Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reformatie van de Opleiding? (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatie van de Opleiding? (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De „Stichting Nederlands Gereformeerd Seminarie" heeft zich in een brochure rekenschap gegeven van haar doelstelling. Waarom moest het in Nederland komen tot een nieuwe opleiding? Het antwoord dat op deze vraag gegeven wordt luidt aldus: Omdat Gods Woord in het centrum behoort te staan en niet de „theologie". Niet de wetenschappelijke theologie moet in het middelpunt staan van de vorming tot predikanten, maar het Woord van God. Op academisch niveau moet een vorming worden gegeven aan jonge mannen die de Here vrezen. Maar dit onderwijs moet gedragen worden door een tweevoudige reformatie. Allereerst een reformatie van het onderwijsprogramma en in de tweede plaats een reformatie van de onderwijsmethode. Dit alles is noodzakelijk geworden omdat de hele opleiding terecht is gekomen in de wateren van de wetenschap. Men vroeg om wetenschappelijke theologie en langzamerhand is men de bijbel gaan lezen in het licht van de theologische literatuur, de wetenschappelijke theologische literatuur wel te verstaan, in plaats dat men de theologische literatuur ging beoordelen in het licht van de bijbel. De theologische wetenschap is niet op haar plaats gebleven: onder het Woord van God, maar zij is gaan heersen over het Woord van God.
In de brochure wordt heel deze ontwikkeling getekend met het woord „verwetenschappelijking" die de kerken en ook het theologisch onderwijs in haar dodelijke greep heeft gekregen. De theologie is een wetenschap geworden van enkele ingewijden maar het Woord van God is door de theologie bedolven. God spreekt door zijn Woord. Hij heeft dat Woord aan zijn gemeente gegeven en Hij houdt door zijn Woord zijn gemeente in stand.
Wat doet nu de theologie? Zij houdt zich met het Woord van God bezig. Zij probeert datgene wat het Woord zegt in een systematisch geordende kennis onder te brengen, in de vorm van begrippen door het menselijk verstand opgesteld. In het wetenschappelijk bezig zijn wordt de werkelijkheid in ons denken uiteengebroken. We lichten uit die werkelijkheid iets uit. We gaan dit apart onderzoeken als onder een vergrootglas. We maken daarbij gebruik van nauwkeurig omschreven begrippen, waaruit allerlei vragen ontstaan en waaruit theorieën ter oplossing van de gestelde problemen kunnen voortkomen. Deze wetenschappelijke manier van doen is „abstract", „analytisch", „algemeen" en „geïsoleerd". Deze wetenschappelijke benadering der dingen vertoont altijd de trekken van de eigen tijd, ook van de heersende geest van de tijd.
Wanneer nu deze wetenschappelijke benadering der dingen wordt toegepast op de Heilige Schrift dreigen er de grootste gevaren. Ook een wetenschappelijke theologie kan schriftgetrouw zijn en als zodanig aan de kerk belangrijke diensten bewijzen. „Met name in onze tijd, waarin vooral met intellectuele wapenen tegen de waarheid wordt gestreden. Zij vergt de inspanning van alle krachten van hen die tot deze taak worden geroepen en vraagt geloofsvolharding in de verdrukking, die het deel is van elkeen, die ook op dit gebied de goede strijd van het geloof strijdt. Zij is onmisbaar in de strijd der geesten".
Dit laatste is van grote betekenis: „De wetenschappelijke theologie is onmisbaar in de strijd der geesten".
Maar toch is de wetenschappelijke theologie een groot gevaar. Men verwart o zo gemakkelijk een theologische formulering met het levende Woord van God, terwijl de wetenschappelijke theologische begrippen alleen maar lijken op het Woord van God. Wanneer de kerk de waarheid Gods beleed in termen aan de wetenschap of aan de filosofie ontleend sprak zij het minst duidelijk. Ook verwart men soms theologische kennis en profetisch inzicht met elkaar. Iemand kan theologisch heel goed geschoold zijn, maar dit betekent niet altijd dat hij ook profetisch inzicht heeft. Bovendien is theologische kennis niet een ander soort kennis, en vooral geen diepere soort van kennis dan die van de Schrift.
Heel groot is het gevaar dat de gemeente onmondig wordt gemaakt. „Als deze kennisverwarring optreedt dan gaat de theologische wetenschap op haar beurt zich gedragen, alsof de kerk in Gods eigen Woord, niet reeds alle dingen weet, maar de waarheid uit de mond van grote theologen moet ontvangen. Dan wordt de geestelijke verwarring in en buiten de kerk groot. De theologie kan een onzichtbare muur worden die tussen de mensen in komt staan.
De logica gaat heersen, de belijdenis verwordt tot een dogmatiek, de zuivere leer wordt vertrouwder geacht in de verpakking van de theologie dan in de eenvoudige belijdenis van het hart in overeenkomst met de Schriften.
In de brochure wordt de droevige broedertwist, die aanleiding gaf tot de Vrijmaking in 1944, en ook de scheuring die binnen de Vrijgemaakte kerken zich voordeed in de jaren zestig herleid tot een suprematie van de theologie over de gemeente. „De vrijgemaakte kerken zijn naar onze overtuiging gescheurd, omdat een nieuwe theologische gedachtenwereld, die beter werd geacht dan de scholastieke van de jaren 30, in het vrijgemaakte leven leidinggevend werd, daarop zijn stempel ging drukken en deze theologische gedachtenwereld niet of onvoldoende van het levende Woord van God werd onderscheiden".
Het Woord van God wordt dan omringd door een systeem.
De schrijvers van de brochure zien in de reformatorische beweging, die in de Gereformeerde Kerken opkwam in de jaren dertig een zeer krachtig middel, waardoor de verwetenschappelijking van de theologie en van de opleiding als een dodelijk gevaar werd onderkend. Tóen brak het inzicht zich baan, dat Gods Woord practisch profetisch spreekt en niet systematisch wetenschappelijk. „De betekenis van dit onderscheid voor Schriftonderzoek, wijsbegeerte en theologie is niet eerder in de geschiedenis van het westerse denken zo duidelijk in het licht gesteld" (blz. 40). En nog eens: „Wij weten in de kerkgeschiedenis niet een periode aan te wijzen, waarin het inzicht in de dienst van God de Here als een verbondsmatige verhouding, die het gehele leven omvat, even helder tot uitdrukking is gekomen als in de nederlandse reformatorische beweging van de jaren 30. Als onze vaderen in de 17e eeuw scherper hadden gezien, dat leven in gemeenschap met God ook het handeldrijven omvat, was de slavenhandel niet wel mogelijk geweest".
Het is duidelijk, de opstellers van de brochure willen, zonder epigonen te zijn, de lijn doortrekken van deze „reformatorische beweging" uit de jaren dertig binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Zij achten zelfs dat de tijd nog nimmer zo rijp is geweest voor een bevrijding van het theologisch onderwijs dan nú: „Men kan zeggen, dat het, historisch gezien, de eerste maal is sinds 1892, dat deze opzet mogelijkheden heeft. Tot dusver was het door een complex van factoren onmogelijk. De eerbied voor de wetenschappelijke theologie was te groot. De gemeenten hadden er ook niet de bewegingsvrijheid voor. Nu is die er".
Men zal wel niet mistasten, wanneer men zegt, dat door de gebeurtenissen van de jaren zestig binnen de Vrijgemaakte kerken naar het oordeel van de schrijvers, de mogelijkheid zich voor het eerst voordoet om tot een seminarie te komen, waar voor het eerst in de geschiedenis de idealen van de reformatorische beweging uit de jaren dertig in de Gereformeerde Kerken kunnen worden gerealiseerd, ook op theologisch wetenschappelijk terrein.
We laten deze constatering nu voor wat ze is. Zouden we er goed op ingaan, dan zou dit betekenen, dat we ons grondig in de aard en bedoeling van bovengenoemde beweging uit de jaren dertig hadden te verdiepen. Daarvoor ontbreekt binnen het raam van deze artikelen de ruimte echter. Hoewel, gezien de nogal flinke uitspraken die gedaan worden (voor het eerst in de geschiedenis van het Westerse denken . . . en: Wij weten in de kerkgeschiedenis niet een periode aan te wijzen) zouden we ons haast laten verleiden! Toch is de zaak in feite een versmalling van wat overigens in de brochure aan de orde komt. Immers de herinnering aan de „reformatorische beweging" tussen 1930 en 1940 doet ons zien, dat voor de opstellers de kwestie waarom het nu te doen is een zaak is uit een gemeenschappelijk gereformeerd verleden. Daaraan hebben we slechts op een afstand deel. Ook daarom gaan we er nu niet verder op in.

Wat belangrijk genoeg is om er op door te gaan is de vraag die overblijft: hoe wetenschappelijk mag een theologie zijn? En: is het onherroepelijk waar, dat de theologische wetenschap automatisch verduistering betekent van het Woord van God?
Daarover een volgende maal verder D.V.

A. [Apeldoorn], W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1977

De Wekker | 8 Pagina's

Reformatie van de Opleiding? (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1977

De Wekker | 8 Pagina's