Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De klop om binnengelaten te worden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De klop om binnengelaten te worden

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openb. 3:20

Heel wat deuren openen wij en doen wij weer dicht, 't Is alles zo gewoon, zo vanzelfsprekend. Een deur, wie schenkt daar nu verder aandacht aan?
Toch kunnen er momenten in het leven komen, dat die deur met hele andere ogen bekeken wordt. Als we ziek zijn bijvoorbeeld. Een dag kan dan zo lang duren. Als dan de deur opengaat... Wie zou er binnenkomen? De verpleegster, de dokter, bezoek, wie?
Ook als we gezond zijn brengt de bel, de klop op de deur altijd een zekere spanning met zich mee. U moet maar eens op de reaktie letten. Wie zou er zijn? Het kan mee en het kan tegenvallen. We doen de deur wel open, al is het maar uit pure nieuwsgierigheid.
We kunnen tegen bezoek op zien. We kunnen ook met de vreugde de komst van iemand afwachten. Ja, 't ligt er maar aan wie het is.
„Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop".
U? Ja, Ik sta er. Vandaag, gisteren en al zo lang. De Here Jezus Christus. De Amen, de trouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods".

De gemeente in Laodicea was uiterlijk best een goede gemeente. De leden waren best over zichzelf te spreken. Waarom ook niet? Wat was er nu op deze gemeente aan te merken? Een gemeente in een bruisende wereldstad daar zo tussen Efeze en Colosse. Was het geen kompleet wonder dat ze er was?
Ja, maar weet u, de Here is niet tevreden met de buitenkant. Hij kijkt door het uiterlijk vertoon heen. Toen en nu.
Spreekt de Here in de gemeente van Laodicea ook niet de gemeente van nu aan? Al de brieven, die wij in de eerste hoofdstukken in de Openbaring aan Johannes tegenkomen, zijn geschreven aan de kerken van alle tijden.
Een mens kan koud zijn of heet. Of geen van beide. Dan is hij lauw. En lauw zijn betekent de doodsteek voor de kerk en voor ons eigen leven. Dat we er goed acht op geven.
„Zie Ik sta aan de deur en Ik klop". Durven we ja te zeggen? In dat alziend oog te blikken, waar wellicht tranen in staan. Tranen om onze zonden. Wat bedroeven we de Heiland in ons leven. De Here Jezus schreide nog al eens om de mensen, de kerkmensen.
„Indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen".
Hij klopt en roept aanhoudend. Op vele manieren. Doorziekte, ongeval enz. Als we het maar verstaan. Doe open, doe open. Ik ben het. Hebben we die roepstem, die klop gehoord? Want daar gaat het van onze kant toch om, dat we horen. Zalig zijn zij, die Gods Woord horen en het bewaren.
Horen, dat is het middel om het Woord van God in zich op te nemen. Daarom is het horen van het Woord een zaak van het hoogste belang. Het Evangelie wil gehoord worden.
Er is een duidelijk verschil tussen horen en horen. Marcus bijvoorbeeld laat dat in hoofdstuk 4 goed uitkomen. Als iemand hoort dan doet hij ook wat. Dan reageert hij. We zouden het ook zo kunnen zeggen: het ware horen is tegelijk onderwerping aan het gehoorde. Het ware horen houdt gehoorzamen in. En zo wordt de horende een horige.
De Here klopt, roept. Het horen is een persoonlijke zaak. Christus roept Zijn schapen bij name. Wat is het een zalig voorrecht Zijn stem te mogen horen, en te mogen antwoorden.
Daar komt het toch op aan. Of we die stem gehoord hebben. Dat moeten we weten. Dat is bevinding, het persoonlijk horen van de stem. Een horige worden. Hij riep en ik antwoordde. Of om het met Jeremia te zeggen: Here, Gij zijt mij te sterk geworden en hebt mij overmocht.
Waar zo het Woord gehoord wordt, gaat de deur open. Hoe zou het ook anders kunnen? Het is allemaal Gods eigen werk. Een mens wordt niet zomaar uit zichzelf een horige. Daar moet de Here zelf aan te pas komen door Zijn Woord en Geest. Waar de stem geschiedt, daar gebeurt wat.
De Here roept uit de duisternis tot het licht. De duisternis heeft als domicilie het hart. Daarom zegt Petrus, als hij de gemeente oproept om op het Woord acht te geven: „Totdat de dag aanlichte, en de morgenster opga in uw harten". Christus is de blinkende morgenster, en waar Hij door Zijn woord en Geest in uw harten opgaat is het licht.
„Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij". Hij wil komen middagmalen. O, Here, U bij mij aan tafel?
„Mijn handen zijn vuil, verontreinigd.
Mijn voeten zijn ijdele wegen gegaan.
Mijn mond heeft een ander gepijnigd.
Mijn oog werd geboeid door het werelds festijn,
Mijn oor hield de duivel gevangen.
Mijn hart, dat een heilige tempel moest zijn.
Dacht slechts aan zijn eigen verlangen,
'k Heb steeds weer gezondigd, naar lichaam. en ziel,
Scharlakenrood, Heer, zijn mijn zonden . . ."
Wat moet ik U voorzetten? Wat kan Uw heilig oog behagen? Van mijzelf heb ik niets, niets, scharlakenrood . . . Petrus moest het al uitroepen: „Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens". Maar toch, zonder Hem zou hij bezwijken. Dat kwam in zijn leven wel heel duidelijk uit.
„De beker, die de Vader Mij gegeven heeft, zou Ik die niet drinken"? Hij heeft hem leeggedronken tot de laatste druppel toe. Hij heeft de Zijnen liefgehad tot het einde. De straf voor hen gedragen, volkomen verlossing aangebracht.
Als dit in het geloof verstaan wordt, wordt Christus alles. Dan wordt ook alles omgekeerd.
„En ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij". Merkt u wel wie nu de gastheer is? De Here Jezus. Hij begint met de allerminste te zijn: mag ik binnenkomen? En zo stil weg wordt Hij van de minste de meeste, de Meester. Het is het allerbeste een leerling, een horige van Hem te zijn. „Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeente zegt".
De Heilige Geest drijft uit tot Hem, maakt plaats voor Hem.
Straks zal de Here Jezus Zelf een andere deur openen, nl. de deur waardoor Gods kind thuiskomt - in 't Vaderhuis. Want Hij Zelf is die Deur.
Dan zal tenvolle vervuld worden: „zalig zijn zij die geroepen zijn tot het Avondmaal van de bruiloft des Lams".

Baarn, R. van Beek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1976

De Wekker | 8 Pagina's

De klop om binnengelaten te worden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1976

De Wekker | 8 Pagina's