Het spreken in tongen volgens het Nieuwe Testament (VI)
Onder bovenstaande titel heeft Prof. Dr. J.P. Versteeg onlangs een vijftal artikelen in De Wekker gepubliceerd die door vele lezers met belangstelling zijn gevolgd. Ik ben dankbaar voor de heldere exegese van 1 Cor. 12 en 14 zoals die door hem werd gegeven. De beperkingen die hij daarbij aan de hand van de Bijbel naar voren haalt zijn van groot belang: niet het streven naar één bepaalde gave die hijzelf graag wil bezitten maar het streven naar één bepaalde gave waarmee hij voor allen het meest dienstbaar kan zijn, géén spreken in tongen in de gemeente zonder vertolking en dan nog maar door twee of hoogstens drie leden van de gemeente en als derde beperking dat de tongentaal eigenlijk bedoeld is voor de „binnenkamer" als een vorm van gebed en lofprijzing.
Verder wijst Prof. Versteeg er in de twee laatste artikelen op dat de gave van het spreken in tongen niet alleen maar van historisch belang is. Hij schrijft letterlijk: Het Nieuwe Testament zelf geeft ons geen reden om ergens in de kerkgeschiedenis een definitieve streep te zetten onder het spreken in tongen. Het is geen afgesloten hoofdstuk. Even verder zegt hij „dat we ons niet van het spreken in tongen mogen afsluiten".
Ik haal hier opzettelijk bovenstaande uitspraken van Prof. Versteeg aan omdat die juist voor deze tijd van buitengewoon groot belang zijn. In zijn serie artikelen had ik dan ook met belangstelling uitgezien naar een toepassing en een waarschuwing met betrekking tot het spreken in tongen zoals dat momenteel op grote schaal voorkomt, met name in de charismatische beweging en in allerlei pinkstergroeperingen.
Er zijn immers duizenden mensen die in deze dagen in tongen spreken. Velen in allerlei kerken raken daardoor in verwarring en soms op een dwaalspoor. Inplaats van de tongentaal op de onderste plaats te zetten zoals Prof. Versteeg terecht bij Paulus opmerkte, plaatst men deze gave bovenaan. Het komt voor dat men pas als christen voor „vol" wordt aangezien als men ook in tongen spreekt. In de pinksterbeweging heeft men al lang de nadruk op het spreken in tongen gelegd. De laatste jaren zien we binnen de charismatische beweging, waarin trouwens de pinkstermensen een groot aandeel hebben, eenzelfde tendens.
Het spreken in tongen, de zg. glossolalie als gave van de Heilige Geest is dus een vorm van gebed, tot lofprijzing van de Here in onweerstaanbare klanken of in een totaal vreemde taal. (1 Cor. 14:28).
Voor een goed begrip van dit merkwaardig verschijnsel is het echter nodig duidelijk te maken dat niet ieder die in tongen spreekt een bijzondere gave (een charisma) van de Heilige Geest ontvangen heeft.
Het is nodig erop te wijzen dat ook in heidense godsdiensten de glossolalie geen onbekende zaak is. Heidense priesters spreken soms in trance ook in vreemde, onverstaanbare klanken. In een toestand van extase, soms veroorzaakt door opwindende muziek of bij heidense feesten heeft men het spreken in tongen waargenomen. 'k Geloof dat daar duidelijk van een demonisch verschijnsel sprake is. Men dient dus te bedenken, als er van tongentaal sprake is, dat die ook uit een totaal verkeerde bron kan voorkomen. Ook hierin is, om met Luther te spreken, Satan de aap van God. Hij weet op een bedrieglijke wijze na te bootsen wat God op een bijzondere wijze soms aan Zijn kinderen als gave schenkt.
In de tweede plaats zou ik erop willen wijzen dat de bijbelse tongentaal metterdaad een gave is, een bijzondere gave van de Heilige Geest die „ieder in het bijzonder toedeelt gelijk Hij wil" (1 Cor. 12:11). Het is dan ook wel heel merkwaardig dat men in charismatische kringen cursussen organiseert waar het spreken in tongen sterk op de voorgrond staat. Soms wordt nadrukkelijk aangeraden om het maar eens „te proberen" door bepaalde geluiden steeds weer te herhalen en op den duur „komt het dan soms". In elk geval wordt het streven ernaar dikwijls sterk aangemoedigd terwijl de Bijbel alleen spreekt van het „niet belemmeren" (1 Cor. 14:39). Wel wordt gesproken over het streven naar profetie in datzelfde vers. Dit alles heeft tot gevolg dat er een onbijbels streven is bij velen om ook de tongentaal te verkrijgen. Men laat zich dan ook de handen opleggen om „gedoopt te worden in de Heilige Geest" waarbij men dan meestal de gave van de tongentaal ontvangt.
Denkend aan de hierboven genoemde beperkingen moeten we ons afvragen of men hier nog op de bijbelse weg is. Hebben de broeders of zusters die het spreken in tongen hebben leren „beoefenen" zich ooit afgevraagd of ze inderdaad deze gave als gave van de Heilige Geest ontvangen hebben en hebben ze de geesten beproefd aan de hand van het Woord van God? Het moet toch een ontstellende gedachte zijn dat men ook kan spreken in tongen vanuit een verkeerde bron. Lees in dit verband eens 1 Cor. 12:3. Blijkbaar is het mogelijk Jezus te vervloeken als een uiting des „geestes".
Met verwondering lees ik ook soms over andere dan m.i. bijbelse „functies" van de tongentaal. Wanneer Dr. J.J. Kraan bijvoorbeeld spreekt van „Gods genezend handelen in de tongentaal dat zo diep aan onze hedendaagse behoeften beantwoordt" (Trouw van 27 dec. 1973) vraag ik me af waar we dit bijbels moeten funderen. In hetzelfde artikel wordt trouwens zonder tegenspraak aangehaald wat Dr. W.J. Samarin, een Amerikaans taalkundige over de tongentaal zegt n.l.: „Iedereen kan het; het is gelijk aan veel andere manieren van spreken, die mensen in meer of minder normale omstandigheden produceren" enz. (Aanhaling uit „Tongues of Men and of Angels, the Religeous Language of Pentecostalism").
Inplaats van beperking zoals de Bijbel die aangeeft wordt hier uitbreiding aan de tongentaal gegeven. Evenzeer, maar nog erger, heb ik bezwaar tegen de functie van het spreken in tongen zoals dat door Ds. van Dam in zijn boek: „Demonen er uit, in Jezus naam" op pag. 221 wordt genoemd. Volgens hem is bij het uitdrijven van demonen het spreken in tongen een machtig wapen (zie pag. 121 e.v.).
Het is eveneens onbijbels om via de tongentaal allerlei boodschappen van God door te geven. Herhaaldelijk kan men dit de laatste tijd tegenkomen, soms in de vorm van „Ik, Jezus spreek tot u . . . " enz. Wanneer men deze vertolking tegenkomt is men toch wel ver buiten de strakke exegese over de tongentaal zoals door Prof. Versteeg gegeven, en moet men zich afvragen op welke bijbelse grond men staat. Tongentaal in bijbelse zin is spreken tot God (1 Cor. 14:2a).
Wanneer bovendien de tongentaal steeds meer naar voren geschoven wordt als het „hart" van een oecumenisch streven, zoals dat in katholieke-, charismatische- en pinksterkringen voorkomt, wordt er weer een nieuwe, onbijbelse dimensie aan toegevoegd. Niet het elkaar erkennen en aanvaarden op basis van het gezamenlijk spreken in tongen betekent een werkelijke eenheid, maar het samen aanvaarden en buigen voor het enige Woord van God. Niet de uitingen van tongen maar het kruis van Jezus Christus is de eenheid waarom de ware christenheid zich zal moeten groeperen. Daar is voor ons de schuld gedelgd en het samen gelovig aanvaarden van dat offer betekent de ware gemeenschap der heiligen. Wie de verslagen leest van het onlangs gehouden charismatische congres in Rome, dat zelfs door de Paus werd toegesproken, constateert duidelijk dat men van Rooms Katholieke zijde bezig is deze beweging binnen de muren der Roomse kerk op te gaan vangen.
Tenslotte wil ik nog opmerken dat telkens gesproken wordt over de tongentaal die vernieuwend en/of bevrijdend zou werken. Men zou daardoor grotere kracht, blijdschap, vrijmoedigheid en een overwinnend leven over de zonde aanvaarden, (zie o.a. Vuur van sept. 1973 pag. 17).
In verbinding met de sterk geaccentueerde, wonderbaarlijke genezingen en van allerlei uitingen van „profetie" lezen we van nieuwe pinksterervaringen die tot vernieuwing van de kerken zouden leiden. Zeer velen beoordelen al deze ontwikkelingen zondermeer positief of aarzelen om er een oordeel over uit te spreken.
Toch zijn we als kerken en als individuele leden geroepen de geesten te toetsen of ze werkelijk uit God zijn (1 Joh. 4:1). Wanneer we Mattheus 24 er nog eens op nalezen weten we dat in de laatste tijden veel verleidingen zullen komen, zodat Jezus waarschuwt voor grote tekenen en wonderen waardoor „ware het mogelijk, ook de uitverkorenen verleid zouden worden".
Een ernstige waarschuwing die mij bijzonder tot nadenken stemde trof ik aan in het blad Bibel und Gebet uitgegeven door de bijbelschool te Beatenberg in Zwitserland (uitgave oktober 1974). In genoemd blad is een artikel overgenomen, geschreven door Gerald E. McGraw in „Alliance Witness" het blad van een groot Amerikaans zendingsgenootschap, de C.M.A. (Christian and Missionary Alliance). McGraw schrijft daarin over het beproeven der geesten. In zeer veel gevallen (hij spreekt van meer dan 90%) moesten hij en zijn medehelpers vaststellen dat na biddend onderzoek bleek dat de tongentaal van hen die ze op verzoek onderzochten, van demonische oorsprong was. Hij geeft daarvan een aantal sprekende voorbeelden, ook van mensen die vast overtuigd waren dat ze de gave van de tongentaal van de Heilige Geest hadden ontvangen. Een voorbeeld dat hij vertelt wil ik hier weergeven: „Een bekende gelovige vrouw, zeer begaafd, met een evenwichtig karakter, en zeer betrouwbaar vertelde dat ze alleen in haar stille tijd in tongen sprak, al jarenlang. Wij konden ons nauwelijks voorstellen dat deze fijne christin door een demonische geest beïnvloed zou kunnen zijn. Dat hebben we haar ook gezegd. Toch verzocht ze ons te beproeven of ze werkelijk door de Heilige Geest in tongen sprak. Bij de beproeving bemerkten we dat ze zich in tongentaal uitte tegen Christus, tegen zichzelf en ook tegen ons in verbitterde, vol haat geladen woorden. Onmiskenbaar werkte er in die vrouw een valse, een demonische geest."
Men kan daarom niet voorzichtig genoeg zijn in deze tijd als men over het spreken in tongen hoort. Het is onze plicht te waarschuwen naar 1 Cor. 12. Ik moge u tenslotte wijzen op wat in 1 Thessalonicenzen gezegd wordt over de waakzaamheid: „maar laten wij, die de dag toebehoren, nuchter zijn, toegerust met het harnas van geloof en liefde en met de helm van de hoop der zaligheid;" (1 Thess. 5:8).
Amersfoort, Pieper
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1975
De Wekker | 8 Pagina's