Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Calvijn en de zang in de eredienst (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Calvijn en de zang in de eredienst (1)

7 minuten leestijd

Een levenswerk van ds. Hasper
Ruim 20 jaar geleden verscheen het eerste deel van Haspers monumentale werk „Calvijns beginsel voor de zang in de eredienst". Nu - bijna drie jaar na zijn dood - verscheen deel II, even voornaam als deel I, in dezelfde groene band met gouden letters, uitgegeven door de „Stichting Geestelijke liederen uit den Schat van de Kerk der eeuwen", in de handel gebracht door de uitgeverij „De Vuurbaak" te Groningen en gedrukt bij Jongbloed te Leeuwarden. Het boek telt 1147 pagina's, is voorzien van vele illustraties en kost ƒ 175,-.
Ds. H. Hasper is geen onbekende. Zijn naam is verbonden aan de psalmberijming, die van zijn hand verscheen en is bekend door alles wat hij voor de verbetering van het lied in de eredienst der kerken heeft gedaan.
Reeds als student aan de Vrije Universiteit voelde hij zich gedrongen het zijne bij te dragen tot vernieuwing van de gemeentezang. Hij wees op de betekenis van het ritmisch zingen der psalmen zoals dat van het begin af het geval was, maar welk zingen in de loop der eeuwen in onbruik was geraakt. Dat thans in de meeste kerken de psalmen weer ritmisch worden gezongen, kan worden gezien als een vrucht van Haspers ijveren om de psalmen weer op de oude, oorspronkelijke melodieën te zingen.
Maar Hasper merkte al spoedig, dat de berijming van 1773 zich voor ritmische zang niet overal leende. Bij de berijming was namelijk met de ritmische melodieën der psalmen geen rekening gehouden. Dit bracht Hasper er toe zelf een psalmberijming te maken. Reeds in 1936 werd een proefvertaling door hem aangeboden en deze liep na veel wijzigingen, waarin aangeboden suggesties werden verwerkt, uit op het „Psalter-1949", dat aanvaard werd door de Unie van Baptistengemeenten, waarin de berijming van Hasper nog steeds in gebruik is, terwijl thans een groot deel van de psalmen van Hasper is opgenomen in het Psalter, dat door de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt in concept werd opgesteld.
Aanvankelijk hebben ook de Gereformeerde Kerken de psalmberijming van Hasper aanvaard, maar later weer losgelaten om met de Herv. Kerk te komen tot één gemeenschappelijke psalmberijming. De spoedige aanvaarding van de psalmberijming van Hasper door de Gereformeerde Kerken geschiedde in de hoop, dat de Hervormden daarna zouden volgen. Maar toen duidelijk werd dat de Herv. Kerk de berijming van Hasper niet zou aanvaarden, gingen de Gereformeerden overstag. Men wilde namelijk voorkomen, dat beide kerken elk een verschillende psalmberijming zouden krijgen. Dat dit een ongewenste en verdrietige situatie zou vormen is begrijpelijk.
Men kwam toen tot oprichting van de „Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming", die in 1961 met een „Proeve" kwam, daarna met een gereviseerde bundel in '67, waarna deze op 21 juni 1967 na uitvoerige bespreking door de Gen. Synode van de Gereformeerde Kerken en tegelijk door de Gen. Synode van de Ned. Hervormde Kerk voor kerkelijk gebruik werd aanvaard, welke berijming sinds de synode van 1971 ook in verscheidene van onze kerken wordt gebruikt.
Over deze gang van zaken is ds. Hasper diep teleurgesteld geweest, daar het er in de jaren '50 op leek dat Haspers berijming algemeen in de kerken zou worden aanvaard, vooral toen de Gereformeerde Kerken het besluit namen tot aanvaarding van Haspers berijming.
Het is begrijpelijk dat, toen het alles anders liep, dit Hasper, die heel zijn leven had ingezet voor een nieuwe berijming, diep getroffen heeft en dat hij voor het werk van de „Interkerkelijke Stichting" weinig waardering kon opbrengen. Zijn bezwaar ging vooral hier tegen, dat de Stichting meende dat een psalmberijming het werk van dichters moest zijn, terwijl Hasper meende, dat dit juist niet moest gebeuren, omdat dichters naar zijn gedachte vaak het taalkundig element laten prevaleren en de eenvoud vergeten, terwijl Haspers standpunt, dat hij steeds weer opnieuw beklemtoonde, was, dat slechts de man, die de grondtekst beheerst, het hebreeuws kent en de adem van het hebreeuwse gedicht heeft ondergaan, de enige is, die de psalm berijmen kan. Hasper verzette zich dan ook met klem, toen de Hervormde Berijmingscommissie uitsprak, dat de nieuwe berijming het werk van dichters moest zijn. Toch kan men hier niet, zoals Hasper blijk geeft te doen, spreken in een schema van zwart-wit. Het is niet uitgesloten, dat ook dichters op voortreffelijke wijze psalmen kunnen berijmen. Daar zijn genoeg voorbeelden van uit het verleden en uit het heden. Maar evenzeer kan men waardering opbrengen voor het werk van Hasper, die zich er niet op liet voorstaan dichter te zijn.
Hoezeer Hasper deskundig is op het gebied van psalmberijming, de beginselen en de geschiedenis daarvan, bewijst ook het tweede deel van zijn grote werk over „Calvijns beginsel voor de zang in de eredienst", dat terecht als een levenswerk van Hasper wordt geroemd en eind vorig jaar verschenen is.

Hoe het boek tot stand kwam
Ook voor de wijze waarop het boek tot stand kwam, kan men grote eerbied hebben. In de „Inleiding" op het boek vertelt ds. Hasper, dat hij zijn werk in twee delen gereed had, maar dat de vooroorlogse kopij geheel verloren ging bij de bombardementen van de engelsen op het Bezuidenhout in Den Haag op 3 maart 1945. Deze luchtaanvallen waren een vergissing, maar de ramp was er niet minder om. Daar ook ds. Hasper toen in die wijk woonachtig was werd ook zijn huis getroffen en ging zijn zeer uitgebreide bibliotheek, waarin o.a. een perkamenten handschrift met prachtige miniaturen en gouden sierletters, wiegedrukken (gehele bladzijden letters en gravures in één houtblok gesneden), boeken met de eerste staal- en kopergravures, Vlaamse en Zuid-Nederlandse verzenboekjes uit de 16e en het begin van de 17e eeuw, geheel verloren. Zijn boek opnieuw te schrijven, waaraan een uitgebreid kaartsysteem en een omvangrijke bibliotheek ten grondslag lag, die beide zijn verloren gegaan, stuitte begrijpelijker wijze op grote moeilijkheden. Dit des te meer, omdat ook door langdurige ziekte stagnatie was ontstaan en vele personen, die aan de voorarbeid hun aandeel hebben gehad, waren overleden. Toch heeft Hasper zich opnieuw gezet tot het schrijven van zijn omvangrijk werk. En wat hem daarbij voor ogen stond is naar zijn getuigenis de éne Kerk, waarvan Jezus sprak in zijn discipelenkring. „Niet een grote reeks van kerken en kerkjes, aanééngeschroefd tot grotere complexen. De Kerk, die Jezus voor ogen stond, was geen weldoortimmerd geheel van reeds op zichzelf kennelijk spijkervaste delen, doch een mystieke, geestelijke gemeenschap, welke haar eenheid vond in Christus en door Hem één was met God, de Vader".
Hasper heeft zijn werk verricht - en daarom kon hij zijn grootse werk opnieuw beginnen - uit liefde tot Christus en zijn Kerk.
Tot de afronding van zijn werk vermocht ds. Hasper echter niet te komen. Toen voor het tweede deel de stof opnieuw was verzameld en geordend, werd ds. Hasper ziek en toen in het begin van de zeventiger jaren zijn gezondheidstoestand zodanig achteruitging, dat hij voorzag zijn levenswerk niet meer te kunnen afronden, namen de besturen van de stichtingen „Geestelijke Liederen uit den Schat van de Kerk der eeuwen" (voorzitter jhr. W. de Savornin Lohman) en de „Stichting tot verbreiding van het Geestelijke Lied" (voorzitter prof. dr. W. van 't Spijker) het initiatief voor de afronding van Haspers werk zorg te dragen. Men vond ds. W. de Graaf te Zaltbommel, die thans 78 jaar is, bereid om het boek voor de druk gereed te maken. Hij begon er mee op 26 oktober 1971. Ander werk, waaronder een vertaling van de latijnse commentaren van Calvijn op de zgn. Kleine Profeten, liet hij er tijdelijk voor rusten. Na vijf jaar intensieve arbeid kon hij het werk presenteren. Dat gebeurde op vrijdagmorgen 19 november in het gebouw van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Ds. Hasper heeft de voltooiing van zijn werk niet meer kunnen meemaken. Hij overleed 24 maart 1974.
Dat ds. De Graaf het werk van ds. Hasper heeft kunnen voltooien, is een hartelijke felicitatie waard en we wensen ds. De Graaf toe dat het hem gegeven wordt ook wat hij ons nog van de commentaren van Calvijn wil schenken af te maken.
Dat het levenswerk van ds. Hasper, een standaardwerk op het gebied van psalmberijming en alles wat daarmee samenhangt, is gereed gekomen stemt tot dankbaarheid en die dankbaarheid zal tot in verre geslachten voortgaan.
Maar nu heb ik nog niets over de inhoud van het werk gezegd, „Calvijns beginsel voor de zang in de eredienst".
Daarover dan een volgend maal nog iets.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1977

De Wekker | 8 Pagina's

Calvijn en de zang in de eredienst (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1977

De Wekker | 8 Pagina's