Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke groei (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke groei (4)

6 minuten leestijd

Hoewel wij dood waren... mede levend gemaakt
Totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de maat van de wasdom der volheid van Christus.
We zagen, naar dit woord uit Efeze 4:13, het doel waartoe Christus, als Zijn gaven, Zijn ambten geeft in de gemeente. De ambtelijke bediening moet de gemeente brengen tot geestelijke volwassenheid, tot de kennis van en het leven uit de volheid van Jezus Christus.
Nu zal dat gehele lichaam echter alleen maar tot volle uitgroei kunnen komen, als elk lid op zijn wijze en voor zijn deel geestelijk meegroeit. Die geestelijke levensverbondenheid met het Hoofd van het lichaam is voor elk lid persoonlijk een noodzakelijkheid.
Dat is het levensgeheim waarin Paulus roemen mag als het goddelijk wonder van de gemeente van Efeze.
Die gemeente van Christus komt niet op uit een wilsdaad van mensen, een organisatie van gelijkgezinden, die met elkaar „wat aan de godsdienst doen", zoals anderen „aan politiek doen" of „aan sport doen" al naar gelang, vooral via de opvoeding, er persoonlijke interesse gekweekt is.
De gemeente des Heren komt op uit een wilsdaad, uit het welbehagen van de levende God. Hij doet het wonder. Hij maakt levend, die dood waren door de zonden en de misdaden. Paulus zingt daar dan ook de verwonderde lofzang van in Efeze 2. Roemend dat alles genade is, schrijft hij: God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om Zijn grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen, mede levend gemaakt met Christus.

Dat leven uit God geboren, door Woord en Geest gewerkt in zondaarharten, is de onmisbare voorwaarde voor waarachtige geestelijke groei.
Heeft de gemeenschap, de gemeente, het samen Christus lichaam zijn geweldige betekenis voor de opbouw en de groei van het geestelijk leven - het is en blijft een persoonlijke zaak tussen ons hart en de Here, zoals elke geboorte geen collectieve zaak, maar een persoonlijk levenswonder is, waar dat leven begint, dat we samen in allerlei levensverbanden en verhoudingen leven.

En die verhoudingen kunnen remmend of stimulerend werken, maar alleen dan als het leven aanwezig is.
Het geloof, de bekering, het toenemen in de genade en de kennis van onze Here Jezus Christus, heel het geestelijk leven, van hoeveel betekenis de gemeenschap daarop ook kan zijn, is een zaak die ten diepste en ten eerste de strikt persoonlijke verhouding tot de Here raakt.
De Here Jezus Christus zegt tot de nachtdiscipel Nicodemus: Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: tenzij iemand wederom geboren wordt, kan Hij het Koninkrijk Gods niet zien.
Bij alle kennis van de Schriften, bij alle wetenschap van wat God wil en eist en belooft, bij alles wat we krachtens onze opvoeding meekregen en wat we door persoonlijke studie en interesse ons eigen maken aan kennis van God, Zijn Woord, Zijn dienst en Zijn werk in mensenharten en in de wereld - blijft die persoonlijke levensnoodzaak: tenzij gij wederomgeboren wordt. . .
De kerk zegt het dan ook steeds weer. En het is echt geen overbodige bezigheid, al wordt het doopsformulier niet altijd voor de zoveelste maal met belangstelling aangehoord (en gelezen!).
Als daar voor het eerst dat jonge leventje ingedragen wordt, omdat God het binnen de kring van Zijn Verbond zet onder het zegel van Zijn beloften, in het midden van die biddende en dankende gemeente, klinken daar ernstige waarheden. Dan heeft die gemeente gebeden, dat deed ze ook voor ons en dat doen wij weer voor onze kinderen, zoals hopelijk zij voor de hunne: Wij bidden U bij Uw grondeloze barmhartigheid, dat Gij dit Uw kind genadig wilt aanzien en door Uw Heilige Geest in Uw Zoon Jezus Christus wilt inlijven.
Dat is niet een constateren dat het gebeurd is, ook niet dat het automatisch wel gebeuren zal, maar evenmin een vragen zonder enige grond of hoop.
Hier is de gemeente van Christus die gelovig een beroep doet op de God van Zijn beloften, die Hij ook in het verbond aan dit kind - en daarom Zijn kind - betekent en verzegelt, wetend dat God doet wat Hij belooft.
En door uw Heilige Geest - dit kind, dat U plaatst onder Uw volk, dat Uw Naam mag dragen en het teken van Uw trouw en verlossende levensgenade in het bloed Jezus Christus aan het voorhoofd - in Uw Zoon Jezus Christus wilt inlijven.
Want ook dit kind mist inzichzelf, dat leven, het levenscontact met Christus de wijnstok, uit Wien de ranken alleen maar vrucht kunnen dragen.
Ook van dat kind en dat was u eens, en ik, en dat was jij die het allemaal zo moeilijk vindt om te begrijpen, spreekt de kerk naar Gods Woord klare taal: dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren en daarom kinderen van de toorn zijn. Wij kunnen in het rijk van God niet komen, tenzij wij wedergeboren worden. En dan bidt die gemeente, die God dankt voor de zekerheid van Zijn verbondstrouw, dat God met Zijn Geest zó leiden en regeren zal, daartoe ouders en opvoeders gebruikend, dat het die Verbondsgod persoonlijk zal leren kennen. Dat het niet een rank mag zijn, die als tóch onvruchtbaar eenmaal weggenomen, weggesnoeid, zal moeten worden en voor het vuur bestemd. Dat het in de Here Jezus tot geestelijke groei mag komen, opdat het Uw vaderlijke goedheid, die Ge hem en ons allen bewezen hebt, zal erkennen en belijden.
God vraagt een persoonlijk antwoord van ons leven, een persoonlijke heenkeer in bekering naar Hem, God vraagt geloof. Maar tevens heeft Hij als eerste ons in Zijn verbondstrouw beloofd dat Hij dat onmogelijke zal werken, dat Hij die onze God is en in het bloed van Jezus Christus de volkomen verzoening schonk, nu ook met Zijn Geest in mijn hart, hoe hard, hoe vol zondebegeerte, hoe ongeïnteresseerd ook, wil wonen en werken.
Nee, er is geen enkele verontschuldiging om onbekeerd voor God in de gemeente voort te blijven leven!
Er is bij de Here geen enkele reden dat ons leven niet tot geestelijke groei en vrucht zou kunnen komen.
Geestelijke groei omdat en daar waar geestelijk leven is!
En waar Hij ons levend' maakt en die liefde tot God in Christus in ons hart werkt, daar gaat het niet meer om mij, daar zoek ik mijzelf niet, daar leer ik al meer iets van het geheim; ik sterf alle dagen, ik leef doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij.
En geboren uit Hem, geleerd en geleid door Hem, zal ik almeer leven voor Hem!

de B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Geestelijke groei (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1976

De Wekker | 8 Pagina's