ons land verspreide Streekscholen, of in de op sommige grote bedrijven aanwezige Bedrijfsscholen, of via de zgn. Part-time-opleidingen aan allerlei bestaande dagscholen (l.t.s., huishoudschool, school voor detailhandel).
Het meest opvallende verschil tussen deze opleidingen en de vormingsinstituten ligt dus hierin, dat men op de laatstgenoemde vooral persoonsvormend bezig is, terwijl het leerlingwezen beroepsvorming beoogt. Dat maakt een groot verschil: terwijl men op vormingsinstituten uitvoerig discussieert in groepsverband over b.v. drugs, of abortus of politiek of vakbond of geloof, of medezeggenschap, buigt de cursist - „leerlingwezen" zich b.v. over een natuurkundig vraagstuk in het kader van z'n opleiding tot elektrotechnicus. Het is van belang er op te wijzen, dat ouders, die met en t.b.v. hun zoon of dochter kiezen voor een opleiding via het leerlingwezen, (ook wel: beroepsbegeleidend onderwijs genoemd) daarmee op verantwoorde wijze aan de partiële leerplicht voldoen. M.a.w.: de vormingsinstituten zijn niet de enige weg!
c. Daar komt nog een derde mogelijkheid bij. De Minister heeft nl. besloten in deze overgangsfase tevens een aantal scholen en opleidingen aan te wijzen, waar men eveneens „partieel onderwijs" kan ontvangen. Elk jaar opnieuw maakt de Minister bekend, welke opleidingen, cursussen, avondscholen etc. dat zijn. In ieder geval werden tot nu toe in ruim 50 plaatsen, dag- en avond-mavo's als zodanig erkend; in vele plaatsen ook avondscholen voor middelbaar technisch onderwijs (m.t.s.). Tel daarbij nog een aantal andersoortige opleidingen en het zal duidelijk zijn, dat het voor elk ouderpaar dat zich voor de keuze ziet gesteld, van groot belang is zich in eigen woonplaats te vervoegen bij de afdeling Onderwijs op het gemeentehuis, of bij het plaatselijk arbeidsbureau. Ook de school die het laatst door zoon of dochter werd bezocht, kan soms de nodige informatie verschaffen.

Plicht en geweten
Een peiling, nog niet lang geleden verricht naar de omvang van de deelname aan vormingsonderwijs en beroepsbegeleidend onderwijs, bracht aan het licht, dat ca. 20.000 W.J. nergens geregistreerd stonden. Anders gezegd: vele W.J. hebben blijkbaar de leerplicht ontdoken. Ook in onze kringen hoort men wel van ouders, die, vaak dan wel op principiële gronden, de leerplicht denken te kunnen negeren. Hieromtrent heersen misverstanden. Vooropgesteld moet worden, dat een loyaal staatsburger aan de wetten van het land zal gehoorzamen. Maar als er nu gewetensnood dreigt? Men diene zich dan het volgende goed te realiseren:
1e de wet spreekt over inschrijvingsplicht en niet over verschijningsplicht. De ouders zijn strafbaar, wanneer ze niet aan de inschrijvingsplicht gevolg hebben gegeven. Het spreekt vanzelf dat het volgen van de opleiding tot de eigen christelijke verantwoordelijkheid behoort, althans indien dit geen onoverkomelijke gewetensbezwaren meebrengt.
2e De Werkende Jongere die wèl staat ingeschreven, maar de cursusdag niet bijwoont, treft geen strafmaatregelen. De Minister heeft het - m.i. terecht - onjuist geacht deze jongeren door strafsancties te dwingen.
3e Ouders, die na informatie tot de conclusie komen, dat binnen redelijke afstand geen vormingsinstituut of andersoortige opleiding voor hun kind te vinden is, waarmee zij in geweten instemmen, kunnen vrijstelling krijgen van de gedeeltelijke leerplicht. Deze ouders behoren dan vóór 1 juli aan Burgemeester en Wethouders te berichten, dat ze aanspraak maken op vrijstelling op grond van bezwaren „tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning gelegen onderwijsinstituten".

Ten slotte . . .
De maatregelen en plannen m.b.t. de vorming van W. J. zijn volop in discussie. De vorm, die de overheid voor ogen staat, het participatie-onderwijs is op 9 plaatsen in ons land al in experiment. In deze serie artikelen kan op die toekomstige vorm niet uitvoerig worden ingegaan. Nu slechts een enkele aanwijzing: Werkende Jongeren zullen straks Lerende Jongeren worden. Er zal dan sprake zijn van een volledige leerplicht. De jongere is geen werknemer meer, maar hij loopt stage in een bedrijf, waarbij hij leerling blijft van het Instituut voor Vorming en Opleiding.
Deze instituten zullen dan èn de persoons- resp. maatschappelijke vorming verzorgen (de taak van de huidige vormingsinstituten) èn de theoretische vakopleiding geven (op dit moment het werk van de Opleiding Leerlingwezen). Een en ander zal ongetwijfeld inhouden, dat er, gezien de middelen, slechts een beperkt aantal van deze Instituten voor Opleiding en Vorming kan komen. Klemmende vraag: zullen daar voldoende prot, chr. instituten bij zijn? Dat zal stellig niet het geval zijn, als er niet reeds in de jaren '73/75 in den lande voldoende initiatieven worden ontwikkeld, die erop gericht zijn het recht op onderwijs naar eigen levensovertuiging ook in deze sector veilig te stellen.
Het is wellicht welsprekend en ook beschamend dat de Geref. Vrijgemaakten sinds kort over 4 gesubsidieerde Vormingscentra beschikken. Als het om de beïnvloeding van de jeugd gaat, is men daar zeer op z'n qui vive. Tenslotte kan hier nog vermeld worden, dat er vanuit een 7-tal belanghebbende organisaties een Contactgroep is gevormd, die alle plaatselijke en regionale initiatieven om tot stichting van chr. instituten te komen, wil terzijde staan. Het secretariaat van deze contactgroep is gevestigd te Voorburg, Oosteinde 114. Het is mij bekend dat op diverse plaatsen iets gaande is. Laat men niet verzuimen zich breed te oriënteren en van de diensten van deze Contactgroep gebruik maken. De zaak is dringend genoeg!

Ede, J. Vuyk

*) Deze artikelen werden geschreven i.o.v. deputaatschap Kerk en Onderwijs.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1973

De Wekker | 8 Pagina's

Werkende jongeren, partiële leerplicht en vormingswerk (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1973

De Wekker | 8 Pagina's