Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. van Bruggen: De toekomst van de Bijbelvertaling. Uitgave van T. Bolland te Amsterdam. 116 blz. Prijs: ƒ 12,90.
In ons land kunnen we de Bijbel lezen in verschillende vertalingen. Ieder kan zo wel een aantal Bijbelvertalingen noemen. De vraag waarop prof. Van Bruggen in dit boek ingaat is nu de vraag: „Welke Bijbelvertaling is de juiste?"
Hij beantwoordt deze vraag niet door een - bepaalde bestaande vertaling als de (enig) juiste aan te wijzen, maar door een aantal normen aan te geven die gelden voor het vertalen van de Bijbel in alle tijden. Zo kan in de toekomst de weg vrij komen voor een vertaling waarin de Schrift tot haar volle recht komt.
De grote kwestie bij het vertalen is, of een vertaling gegeven moet worden die zo dicht mogelijk in woordgebruik en zinsconstructie bij de oorspronkelijke gebruikte taal aansluit, dan wel of een vertaling gegeven moet worden die de bedoeling van het oorspronkelijke in een zo goed mogelijk verstaanbare vorm van de eigen taal weergeeft. Prof. Van Bruggen kiest duidelijk voor de eerste mogelijkheid en verwerpt zeer beslist de tweede mogelijkheid.
Met hem zullen we moeten zeggen, dat de eerste mogelijkheid van vertalen de voorkeur geniet, omdat hij deze wijze van vertaling de eerbied voor het oorspronkelijk geschrevene het meest tot zijn recht kan komen. Daarmee is voor mijn besef evenwel de andere mogelijkheid van vertalen nog niet uitgesloten. Voor een vertaling die vooral de verstaanbaarheid in de eigen taal voor ogen heeft is zeker ook plaats. Dit geldt niet alleen om practische redenen, waarbij vooral te denken is aan hen die van (de taal van) de Bijbel vervreemd zijn en het meest gediend zijn met een Bijbelvertaling in zo goed mogelijk verstaanbaar Nederlands. Dit geldt ook om redenen aan de Schrift zelf ontleend. In het Nieuwe Testament komen we tal van vertalingen in het Grieks tegen van gedeelten uit het Hebreeuwse Oude Testament. Heel vaak zijn die vertalingen min of meer „letterlijk". Heel vaak zijn het ook vrijere omschrijvingen. In het licht van het Nieuwe Testament zelf is dus de tegenstelling die prof. Van Bruggen tussen de verschillende vertalingen creëert een valse tegenstelling. Het Nieuwe Testament geeft ons juist het recht tot het maken van vertalingen van verschillende aard. Het ontbreken van een onderzoek naar de in het Nieuwe Testament gebruikte vertalingen is een - toch wel pijnlijk - gemis in het boek.
Bij het aangeven van de normen voor de Bijbelvertaling worden door prof. Van Bruggen vaak treffende dingen gezegd. Tegelijk worden dingen gezegd die tegenspraak of tenminste vragen oproepen. Dat geldt b.v. het pleidooi voor het beschikbaar stellen van de complete Bijbel. Te vragen is, of dit in het algemeen gesteld mag worden. Te denken is b.v. aan de situatie op het zendingsterrein waarbij het vaak onmogelijk is de complete Bijbel in korte tijd te vertalen, ook al zal de vertaling van de complete Bijbel doel moeten zijn. De situatie op het zendingsterrein wordt trouwens in het algemeen vrijwel geheel buiten beschouwing gelaten.
Vragen worden vooral opgeroepen door wat gezegd wordt over de tekstgebondenheid van de vertalingen. Prof. Van Bruggen wil zich daarbij oriënteren op een teksttype zoals we dat vooral in latere handschriften tegenkomen. Het komt mij onbillijk voor om alle arbeid die in de laatste eeuwen verricht is om juist op grond van oudere handschriften de eigenlijke tekst van de Schrift zo goed mogelijk te benaderen te disqualificeren als pogingen om „grondteksten" wetenschappelijk te fabriceren (blz. 87).
Hoe veel in het boek van prof. Van Bruggen ook aanspreekt, het dilemma waarvoor hij ons plaatst kan in het licht van de Schrift zelf niet als een juist dilemma aanvaard worden.
Tenslotte - maar dit tussen haakjes - moet het wel van het hart, dat op blz. 48 in noot 43 de naam van onze kerken foutief wordt aangegeven. Een fout van de schrijver of van de drukker?

J.P. Versteeg



J. van de Graaf: Op de hoogte van de heilsfeiten, Aspecten van de prediking, 138 blz., ƒ 15,90. Kok, Kampen.
Ir. Van de Graaf heeft de eindredaktie van dit boekje waarin 13 schrijvers uit de kring van de Gereformeerde Bond een artikel geschreven hebben. Dit boekje is de bundeling van reeds eerder in „De Waarheidsvriend" verschenen artikelen. Bij de verscheidenheid van schrijvers en onderwerpen ligt het voor de hand dat de lezer zich door het ene hoofdstuk meer aangesproken weet dan door het andere. Drie onderwerpen die mij met name door hun behandeling troffen wil ik noemen: De prediking als verkondiging (C. Graafland), Onderscheidenlijk preken (W.L. Tukker) en De taal van de prediking (L. Kievit). Twee trekken typeren de bundel als geheel. Elke schrijver probeert vanuit de Heilige Schrift gegevens over zijn onderwerp naar voren te brengen. Heel in het bijzonder treft dat in het hoofdstuk „De Heilige Geest en de prediking" (H. Bout). Men probeert de resultaten toe te spitsen op de praktijk van de prediking. Zo krijgen aspekten als „preken in onderscheiden situaties" (L Blok) en het eigentijdse in de prediking (K. Exalto) of „bevindelijk preken" (C. den Boer) de nodige aandacht. Als bundeling van artikelen heeft het boekje zijn betekenis, maar men zou willen dat op een aantal punten dieper was ingegaan. Het boekje wil geen homiletiek in notedop zijn. Men mag die verwachting er ook niet van hebben. Niettemin zou het ons welkom geweest zijn als toch wat meer in die richting gedacht en gewerkt was. Nu komt het geheel niet uit boven een handreiking voor persoonlijke bezinning of bezinning in kringverband. Ook dat is van betekenis. Toch menen we dat het mogelijk was door strakker opzet en vooroverleg nog wat meer te bieden. Voor het door mij zojuist genoemde doel is het een boekje dat zijn waarde heeft.

W.H. Velema


Opdracht en roeping. Verkenning rond het maatschappelijk werk. Uitgegeven in samenwerking met de Gereformeerde Sociale Academie (Zwolle), 80 blz., ƒ 9,50. De Vuurbaak, Groningen.
Dit is reeds de derde bundel die door de Gereformeerde Sociale Academie in Zwolle wordt uitgegeven. Men kan bewondering hebben voor de manier waarop deze Academie zich aan haar achterland en daarbuiten presenteert. Steeds weer laat ze van zich horen. De inhoud wordt gevormd door het openingswoord van de voorzitter van de vereniging, H. v.d. Tol, onder de titel „Het fundament van de opleiding van de GSA". Verder een college van prof. Kamphuis. Hij kiest dikwijls wat raadselachtige titels. Nu gaat het over de verhouding van de academici tot de kerk onder de titel „Blaffende honden bijten niet". De beide laatste hoofdstukken vormen de hoofdmoot van liet boek. Prof. Trimp behandelt het onderwerp Pastor en medicus. Hij beschrijft in dit hoofdstuk het werk van een pastoraal theoloog uit de vorige eeuw Köstlin en dat van de Amerikaan Jay E Adams, die van een samenwerking tussen beide niet veel moet hebben. We moeten wel iets meer preciseren dan Trimp in zijn titel doet. Hij moet van de samenwerking met de psychiater niet veel hebben, omdat hij zegt dat er geen psychiaters nodig zijn, wanneer de pastor zijn taak goed verstaat. De term medicus in de titel kon dan ook beter door psychiater vervangen worden. Trimp heeft eerder nog dan dr. J. S. Hielema in zijn dissertatie aan Adams in Nederland aandacht besteed. Ik meen dat dit artikel letterlijk zo in enkele nummers van „De Reformatie" heeft gestaan. Dan ware het op zijn plaats geweest dit bij het opnieuw afdrukken van het artikel te vermelden. En wanneer er enige veranderingen in zijn aangebracht, had ook dat vermeld moeten worden. De bijdrage van K. Veling over „Maatschappelijk werk in perspectief" is een waardevolle aanzet tot een bezinning op het christelijk karakter van het maatschappelijk werk en op de relatie van dat werk tot resultaten van onderscheiden wetenschappen. Het opstel gaat niet verder dan een verkenning met konklusies. De term perspectief in de titel van het opstel lijkt ons voor meerdere uitleg vatbaar! Ook deze bundel achten we een belangrijk teken van bezig zijn met problemen van het veld en vakgebied, en hun relatie tot de bijbelse openbaring.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1976

De Wekker | 8 Pagina's