Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Groen van Prinsterer (3, slot) 1876 - 19 mei -1976

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Groen van Prinsterer (3, slot) 1876 - 19 mei -1976

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als we in een slotartikel nog even iets willen zeggen over het werk en de betekenis van Groen staan we eigenlijk voor een onmogelijke opgave, althans indien we hem enigermate recht willen laten wedervaren. G. Puchinger, die indertijd een interessante studie over hem publiceerde, schreef toen: „Groen van Prinsterer is geen figuur om een „opstel" aan te wijden; zijn veelzijdigheid en schijnbare tegenstrijdigheid laten zich niet met een gevleugeld woord verklaren of afbeelden, laten zich vooral niet naar de maatstaf van het doorhameren op één thema beoordelen. Deze Staatsman-Evangeliebelijder heeft ook in de tweede helft der Twintigste Eeuw recht op enkelen die een belangrijk deel van hun léven hem wijden", Groen van Prinsterer als correspondent (1848-1866) Strijder Triomfator, 1952, blz. 78. En op de daaraan voorafgaande pagina zegt Puchinger, dat er een jarenlange studie nodig is om ons bij de overvloed van gegevens, waarbij hij vooral Groen's correspondentie op het oog heeft, de werkelijke Groen voor ogen te stellen. Het wil mij voorkomen dat prof. dr. H. Smitskamp, 1907-1970, die in 1940 op Groen van Prinsterer als Historicus promoveerde, het zeer juist heeft gezien toen hij Groen karakteriseerde als „strijder tegen het ongeloof". Met feilloze zekerheid, zegt Smitkamp, heeft Groen aangewezen hoever het ongeloof zich had ingevreten in alle geledingen van de menselijke samenleving. En al zijn geschriften worden gedragen, zegt hij, door de ene centrale gedachte „dat het ongeloof, waar het ook optreedt en in welken vormt het zich ook openbaart, altijd de kiem in zich draagt van het bederf". Wat heeft Groen van Prinsterer ons vandaag te zeggen?, 's-Gravenhage 1945, blz. 19. Smitskamp geeft dan aan, dat uit de strijd tegen het ongeloof voortvloeide Groen's worsteling voor de christelijke school, omdat het ongeloof zich meester van het onderwijs had gemaakt; dat daaruit ook voortvloeide Groen's actie op kerkelijk gebied omdat het ongeloof in de vorm van modernisme in de kerk binnengedrongen was; dat daaruit tevens voortvloeide Groen's bestudering van de geschiedenis omdat het hem duidelijk geworden was, dat de ongelovige wetenschap de voorstelling der historie had vervalst; en dat uit hetzelfde beginsel Groen's politieke strijd voortkwam, omdat hij met toenemende duidelijkheid zag dat allerlei dwalingen op staatkundig gebied, inzonderheid alle revolutie-begrippen met wat daaraan vastzit, uit het ongeloof voortvloeien.

Wij kunnen er niet aan denken om hier zelfs maar beknopt op in te gaan, zoals het ook niet mogelijk is in dit slotartikel alle geschriften van Groen te noemen. Voor twee maken we echter een uitzondering. In de eerste plaats wil ik hier wijzen op het nog altijd zeer belangrijke en ook actuele werk Ongeloof en Revolutie. Eene reeks van historische voorlezingen. In de Voorrede van de eerste druk van dit klassieke werk schrijft Groen o.m.: „Deze Voorlezingen, in den winter van 1845-1846 voor een klein getal belangstellende vrienden in mijn boekenkamer gehouden, zijn eene proeve van historisch betoog, dat er natuurlijk en noodwendig verband is tusschen ongeloof en revolutie; dat de richting welke, ten gevolge der zelfverheffing van den mensch, in staatsrecht en wetenschap, niet zonder weerspraak evenwel, heerschappij voert, uit verwerping van het Evangelie is ontstaan". En zijn Inleiding begint met de woorden; „Het onderwerp dezer Voorlezingen is het betoog, dat sedert de opkomst der Revolutiebegrippen, de oorzaak der gebeurtenissen in de natuurlijke ontwikkeling dezer heillooze denkbeelden ligt." De eerste druk verscheen in 1847, een jaar voor de verschijning van het door Karl Marx e.a. opgestelde Communistisch Manifest. Groter tegenstelling dan tussen Groen's Ongeloof en Revolutie en dit Communistisch Manifest is welhaast niet denkbaar. In onze tijd, nu het z.g. Neo-Marxisme met zijn volkomen vertekend Jezus-beeld (waarvan men bijv. verbluffende en ontstellende staaltjes kan vinden in het boek van Iring Fetscher en Milan Machovec Marxisten over Jezus, Baarn 1975) erg „in" is bij velen die nog christen willen heten, en er zelfs een theologie der revolutie is ontstaan, is bestudering van Groen's Ongeloof en Revolutie, en van zijn andere geschriften natuurlijk, zeer gewenst en uitermate nuttig. Er zat in zijn beschouwing over beginsel en praktijk der revolutie een profetisch element, zoals terecht is opgemerkt. Hij was werkelijk een „ziener". In de tweede plaats wijs ik hier op Groen's Handboek der Geschiedenis van het Vaderland, waarvan de eerste druk in 1846 het ligt zag. De tweede druk in 1852 was een herdruk. De derde druk in 1871 was door Groen omgewerkt met „gebruik van de vele en gewigtige tusschentijds uitgekomen historische bronnen". Dit werk is de rijpe vrucht van gedegen historische studie, een werk tevens waarin Groen zich zijn christelijke belijdenis niet schaamt. Dit Handboek had Koningin Wilhelmina altoos onder handbereik op haar bureau staan, en het is bekend dat zij het haar liberale leermeesters indertijd zeer kwalijk nam toen zij bemerkte dat men haar niet met Groen en inzonderheid met dit Handboek bekend had gemaakt. De bestudering van Groen's Handboek kan ik alle onderwijzers, leraren, jeugdleiders, enz. dringend aanraden.

Op bijna 75-jarige leeftijd kwam het einde van Groen's leven. Hij had het verteerd in de dienst van zijn God, tot heil van ons volk. Zijn sterfbed legde getuigenis af van zijn kinderlijk geloofsvertrouwen. Toen de dood zijn lichaam sloopte hoorde men hem zeggen: „Christus is mijn kracht... mijn troost... mijn hoop ... Een kroon! - een kroon!" Met potlood schreef hij nog in zijn bijbel onder Openb. 7: „Amen, Jezus Christus, Amen!" Zo stierf de kloeke getuige, die van zichzelf zeide: Een Staatsman niet, een Evangeliebelijder. Ja, dat laatste wilde hij door genade zijn en dat is hij door genade geweest. Het was 19 mei 1876 toen de strijder de kroon der overwinning ontving. Onder enorme belangstelling werd hij op 23 mei begraven. Bijna drie jaren later, op 14 maart 1879, volgde zijn vrouw hem. Hun beider gedachtenis blijve in ere!
Wie van onze jongeren wil zich wijden aan een studie over Groen? Ons volk ten baat?

A.[Apeldoorn], H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Groen van Prinsterer (3, slot) 1876 - 19 mei -1976

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1976

De Wekker | 8 Pagina's