Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het spreken in tongen volgens het Nieuwe Testament (II)

Bekijk het origineel

Het spreken in tongen volgens het Nieuwe Testament (II)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een kenmerkend iets van het spreken in tongen is, dat daarbij het verstand geen scheppende functie heeft. Paulus stelt het spreken in tongen tegenover het bidden met het verstand en zegt, dat bij het spreken in tongen het verstand „onvruchtbaar" blijft (1 Cor. 14:14). Bij het bidden met het verstand worden de woorden van het gebed bewust gekozen. Bij het spreken in tongen is dat anders. De woorden van het gebed worden dan niet door de bidder gekozen, maar door de Geest de bidder ingegeven. Door de Geest spreekt zo iemand geheimenissen, zegt Paulus (1 Cor. 14:2).
Dit betekent aan de andere kant niet, dat het verstand van iemand die in tongen spreekt geheel uitgeschakeld zou zijn. Het verstand heeft geen scheppende functie, maar blijkt toch wel op een bepaalde wijze bij het spreken in tongen te functioneren. Het spreken in tongen is niet iets dat zo maar over iemand komt, terwijl hij volkomen passief en willoos is. In 1 Cor. 14:39 vermaant Paulus: „ . . . belemmert het spreken in tongen niet". Iemand kan zich dus tegen het spreken in tongen verzetten. Hij kan zich er ook voor openstellen. Hierbij is iemands verstand stellig direkt betrokken. Paulus zegt ook: „Ik zal bidden met mijn geest...; ik zal lofzingen met mijn geest..." (1 Cor. 14:15). Deze woorden „ik zal" kunnen niet gesproken worden door iemand die zich een willoos werktuig van de Geest weet. Dit zijn de woorden van iemand die zich als een gewillig werktuig in de handen van de Geest geeft. Wanneer er niemand is die het spreken in tongen kan uitleggen, moet degene die in tongen spreekt in de gemeente zwijgen en „tot zichzelf en tot God spreken" (1 Cor. 14:28). Het is dus niet zo, dat iemand die de gave van het spreken in tongen bezit nu ook beslist in tongen móet spreken. Onder bepaalde omstandigheden kan er bewust van worden afgezien.
Als we het spreken in tongen in het verlengde van de dankzegging en de lofprijzing mogen zien, mogen we het ons zo voorstellen, dat de Geest aan wie Hij wil (1 Cor. 12:11) de gave van het spreken in tongen schenkt, wanneer menselijke woorden tekort schieten om God te danken en te loven. „Ik denk dat veel gelovigen een dergelijke ervaring hebben meegemaakt. Hoe menig kind Gods was niet zozeer overstelpt door dankbaarheid, vreugde, vrede, liefde, dat hij heel goed voelde dat menselijke woorden hier tekort schoten. Hoe menige vrome heeft niet de liefde Gods zo over en in zich gevoeld, dat hij wel in een hemelse taal zingen wilde van de goedertierenheden Gods. In zo'n geval staat men op de drempel van het bidden in tongen. De Geest Gods werkt dan als een stroom van levend water, die vanuit ons binnenste vloeit, al maar door vloeit, maar die dikwijls tegen een dam aanwast; een dam van onwetendheid, van vooroordeel, van angst en van allerlei remmingen. Bij het bidden in tongen is het alsof de stroom van de Geest zich een uitweg zoekt. De stroom van de Geest is dan zo wijd, zo groot, zo diep en zo krachtig, dat deze stroom niet langer kan blijven binnen de bedding van de gewone menselijke taal en begrippen. De Geest breekt dan door in de ziel" (H.J. Hegger).
Paulus staat duidelijk positief tegenover het spreken in tongen als gave van de Geest. Van de Corinthiërs zegt hij, dat hij wel wilde, dat ze allen in tongen spraken (1 Cor. 14:5). Van zichzelf verklaart hij: „Ik dank God, dat ik meer dan gij allen in tongen spreek" (1 Cor. 14:18). Bij een negatieve instelling van Paulus tegenover het spreken in tongen zou zijn vermaning aan het eind van 1 Cor. 14 ondenkbaar zijn: „ . . . belemmert het spreken in tongen niet" (1 Cor. 14:39).
Toch is hiermee niet alles gezegd. Het is immers ook niet onduidelijk, dat Paulus de grootste reserve kent tegenover het gebruik van deze gave in de samenkomsten van de gemeente. Aan 1 Cor. 14:27 is te ontlenen, dat het spreken in tongen in de samenkomsten van de gemeente van Corinthe een bijzonder grote plaats innam. Paulus zegt hier, dat als in de samenkomsten van de gemeente in tongen gesproken wordt, dat door twee of hooguit drie mensen gedaan mag worden. Deze vermaning heeft alleen zin, wanneer in de gemeente van Corinthe door veel meer mensen dan twee of drie in tongen gesproken werd. Tegen hen die de gave van de tongentaal bezaten werd in de gemeente van Corinthe ook hoog opgezien. Het kan niet toevallig zijn, dat Paulus in 1 Cor. 13 bij alle dingen waarvan hij zegt, dat ze zonder de liefde geen betekenis hebben het eerst het spreken in tongen noemt. Als Paulus in 1 Cor. 13:1 het spreken „met de tongen der mensen en der engelen" naar voren brengt, heeft hij daarbij stellig het oog op het spreken in tongen.
Een belangrijke indicatie in dit opzicht wordt ook in 1 Cor. 14 gegeven, wanneer Paulus zo nadrukkelijk laat uitkomen, dat de betekenis van het profeteren groter is dan die van het spreken in tongen. Als Paulus zegt: „Ik wilde wel, dat gij allen in tongen spraakt", voegt hij daaraan toe: „ . . . maar liever nog, dat gij profeteerdet" (1 Cor. 14:5). In ditzelfde vers zegt Paulus ook, dat - tenzij er uitleg is - wie profeteert meer is dan wie in tongen spreekt. Aan de vermaning, dat het spreken in tongen niet belemmerd mag worden laat Paulus de vermaning voorafgaan om naar het profeteren te streven (1 Cor. 14:39). Het positieve woord „streven naar" dat in verband met het profeteren gebruikt wordt is veel sterker dan het negatieve „niet belemmeren" dat betrekking heeft op het spreken in tongen. Dat Paulus zo nadrukkelijk opkomt voor de prioriteit van de profetie boven de tongentaal is weer alleen zinvol in een situatie waarin deze prioriteit niet werd gezien. Kennelijk was voor de Corinthiërs het accent op de profetie nodig. Dat kan slechts één reden hebben: De Corinthiërs zagen het spreken in tongen als zo belangrijk, dat deze gave ook het profeteren in de schaduw stelde.

J.P. Versteeg

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juli 1975

De Wekker | 8 Pagina's

Het spreken in tongen volgens het Nieuwe Testament (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juli 1975

De Wekker | 8 Pagina's