Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze hulp is in de Naam des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze hulp is in de Naam des Heeren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die Hemel en aarde gemaakt heeft. Psalm 124:8.

De tekst is zeer bekend. Iedere dienst des Woords begint met het votum: „Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft. Amen." Dit zijn dus de woorden uit Psalm 124:8. Soms worden er nog andere teksten bij genoemd: „Die trouwe houdt in der eeuwigheid" (Psalm 146:6 b), en (naar Psalm 138:8 b) „Die niet laat varen de werken Zijner handen." Deze toevoegingen zijn bekend en bij velen geliefd, maar het is niet noodzakelijk deze te gebruiken. Psalm 124:8 zegt álles. Wanneer we in de historie terugblikken: de Kerk in de bangste vervolgingen nam onze tekst als votum. In de liturgie van Calvijn vinden we dit votum. Ook de synode van Dordrecht, 1574, wees op Psalm 124:8.

Wat is nu de achtergrond van de belijdenis van Psalm 124? Er dreigden grote gevaren. De vijanden kwamen opzetten. Wat moest Israël beginnen zonder de hulp van de Heere? Vs. 3: „Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak."

Twee pakkende beelden worden gebruikt om de ernst van het gevaar te tekenen. Eerst in vs. 4 en 5: „Toen zouden ons de wateren overlopen hebben, een stroom zou over onze ziel gegaan zijn." James Neil vertelt dat hij eens door een rivier moest trekken, ongeveer anderhalf uur ten Noorden van Jaffa. De rivier was sterk gezwollen. „Mijn paard worstelde tevergeefs tegen de stroom en keerde terug. Ik dwong het opnieuw er in te gaan; en kwam daar ternauwernood levend af. Een zware golf hief mij met paard en alles op en sleurde mij mee naar zee. Ik had het alleen aan de kracht en de moed van mijn paard te danken dat ik het doodsgevaar ontkwam. Eindelijk stond ik doornat en rillend . . . op de oever, waar ik vandaan gekomen was." Bij deze en dergelijke gelegenheden moest James Neil denken aan het beeld uit Psalm 124 en hij leerde de kracht van de woorden kennen, waarmee de Psalmdichter de vervolging en smarten schildert, waardoor Israël bijna was ondergegaan.
Een tweede beeld willen we onderstrepen. Vs. 7: „Onze ziel is ontkomen, als een vogel uit de strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen."
't Is voor een vogel erg om gevangen te worden in een vangnet of een val, in een strik. Dan is er haast geen redding meer. Er zou een wonder moeten gebeuren en dat is haast ondenkbaar. Nu, zo is de situatie voor Israël. En . . . de Heere heeft bevrijding geschonken! Hij is de God van het wonder.
Het tweede beeld sprak ons bijzonder aan na de oorlog 1940 - 1945. Na de jaren van onderdrukking en benauwdheid is spontaan bij de bevrijding in vele kerken gezongen: „de strik brak los, en wij zijn vrij geraakt."
Wie zó de hulp des Heeren in het verleden heeft ervaren, mag moed hebben voor de toekomst. Echte dank is toch meer dan een terugblik. Wie dankbaar is, mag de toekomst in de hand des Heeren leggen. En zo is het slot van de Psalm als een dankbare belijdenis te verstaan: „Onze hulp is in de Naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft."

„Onze hulp is in de Naam des Heeren." Wie deze belijdenis in het geloof beleeft, weet dat hij hulp-behoevend is. Een kind is hulp-behoevend en het is groot wanneer de ouders dan helpen. De ouders helpen, wanneer het kind moet leren lopen, moet leren spreken, moet leren werken . . . Dat kind is nog zo afhankelijk.
Een mensenkind is ook zeer hulp-behoevend en het is groot dat de Heere wil helpen. Het zou vreselijk zijn, wanneer God de Heere Zijn hand uit ons leven zou terugtrekken. Wat moeten wij leren? We moeten onze dagen leren tellen, we moeten leren bidden, we moeten het woordje „genade" leren spellen. In al onze arbeid zijn wij afhankelijk van de Heere.

Hoe klein zijn wij! Maar ook: hoe groot is de Heere: Dat we dan niet in eigenwaan onszelf trachten te helpen. Onze diepe afhankelijkheid beseffend, mogen we bidden tot de Heere.
„Die hemel en aarde gemaakt heeft". De Heere is de grote Schepper aller dingen. „Zijn Goddelijk almacht spreekt, en 't is er. Zijn wil gebiedt, en 't wordt terstond." De woorden „Die hemel en aarde gemaakt heeft" zijn karakteristiek voor de liederen Hammaäloth. U vindt deze woorden in onze tekst, verder in Psalm 121:2 en in Psalm 134:3. Op reis naar Jeruzalem waren de gevaren vele. Hoe rijk dan, als de reizigers mochten betrouwen op de Heere.
„Onze hulp is in de Naam des Heeren." De Heere heeft in Zijn Naam aan Zijn volk een Goddelijke garantie gegeven. „Ik zal zijn, die ik zijn zal." Laten de vijand Hem vrezen, want er is een God Die leeft en op de aarde vonnis geeft. Laten Gods kinderen op Hem vertrouwen. „Laat ons alom Zijn lof ontvouwen: In Hem verblijdt zich ons gemoed, omdat wij op Zijn Naam vertrouwen, die Naam, zo heilig, groot en goed."
„Onze hulp is in de Naam des Heeren." Dit is dus een gemeenschappelijke belijdenis. Maar wat gemeenschappelijk beleden wordt, moet nu persoonlijk beleefd worden.

Laten we ons dus bezinnen op de rijkdom van het votum. Prof. v.d. Meiden schreef zo schoon: „In de samenkomst der gemeente is de alomtegenwoordige God tegenwoordig als de God des Verbonds, Die in Jezus Christus voor Zijn volk een verzoend God en Vader is."
In Jezus Christus! O, bedenk, dat de Borg Jezus Christus geen hulp heeft ontvangen op Golgotha. In Hem is het lijdenswoord uit Psalm 22 vervuld: „benauwdheid is nabij, want er is geen helper." De wateren van Gods toorn over Zijn hoofd gegaan. Voor Hem is de strik niet gebroken. Hij moest de straf dragen, de lijdensbeker drinken. Hij is gehoorzaam geweest tot de dood des kruises.
Als de Heilige Geest dit geeft te verstaan, zullen we diep ontroerd de tekst op de lippen nemen: „Onze hulp is in de Naam des Heeren Die hemel en aarde gemaakt heeft." De tegenwoordigheid des Heeren wordt dan als een wonder ervaren.

Na de oorlog hebben we beleden: „de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen." Ook in geestelijke zin wil de Heere dit bevestigen. Erger dan het geweld van de Duitsers in de oorlog is het geweld van de duivel. Dan mag de ziel in nood om hulp smeken: „O Heer, verlos mij uit de banden, waarin de boze mij beknelt. . ." En dan zàl de ervaring zijn: „De Heer' zal op mijn smeken, geen hulp mij doen ontbreken; Hij houdt getrouw Zijn Woord."
De Heere zal tot het einde toe iedere strik verbreken. Misschien op het sterfbed nog last van de banden, van de strik, maar omdat de Heere de Getrouwe is, zal de triumferende Kerk in eeuwige aanbidding het uitzingen: „de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen."
Wie niet leeft in de vreze des Heeren, is wel op reis, maar op reis naar het verderf, naar de rampzaligheid. Hoor toch de ernstige oproep tot bekering.
Wie wel leeft in de vreze des Heeren, wordt bemoedigd:
Vertrouwt op God, gij allen die Hem vreest!
Hij is altoos hun Schild, hun hulp geweest.

Bussum, B. Bijleveld

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1976

De Wekker | 8 Pagina's

Onze hulp is in de Naam des Heeren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1976

De Wekker | 8 Pagina's