Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over bijbelgebruik

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over bijbelgebruik

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een fijn boekje
Onder bovenstaande titel schreef prof. dr. W.H. Gispen, emeritus hoogleraar van de Vrije Universiteit te Amsterdam, een fijn en helder geschreven boekje van 94 bladzijden in 12 hoofdstukken. Onderwerpen als bijbelvertaling, bijbel en opgravingen, verhouding O. en N.T. e.a. komen er in aan de orde. Maar hoofdthema is het gebruik van de bijbel. Doel van de schrijver met zijn geschriftje is dat de lezer zal beslissen: „Ik zal de Bijbel gebruiken als dagelijks brood".
Want wat doen wij met de bijbel? Of beter: wat doet de bijbel met ons?
Er wordt over de bijbel en over bijbelvertalingen heel wat gestreden en gediscussieerd. Maar is de bijbel ons dagelijks brood? Lezen we er werkelijk in? Niet maar uit gewoonte, maar omdat we er niet zonder kunnen? Omdat dat voor ons woorden zijn van eeuwig leven? En leven we, niet alleen naar de bijbel, maar vooral er uit? Dat wil zeggen dat we daar telkens weer troost en kracht en wijsheid uit putten? Want als we niet leven uit de bijbel kunnen we ook niet leven naar de bijbel. Dan wordt een leven naar de bijbel wetticistisch, hard en rechtlijnig. De bijbel moet ons leven zijn. De zuurstof, die we nodig hebben om te kunnen ademhalen.
Een van de mooie dingen van genoemd boekje vind ik, dat een man als prof. Gispen, hoogleraar in de theologie, bijbelgeleerde van beroep, die als vak de exegese beoefent, blijkt geeft als gelovige zo kinderlijk eenvoudig uit de Schrift te leven.
Daar ligt voor hem het geluk - men zou ook kunnen zeggen de zegen, de vreugde, de verwondering - in de omgang met de bijbel. Bij het wetenschappelijk omgaan met de bijbel liggen er voor de theoloog vaak ontzagelijk veel vragen, waarop hij geen antwoord heeft en misschien ook nimmer krijgt. Maar in wat Gispen noemt „de vrome omgang" met de bijbel ligt het geheim, het eigenlijke van de bijbel.
Hij vergelijkt het omgaan met de bijbel met een gelukkig huwelijk. Daarin zijn ook wel eens botsingen. En die laten zich zelfs gemakkelijker beschrijven dan het geluk. Zo is de beschrijving van het geluk van het leven met de bijbel moeilijker dan het meedoen aan allerlei twistgesprekken over de bijbel. Het mysterie van de bijbel, het haarfijne punt, waarop het aankomt, de vrome omgang met de bijbel is niet te beschrijven (blz. 7).
En dat is het juist waar het op aankomt. Er moet een persoonlijk leven met de bijbel zijn. „Zelfs een uitlegger of uitlegster van het Oude of van het Nieuwe Testament moet dat kunnen.
Er mag geen botsing zijn in één hart tussen de Schriftgeleerde en de gelovige, maar de gelovige, het kind van God, moet zijn of haar beroep, de beoefening van de wetenschap van het Oude en van het Nieuwe Testament, uitoefenen met blijdschap, arbeidsvreugde, met alleen de moeite, het verdriet, die elk werk onder de zon nu eenmaal met zich brengt, zonder dat de omgang met Christus en in Hem met God wordt aangetast, dank zij de Heilige Geest, de grote Schrijver van het Woord van God. Zo moet het zijn.
Om dat in eigen leven een beetje tot werkelijkheid te maken, moet er wel gestreden en gebeden worden.
Maar het gewone is er, en wel meestal.
Dat is: het ploeteren en studeren en toch geleid worden.
Leiding in mijn leven!" (blz. 17).
Prof. Gispen spreekt uit de ervaring van zijn eigen werk.
Hij herinnert aan het woord van de Prediker: „Als iemand kennis vermeerdert, vermeerdert hij smart" (Pred. 1:18).
Soms zijn eenvoudige gelovigen te benijden.
De moeder van Rembrandt, die in de bijbel leest, is een ontroerend schilderij.
Toch zijn er gelovigen die de wetenschap beoefenen en in de beoefening van de wetenschap het eenvoudig geloof bewaren. Er zijn ook gelovigen, die getrokken worden tot het werk van de bestudering van de bijbel. Daardoor wordt het bijbelgebruik verdiept. Maar er komt ook een barst in. Want dan wordt de bijbel vertaald en uitgelegd. Dat geeft moeiten.
Maar daarnaast is er de overdenking, de preek, de verkondiging, de toespraak van God door mensen, ook bijbelschrijvers heen. We moeten blijven luisteren.
Iedere gelovige krijgt de opdracht: „Blijf kind en doe uw werk". Nergens staat in de bijbel, dat het voorbeeld van het kind, wat het geloofsleven betreft, ooit heeft afgedaan (vl. 21v.).

Het voorbeeld van Daniël
Gispen wijst op het voorbeeld van Daniël. Deze deelt zelf mee: „In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der Chaldeeën - in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen" (Dan. 9:1,2). Daniël staat midden in de politiek van zijn tijd.
Hij is hevig belangstellend, hoe het met de puinhopen van Jeruzalem zal gaan, ook al is hij zelf hooggeplaatst aan het hof van Darius.
Als Daniël het boek Jeremia bestudeert en er berekeningen op bouwt, is hij een politicus, die rekent met de bijbel.
De boeken, waarin Daniël heeft gelezen, zullen een verzameling van profetische geschriften zijn geweest, waartoe ook het boek Jeremia zal behoord hebben.
De profetie over die zeventig jaren vinden wij in Jerem. 29:10; zie ook Jerem. 25:11 en 12.
Daniël is een voorbeeld van bestudering van de bijbel, zoals hij die kende.
En uit het vervolg van Dan. 9 (zijn gebed en de verhoring van dat gebed) blijkt, dat de bijbel dat bestuderen goed vindt.
Beter dan het kapot snijden van de rol met de profetieën van Jeremia met een schrijversmes en het verbranden van de gelezen stukken, waaraan koning Jojakim zich schuldig maakte (Jeremia 36).
Beter dan de bijbel gebruiken voor sigarettenpapier, iets, dat in de tweede wereldoorlog wel voorkwam, zij het dan niet uit vijandschap, zoals Jojakim die toonde.
Ja, politici en politici zijn twee, als de bijbel in het geding komt.
Maar dat geldt niet alleen van politici, dat geldt van alle mensen.
Aldus Gispen op blz. 12v.
En een nog sprekender voorbeeld is Jezus, Hij was als twaalfjarig kind in de tempel. Hij zat temidden der leraren, terwijl Hij naar hen hoorde en hun vragen stelde (Luc. 2:46). En dat ging over de bijbel van toen, het Oude Testament.
Jezus noemt dat bijbelgebruik een noodzaak, dat onderzoeken en van gedachten wisselen over wat God had geopenbaard in zijn Woord noemt Jezus: „bezig zijn met de dingen mijns vaders" (Luk. 2:49).
En weer komt het aan op navolging.
Het is geen onbenulligheid wanneer men er op wijst dat een jongen en een meisje van twaalf jaar wel eens wat kunnen doen aan bijbelgebruik, aan gewoon bezig zijn met de dingen van hun Vader, van de God van hun Doop.
We mogen hopen: jong geleerd, oud gedaan.
Gispen wijst er op, dat voor ons allen persoonlijk bijbelgebruik noodzakelijk is.

Persoonlijk bijbelgebruik
Volgens een jaren geleden ingesteld onderzoek behoort het persoonlijk bijbelgebruik, het persoonlijk lezen in de bijbel niet tot het gereformeerde levenspatroon. Kent u het persoonlijk bijbelgebruik? Niet alleen aan tafel, maar ook persoonlijk? Juist nu het bijbellezen aan tafel in onze tijd zo vaak in gedrang komt is persoonlijk bijbellezen meer nodig dan ooit. Het is het persoonlijk luisteren naar God. In gebed en meditatie. Het is ons als de Emmaüsgangers laten onderwijzen door Jezus, zodat onze harten brandende worden. Voor iedere bijbellezer geldt, dat hij moet lezen in onderwerping aan God, aan de Heilige Geest en dat hij de bijbel niet mag zien als een gewoon boek, maar als een boek, waarin God tot hem of haar spreekt, waaraan mensen gewerkt hebben, die gedreven werden door Gods Geest" (blz. 36).

Ik eindig met enige woorden van Gispen op blz. 80v. Daar zegt hij van de bijbel:
Het is Gods verhaal.
Het is ons verhaal.
Ik ben de adam, de mens.
Ik behoor tot hen, die Jezus kruisigden.
Ik ben laf als Abram in Egypte (Gen. 12).
Ik ben opstandig als Job.
En in de bijbel klagen al de verwanten, al de mensen, die de HERE vrezen.
In de woestijn morren wij allen.
Maar God verzadigt ons allen.
In de bijbel.
Met zijn Woord.
Zijn trouw wint het van de ontrouwe verwant, van de verloren zoon.
Daarom zal ik opstaan en naar mijn vader gaan.
Ik zal de bijbel gebruiken als dagelijks brood.

Gispen heeft ons met zijn boekje, waarin nog veel meer staat dan waarop ik hier heb kunnen wijzen, nog eens weer met de neus gedrukt op een heel belangrijke en onmisbare zaak: het persoonlijk bijbelgebruik.
Het is niet voldoende dat we de bijbel hebben. We moeten hem ook gebruiken. We moeten er mee en er uit leven. De bijbel moet voor ons geestelijk leven ons dagelijks brood zijn. En dat laat God niet ongezegend.

Oosterhoff

Over bijbelgebruik, door dr. W.H. Gispen, uitgave J.H. Kok, Kampen, prijs ƒ 8,90.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1975

De Wekker | 8 Pagina's

Over bijbelgebruik

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1975

De Wekker | 8 Pagina's