Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rond liefde en huwelijk (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rond liefde en huwelijk (III)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een derde serie reacties op het artikel „Samenleven zonder huwelijk" raakt de (ham)vraag: waarom is geslachtsgemeenschap voor het huwelijk verkeerd? In het slot van het vorige artikel werd uit 'n brief van een oudere lezer de mening weergegeven dat hij het verkeerde daarvan niet inzag en dat dit wel eens tot de principes kon behoren, die langzamerhand hun tijd hebben gehad. Daarom nu een nadere 'bespreking van deze vraag.

Welke tekst?
De vraag, die door kerkelijke jongeren en ouderen vaak wordt gesteld is: bewijst u me nu eens uit Gods Woord dat „het" niet mag. Welke tekst zegt heel duidelijk dat het zonde is wanneer je voor je huwelijk reeds volledig als man en vrouw hebt geleefd?
Nu wil ik, hoezeer ook Bijbelgetrouw, duidelijk zeggen dat deze methode me niet ligt. Het gaat niet om teksten zonder meer, maar het gaat om de zin en de mening van de Heilige Geest, die in heel het Woord Gods tot ons komt. In dit verband staat het vast dat in de Bijbel geslachtelijke omgang onlosmakelijk verbonden is met het huwelijk, als een door God ingesteld verbond voor het leven tussen man en vrouw.
Te wijzen is op de bekende passage over de echtscheiding uit Matth. 19: „Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot een vlees zijn. Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, schelde de mens niet".
Als Paulus in 1 Kor. 7 spreekt over het huwelijk en in vers 9 zegt: „Indien zij (ongehuwden en weduwen) zich niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Want het is beter te trouwen dan van begeerte te branden" - dan ligt daar duidelijk in opgesloten dat het voldoen aan onze sexuele begeerten alleen in het huwelijk geoorloofd is.
Het verbond van het huwelijk vindt zijn grond in het verbond, dat God gesloten heeft met Zijn volk. Dat verbond is een verbond van trouw, dat niet verbroken kan worden. Daarom is het Zijn gebod dat het huwelijk een verbond van trouw zal zijn, waarin man en vrouw elkaar nimmer verlaten.
Hieruit vloeit voort dat geslachtsgemeenschap geen vrijblijvendheid verdraagt. Zij vereist dat verbond van trouw waarin man en vrouw zich met elkaar verbonden hebben met hun hele bestaan, hun lichaam incluis en voor hun hele leven: in goede en kwade dagen, bij rijkdom en armoede, in gezondheid en ziekte totdat de dood hen scheidt.
Deze bijbelse grondlijn is beslissend voor de vragen, die hier aan de orde zijn.

Wanneer wordt dat verbond gesloten?
Nu is de kernvraag waar het in deze hele kwestie om gaat voor mijn besef deze: wanneer wordt het bovengeschetste verbond gesloten?
Het is een duidelijke zaak dat we beslist afwijzen alle beleving van de sexualiteit tussen jongens en meisjes, die niet van plan zijn met elkaar te trouwen; die elkaar gebruiken, een beetje met elkaar spelen en van de een naar de ander fladderen.
Hoewel dit „in" lijkt te zijn moeten we ons daar beslist tegen verzetten.
We moeten in een sterk versexualiseerde tijd, waarin sex een consumptieartikel is geworden en een ware „chaos rond eros" is ontstaan, hier op geen enkele manier aan mee doen of hier vergoelijkend over spreken.
Het is zeer zeker moeilijk in het klimaat van deze tijd hier apart te gaan staan, maar de Here vraagt dit van ons.
We halen het mooiste van het menselijke leven naar beneden; we geven ons zelf prijs; we doen ons mens-zijn schade en breken de sexualiteit los uit de kaders, waarin de grote Schepper deze rijke gave heeft geplaatst.
Daar zijn alle correspondenten het in principe over eens.
Maar de vraag is of zij, die elkaar trouw beloofden, samen mogen leven. Is het voldoende om te zeggen: wij zijn „voor God getrouwd" en daarom mogen we doen wat getrouwden doen? Wat hebben wij met anderen te maken? Hangt onze samenleving nu werkelijk van het „boterbriefje" af?
Dat kan toch niemand menen?
Ik ben van mening dat we wel met anderen hebben te maken, er van uitgaande dat geslachtsgemeenschap alleen in het huwelijk een door God gewilde plaats heeft.
Wanneer trouwt men? Wanneer men voor het eerst als man en vrouw samenleeft? Bij weloverwogen voorechtelijk geslachtsverkeer wordt het verbond voor het leven dan al aangegaan, maar 't is in feite een geheim, een niet wettig verbond. Als men niet officieel getrouwd is wordt de betekenis en de funktie van de geslachtelijke relatie een andere dan in het huwelijk. De sexualiteit krijgt een geïsoleerde plaats en dat heeft grote gevolgen voor de toekomst. Velen hebben daar terecht op gewezen. Ik noem een niet-gereformeerd ethicus als prof. dr. Roscam Abbing in zijn boekje „Liefde zonder trouwring"; de hervormde dr. E. v.d. Schoot in zijn boek „Hoofdstukken pastorale psychologie" en het bij Kok verschenen en vertaalde boekje van de Amerikaanse schrijfster Evelyn M. Duvall „Waarom wachten tot je trouwt?" - in welke geschriften deze zaken veel breder worden behandeld dan ik het in één artikel kan doen.

De vraag moet bij herhaling worden gesteld of er werkelijk een verbond is gesloten; wellicht zullen zij, die dit deden, verwijzen naar het feit dat zij zich volledig aan elkaar hebben gegeven. Is dat voldoende en geoorloofd?
In feite maakt men een ingrijpende daad als het verbond voor het leven is, los van de mensengemeenschap temidden waarvan men leeft en men maakt het als leden van de gemeente los van de gemeenschap van de gemeente. Dat is een ernstige zaak.
Terecht werd in een rondschrijven van de classis Hallum der Geref. Kerken „Christelijk Huwelijk en voorechtelijk geslachtsverkeer", verschenen in 1972, gezegd: „Naar binnen is de verloving een huwelijk geworden, maar naar buiten geldt het niet als een huwelijk. En dat is geen bijkomstigheid. Men mist de steun van het wettige voor God en de mensen gesloten huwelijk. Daardoor berooft men het huwelijk van iets wezenlijks. Waar deze steun gemist wordt krijgt de verloving die tweeslachtigheid „naar binnen huwelijk, naar buiten niet" waardoor de onstandvastigheid en de ontrouw van het mensenhart kansen krijgt - kansen die anders niet zo voor het grijpen liggen. Doordat de wettige huwelijkssluiting ontbreekt is het toch minder onherroepelijk. En in ieder geval: als de een de ander verlaat, kan dat nog zonder al te veel drukte. Want het geldt voor de anderen (die blijken nu dan ineens wel een rol te spelen!) nog niet als echtbreuk".
Het huwelijk, zoals het door God is ingesteld, heeft te maken met de gemeenschap van de familie van de huwenden; met de overheid, die Gods dienares is en met de kerk, die het huwelijk van haar leden goedkeurt, terwijl de kerkelijke bevestiging van het huwelijk o.a. duidelijk maakt dat men voor Gods aangezicht publiek elkaar trouw belooft, hetgeen iets anders is dan dat men in alle stilte zich aan elkaar geeft zonder publieke beloften, waarborgen, rechten en plichten.
Veel jongeren zullen voor deze functie van overheid en kerk weinig oog hebben. Jongeren plegen individualistisch te zijn. Prachtig merkt Roscam Abbing op: „Zij moeten eerst nog zich zelf vinden en leven daarom nog in reactie op de maatschappij: in een zich innerlijk afzetten tegen de officiële instituten van die maatschappij. Daarom zullen zij het burgerlijk en kerkelijk huwelijk eerder verachten dan billijken. Maar er steekt in de verwachting dan ook iets typisch onvolwassens, om niet te zeggen iets nozemachtigs."
Geslachtsgemeenschap voor het huwelijk tussen verloofden is dan ook zonde vooral tegen het vijfde gebod en tegen het zevende gebod inzoverre hartstocht hen drijft tot deze daad.

Consequenties
In bovenstaande, zeer kort geargumenteerde, opvatting liggen m.i. voldoende motieven, die voor een christen doorslaggevend zijn, om met het huwelijk niet te spelen en niet oogluikend toe te laten dat er samengeleefd wordt door leden van de gemeente, die niet getrouwd zijn met elkaar.
Pastorale bearbeiding van hen, die zo samenleven, is wel dringend nodig. Uiteindelijk, zal bij volharding na vermaan, de tucht moeten worden toegepast, willen we niet mee afdrijven en alles gewoon vinden.
Het betekent ook dat we als kerk het kerkelijke huwelijk wel eens een beetje hoger konden taxeren. Het is meer dan een aangelegenheid van de familie. Heel de gemeente heeft hiermee te maken. Dat het gezien worde!
Uit bovenstaande vloeit ook voort dat men beter in alle eenvoud kan trouwen dan stiekem of publiek kan doen alsof men man en vrouw is terwijl daar geen enkel recht is en geen enkele publieke belofte voor is afgelegd.
Nog een andere zaak is de gezinsvorming in het zgn. vroeghuwelijk. Een terrein vol voetangels en klemmen. Er worden vele huwelijken door jongeren gesloten op basis van het gebruik van de pil. Het is verheugend dat men in ieder geval wettig wil samenleven en niet doet alsof men getrouwd is zonder het te zijn.
Een huwelijk op deze basis is menselijk, begrijpelijk vooral als het gaat om jonge mensen, die nog studeren, terwijl de andere partner, in de regel de vrouwelijke de kost moet verdienen.
Het is m.i. niet juist om zo te trouwen en zeer bewust, terwijl het anders wel zou kunnen, gezinsvorming te verhinderen.
Zonder te zeggen dat geslachtsgemeenschap er alleen is voor de gezinsvorming gaat het toch ook niet aan die beiden zeer bewust steeds te ontkoppelen alsof het twee verschillende grootheden zijn.
Zelfbeheersing en wachten tot men zich volledig aan elkaar kan geven zonder belemmeringen is nog altijd het rijkste en schoonste. De vreugde zal later zoveel groter zijn.
Intussen leven we in de bedeling, waarin men door allerlei omstandigheden wel eens een compromis moet sluiten en van twee kwaden het minst kwade moet kiezen.
Als men het dan maar niet als normaal ziet en als men dan maar hunkert naar de tijd dat men het compromis kan opheffen.
Met deze opmerking besluit ik deze trits over een netelig onderwerp, dat overigens bij velen leeft. Geen wonder - jongeren èn ouderen hebben er op de een of andere wijze mee te maken!

J.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1975

De Wekker | 8 Pagina's

Rond liefde en huwelijk (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1975

De Wekker | 8 Pagina's