Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij de Here aan tafel (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij de Here aan tafel (III)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sprekende tekenen
Jezus neemt brood, en zegt dat het zijn lichaam is. Hij neemt wijn, en zegt: deze beker is . . . Mijn bloed. Eenvoudige woorden, die toch tot ingrijpende discussies hebben geleid. Want hoe moet het verstaan worden dat brood Jezus' lichaam is, en wijn zijn bloed? Welk verband wordt hier gelegd tussen de tekenen en Christus' lichamelijk bestaan?
Lange tijd heeft de gedachte geheerst dat brood en wijn op de een of andere wijze werkelijk zouden overgaan in letterlijk vlees en bloed. Ook Luther is op dit punt toch niet helemaal losgekomen van de toenmalige rooms-katholieke visie. Maar wat kunnen Jezus' vlees en bloed als zodanig ons baten? Ze zijn ons alleen tot heil vanwege het verlossingswerk dat God in Christus' lichamelijke bestaan heeft gedaan. Hij heeft Hem voor ons overgegeven in de dood aan het kruis; en Christus heeft met zijn lichaam en bloed gehoorzaam het offer gebracht voor onze zonde. Dáárom zijn zijn vlees en bloed voor ons zo kostbaar. Wanneer Calvijn dan ook zegt, „dat in het sacrament van het Avondmaal door de tekenen van brood en wijn Christus ons waarlijk gegeven wordt en zo ook zijn lichaam en bloed", dan voegt hij daar onmiddellijk aan toe: „in welke Hij alle gehoorzaamheid om voor ons de rechtvaardigheid te verwerven vervuld heeft". In de woorden „lichaam en bloed" wordt zo het hele gebeuren van Golgotha samengevat. Marcus en Mattheus vermelden dan ook, dat de wijn het teken is, niet maar van Jezus' bloed maar van „het bloed van mijn verbond"; terwijl bij Lucas en Paulus de beker zelfs het teken heet van „het nieuwe verbond in mijn bloed". Het gaat niet (met eerbied gezegd) om het bloed als hoeveelheid vloeistof, maar om Christus' bloedige zelfovergave waardoor Hij de grondslag voor het nieuwe verbond met God heeft gelegd. Daarom zegt het avondmaalsformulier terecht: door de inzetting van het Avondmaal richt onze Here Jezus Christus ons geloof en vertrouwen op zijn offer dat eenmaal aan het kruis geschied is.

Maar hoe is in het Avondmaal nu het verband tussen Christus' offer en de tekenen van brood en wijn? Er zijn er, die sterk benadrukken dat brood en wijn ons niet wijzen op het feit van Christus' offer maar alleen op de betekenis en vrucht ervan voor ons. Zij verduidelijken dat door er op te wijzen, dat het in het Avondmaal niet gaat om een offer maar om een offermaaltijd.
In het heiligdom van Israël stond behalve het altaar waarop het offer werd gebracht, ook de tafel waaraan de offeraars een maaltijd hielden van een deel van het offervlees. Die maaltijd was voor hen een teken, dat ze deelden in de verzoenende kracht van het offer. En zo mogen wij ook aan de tafel van de Here de vrucht genieten van het offer dat Hij eens gebracht heeft op het altaar van het kruis!
U proeft hierin een krachtig verzet (en terecht!) tegen de rooms-katholieke leer, volgens welke in brood en wijn het bloedige offer van Christus op onbloedige wijze wordt herhaald of tegenwoordig gesteld. In die leer wordt de tafel opnieuw tot een altaar; en Christus zou dan aan het Avondmaal niet de Gastheer zijn, die ons zijn offer toe-eigent, maar de Priester die opnieuw aan God zijn offer brengt. Dan wordt tekort gedaan aan de duidelijke boodschap van de Schrift (denk aan de Hebreeënbrief), dat Christus Zich éénmaal, eens en voor altijd, geofferd heeft. En de vergelijking van het Avondmaal met de offermaaltijd is in dat verband zeer verhelderend.
Maar mag men inderdaad zeggen: in brood en wijn wordt niet het feit van Christus' offer maar alleen de vrucht ervan voor ons betekend? Dat gaat toch te ver. Dan wordt uiteen gehaald wat onlosmakelijk bijeen hoort. Want de vrucht van Christus' offer kan nooit bestaan los van het feit van dat offer. En het gaat in brood en wijn dan ook niet alleen om de betekenis van Christus' offer voor ons, maar ook om dat offer zelf. Om het te zeggen met woorden die u wellicht bekend zijn: het gaat daarin niet alleen om de toepassing maar ook om de verwerving van het heil; want die twee zijn wel te onderscheiden maar niet te scheiden.
Alleen: het is onschriftuurlijk om te zeggen dat in brood en wijn een herhaling of tegenwoordig- stelling van dit feit van Christus' offer wordt geboden. Het juiste, bijbelse woord is hier: gedachtenis. Brood en wijn zijn tekenen, waarin Christus ons een gedachtenis aan zijn offer geeft. En het bijbelse gedenken is veel meer dan alleen een „zich herinneren". Gedenken wil zeggen: een feit uit het verleden verstaan in zijn betekenis voor het heden en de toekomst. Dus ook: het leven van nu laten beheersen en bepalen door wat eenmaal is gebeurd. (Zie het artikel „De daden des Heren gedenken" van professor Oosterhoff in de bundel „Woord en Kerk", Amsterdam 1969.) Zo heeft het volk Israël al geleerd om Gods daden te gedenken. Met name de dag van het Pascha was zo'n gedenkdag. Door het houden van de paasmaaltijd vierde Israël de gedachtenis van de uittocht uit Egypte, als een feit uit het verleden waaruit het volk in het heden nog altijd mag en moet leven, de toekomst tegemoet. En deze lijn van het gedenken wordt door Christus voortgezet als Hij juist tijdens een paasmaaitijd een nieuwe maaltijd instelt waarvan Hij tot zijn discipelen en zijn gemeente zegt: doet dit tot Mijn gedachtenis. Als wij de maaltijd des Heren houden gedenken wij daarbij de verlossing die God in Christus' lijden en sterven heeft bewerkt. Dat wil zeggen: wij mogen daar ons geloof richten op wat éénmaal aan het kruis is gebeurd; echter: niet bij wijze van herinnering aan het verleden alleen; maar om daar nu in het heden uit te leven, en van daaruit ook de toekomst tegemoet te gaan.

Iemand heeft gezegd, dat het kleine woordje „mijn" het meest schokkende woord is in het bevel: doet dat tot mijn gedachtenis. Waarom? Hier vervangt Christus de gedachtenis aan Gods daden bij de verlossing uit Egypte (die in het Pascha centraal staan) door de gedachtenis aan Hém. Met andere woorden: hier proclameert Christus Zichzelf als Degene die door zijn leven en sterven de verlossing tot stand brengt, waarvan die uit Egypte nog maar voorteken en begin was.
Daarom is het ook geen wonder, dat we in de avondmaalsinstelling niet zonder meer een weerspiegeling vinden van het Pascha met alle toebehoren daarvan, b.v. het paaslam. Christus heeft zijn sterven gezien in het licht van héél het getuigenis dat het Oude Testament daarvan gaf. Hij heeft ook het Pascha verstaan in het perspectief van héél de offerdienst en héél Gods heilshandelen in het oude verbond. Daarom vloeien in de avondmaalsinstelling, naast het pascha-motief, nog vele andere oudtestamentische motieven samen: dat van het verbondsbloed uit Exodus 24, van het nieuwe verbond uit Jeremia 31 en met name de profetie van Jesaja 53, die wel heel sterk zijn stempel op de avondmaalswoorden heeft gedrukt.
In een volkomen messiaans bewustzijn heeft Jezus Zichzelf verstaan als dé Knecht des Heren die als hét Lam Gods door hét offer van zijn leven de gemeenschap tussen God en mens definitief zou herstellen. En dat alles heeft Hij toen aan het Avondmaal in de tekenen van brood en wijn in geconcentreerde vorm neergelegd. Alles wat het Oude Testament aan verlossing heeft gekend is nu opgenomen én vervuld in Christus en zijn werk. Daarmee is het nieuwe, dat God beloofd had, gekomen. En het Avondmaal is de nieuwe maaltijd, die daarbij hoort.
Nog een practisch punt. Brood en wijn zijn tekenen van Jezus' lichaam en bloed, voor ons gebroken en vergoten. Moet deze teken- taal in de viering van de: maaltijd onderstreept worden doordat de bedienaar op demonstratieve wijze het brood breekt en de wijn uitgiet?

Wat het brood betreft: de gebruikelijke manier om brood te delen was in het oosten de breking. Het breken van brood is op zichzelf dan ook niet meer dan nu het snijden van de boterhammen. Toch ligt het wel voor de hand dat deze handeling bij het Avondmaal diepere betekenis krijgt: zoals Jezus het brood breekt en uitdeelt, zo geeft Hij Zichzelf in de dood die zijn lichaam verbrijzelt om zo aan ons Gods heil uitte delen. Maar ten aanzien van de wijn ligt het anders. Het werkwoord dat bij de avondmaalsinstelling gebruikt wordt voor het vergieten van het bloed is namelijk een heel ander werkwoord dan wat in het grieks gebruikt wordt om het uitgieten van wijn in een beker aan te duiden. Bovendien is er bij de handelingen tijdens de pascha-maaltijd geen sprake van een uitgieting van de wijn op het ogenblik van de uitdeling. Toen Jezus sprak van het vergieten van zijn bloed kan Hij daarmee niet hebben teruggegrepen op een symbolisch vergieten van de wijn! En deze symboliek kan dan ook in onze avondmaalsviering achterwege blijven.

W. Steenbergen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Bij de Here aan tafel (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1976

De Wekker | 8 Pagina's