Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking van de Nadere Reformatie (III)

Bekijk het origineel

De prediking van de Nadere Reformatie (III)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe gecompliceerd een evenwichtige beoordeling van de Nadere Reformatie en haar prediking is kon reeds blijken uit de voorzichtige manier waarop Dr. Brienen heeft gesproken toen het ging om een principiële karakterisering van de klassificatiemethode. Op dit punt heeft hij zich niet duidelijk uitgelaten, zoals wij zagen. Hij constateert een dualisme, of misschien beter uitgedrukt een samenbundeling van twee tegenover elkaar staande systemen, namelijk van scholastiek en de mystiek. Later spreekt dr. Brienen van een niet ongeniale combinatie van scholastiek en mystiek.
Naar mijn gedachte staan we hier voor de belangrijkste vragen die hier gesteld moeten worden. Maar dan blijkt ook op dit punt dat er van weinig duidelijkheid sprake is. Want de eerste vraag is, of scholastiek en mystiek inderdaad twee tegenover elkaar staande systemen zijn. In de kerkgeschiedenis is dit zeker niet altijd het geval geweest. Er zijn grote scholastici geweest, die tegelijk grote mystici waren. Dit is dan meer dan alleen de kwestie van de uitersten die elkander raken. Er is een innerlijke verwantschap tussen scholastiek en mystiek. Het liefhebben van God met ons verstand (de scholastiek) kan heel goed gepaard gaan met een liefhebben van God met ons gehele hart en gevoel (de mystiek). Vandaar dat er in de geschiedenis der kerk groten zijn geweest die beide stromingen zouden kunnen vertegenwoordigen.
Daarbij voegt zich een tweede vraag. Wanneer men wil spreken van scholastiek en mystiek, kan men dit, zeker voor wat het eerste betreft, op tweeërlei manier doen. Men kan de scholastiek beschouwen als een methode van theologie-bedrijven, zonder dat daarbij wezenlijk de accenten binnen de theologie zijn gaan verschuiven. Men pleegt Voetius een scholastiek theoloog te noemen. Maar geeft men daarmee een inhoudelijk oordeel over zijn theologie, of bedoelt men daarmee de vorm waarin hij zijn theologie heeft gegoten? Wil men hem dan typeren als een theoloog die in feite de bodem van de openbaring Gods heeft verlaten, of die in een grote synthese van menselijke rede en goddelijke openbaring de koers van het reformatorische belijden heeft losgelaten? Het komt mij voor dat men het laatste moeilijk zal kunnen beweren wanneer men niet een grondig onderzoek heeft ingesteld naar de opvatting omtrent de Openbaring Gods bij de theologen van de Nadere Reformatie. Maar dan zitten we al dadelijk met de grootste moeilijkheden. Wáren het theologen in de technische zin van het woord? Waren het mensen die in hun benadering van de mens uitgingen van zulke geweldige filosofische beginselen? Wanneer wij Voetius buiten beschouwing laten kan men in het algemeen moeilijk de stelling verdedigen, dat de mannen van de Nadere Reformatie scholastieke theologen waren.
Daarom doet het ook wat mager aan, wanneer dr. Brienen zonder al te veel toelichting en gronden juist op dit punt gewichtige uitspraken doet. Had dan niet inplaats van het materiaal dat nu in de eerste vijftig bladzijden wordt geboden, een onderzoek moeten worden ingesteld naar de werkelijke relatie tussen scholastiek en Nadere Reformatie, tussen mystiek en Nadere Reformatie? De scholastiek dan verstaan niet als een bepaalde wetenschapsmethode, en de mystiek dan ook niet verstaan als aandacht voor het innerlijk geestelijk leven, (blz. 206) maar opgevat als een verschuiven van de accenten van de goddelijke openbaring naar redelijk verstaan, en van goddelijke werkelijkheid, naar een verzonkenheid in die werkelijkheid. Mij dunkt dat dr. Brienen nu, door te spreken van een relatie met scholastiek en mystiek (hoe hij zich die relatie dan ook denkt, dualistisch, of congeniaal) aan de Nadere Reformatie een theologisch stempel opdrukt, dat wél in formele zin, maar nimmer in materiële zin verklaard kan worden. Maar méér moeten wij er dan voorlopig ook niet achter zoeken, tenzij er gewichtig materiaal op tafel komt, dat zulk een karakterisering naar zijn materiële inhoud zou wettigen. Wanneer wij er dus voorlopig niet méér achter zoeken, heb ik er vrede mee, om te spreken van een scholastieke-mystieke inslag bij sommige representanten van de Nadere Reformatie. En dat raakt dan hun methode van preken. Niet minder, maar ook niet meer. Die methode van preken is wat mij betreft secundair ten opzichte van de inhoud en de boodschap van hun preken. Zoals immers iedere methode dienstbaar moet zijn aan een doel. De methode die iemand kiest voor zijn preken is ondergeschikt aan de vraag: wat beoogt hij met zijn preken. En daarover heeft dr. Brienen heel veel waardevols vermeld. Hij spreekt van de motieven die de predikers van de Nadere Reformatie bewogen hebben om voor deze methode te kiezen. Hij vermeldt daarbij een bijbels, een confessioneel en ook een pastoraal motief. Bij het bijbelse motief wordt genoemd de gelijkenis van de zaaier (blz. 196). Er is maar één soort zaad. Dat is het goede zaad. Maar het valt zo verschillend. De gelijkenis heeft in de geschiedenis der prediking vanouds een rol gespeeld. Naast deze bijbelse motivering komt de confessionele. Dr. Brienen schrijft terecht, dat de confessie van Dordt 1618/19 resoneert in de klassifikatiemethode binnen de prediking van de Nadere Reformatie. „Zo is deze methode in de prediking der Nadere Reformatie vanuit de confessie der gereformeerde kerken gemotiveerd, vanuit de belijdenis van de vastheid der verkiezing en verwerping en vanuit de belijdenis van de noodzaak van de kennis der ellende, verlossing en dankbaarheid . . . De predikers van de Nadere Reformatie hebben hun klassifikatiemethoden naast bijbels, ook confessioneel gemotiveerd" (blz. 201). Zeer terecht wijst dr. Brienen vervolgens ook nog op het pastorale motief: „Vanuit pastorale motieven hebben de predikers van de Nadere Reformatie hun prediking geaard, gekleurd en gestruktureerd. Vandaar het accent, dat zij legden op de toepassing, op de kenmerken van het (on)geestelijk leven, op de beschrijving van de (on)gestalten van Gods volk."
Bijbels, confessioneel en pastoraal gemotiveerd, hebben sommige vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie deze methode gekozen. Mij dunkt dat deze motivatie sterk moet wegen bij de beoordeling van de prediking der Nadere Reformatie. Dat zal in de praktijk betekenen, dat een prediker niet aan één methode gebonden is bij het brengen van zijn boodschap. De inhoud van die boodschap zal altijd moeten wezen het evangelie der genade, de wijsheid Gods in het kruis van Christus, voor de Joden een ergernis en voor de Grieken een dwaasheid. Maar ten aanzien van de methode waarmee dat eeuwige evangelie verkondigd zal dienen te worden, veroorlooft Paulus zich de uitspraak dat hij de Joden een Jood, de Grieken en Griek, ja dat hij allen alles zal willen worden. Zo laat het zich denken dat ik in bepaalde omstandigheden mij heel omstandig inleef in de toestand waarin de hoorders het woord der prediking zullen ontvangen, en dat ik er rekening mee houd in het kiezen van de methode. Deze laatste zal altijd opnieuw moeten ontstaan in het gebeuren van de verkondiging zelf. Waar het alles gebeurt naar een geijkt patroon, naar een vast model, op een stereotiepe manier, daar kan de methode die we kiezen een verhindering gaan vormen voor de wondere gebeurtenis dat het Woord geschiedt. Methodologisch gezien zit dan de zaak goed fout. Ja nog erger kan het worden, wanneer een stereotiepe benadering van de gemeente gepaard gaat met een verkeerd toegepast systeem van bekering naar een vast model. Dan wordt het evangelie niet gepreekt, maar het systeem, het schema, de stukken, de weg of hoe men het meer zou willen noemen. De prediking wordt dan beroofd van haar karakter van ambtelijke bediening van het Woord Gods, gesproken in volmacht, waaraan God ons nu, en in de grote dag der dagen zal houden. Hier hoort men de sleutelen niet van het koninkrijk der hemelen. Hier gaan geen deuren dicht, en ook geen deuren open. Hier is alleen nog overgebleven de beschrijving van een weg, die voor het gemak wordt geijkt als De weg. Hier dreigt het grote gevaar van de christenprediking in plaats van de Christusprediking. Daarvoor vinden we in de Schrift niet één belofte. Daardoor worden ook geen zielen werkelijk getroost. Daarin wordt ook de Christus niet verheerlijkt. Daarin kunnen mensen het soms heel goed uithouden, om onbekeerd te blijven, en daarvan intussen de oorzaak niet zoeken bij zichzelf maar bij God. Dat gevaar dreigt, wanneer men één methode gaat voorschrijven, wanneer men één weg gaat prediken en zo blijft staan bij wat de mens allemaal moet meemaken. Naar mijn mening schuilt in dit alles een stuk import. De lutherse visie op de verhouding tussen wet en evangelie is via Schotland, nog meer via de kopersmid Bunyan in Nederland ingevoerd. Oorspronkelijk was dit niet het geval, men leze daarvoor maar eens Datheens verhandeling over wet en evangelie. Dit stukken-werk is een lutherse gedachte, vreemd aan wat Calvijn leerde omtrent wet er sprake van import. Wat te denken van en evangelie. Ook in andere opzichten is een uitdrukking die men soms hoort: hij is onbekeerd, maar hij weet, wat er met hem moet gebeuren! Is dit toch een stuk rationalisme, dat, onder vrome schijn is binnengedrongen in „het gereformeerde denken"? Inderdaad heeft dr. Brienen met zijn proefschrift allerlei vragen opgeroepen. Zij verdienen onder ons een zeer nauwgezet onderzoek. Niet alleen om recht te doen aan de prediking van de Nadere Reformatie, maar niet minder om zelf goed gereformeerd te leren denken en preken.

A.[Apeldoorn], W. v. 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1974

De Wekker | 8 Pagina's

De prediking van de Nadere Reformatie (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1974

De Wekker | 8 Pagina's