Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Broederlijke brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Broederlijke brief

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals bekend wordt in de kring van de Geref. Kerken (vrijgemaakt - buiten verband) gesproken over de vrouw in het ambt. „De Tehuisgemeente" te Groningen sprak uit, dat er geen schriftuurlijke bezwaren zijn om het ambt van ouderling en diaken open te stellen voor de vrouw en besloot nu dit besluit te effektueren. N.a.v. dit besluit zond de kerkeraad van Enschede-Noord een brief aan de zusterkerk, waaruit blijkt dat men het genoemde besluit niet juist vindt. Op broederlijke wijze wordt deze zaak aan de orde gesteld.
We nemen deze brief in ons blad over om mee te werken aan een goede en zuivere beeldvorming van deze kerken onzerzijds. Het zou onjuist zijn om alle kerken van „buitenverband" gelijk te schakelen met de Groningse. Dat blijkt duidelijk uit deze brief:

Enschede, 18 mei 1977

Aan de Raad van de Geref. Kerk
te Groningen
p/a de Eerw. Heer C. van Leeuwen
De Waterkant 20
TYNAARD (gem. Vries).

Weleerwaarde en Eerwaarde Heren
en Broeders,
Wij vernamen uit enkele persberichten, dat u als Raad van de Kerk te Groningen heeft besloten het reeds eerder genomen besluit om het ambt van ouderling en diaken open te stellen voor de vrouw te effektuëren.
U heeft aan het dringend verzoek van de regiovergadering van de Noordelijke kerken om dit niet te doen niet voldaan! Voorts wenst u deze materie niet voor te leggen aan de kerken in den lande om zo een algemene uitspraak te vragen, u vindt, dat de band met de zusterkerken niet van zodanige aard mag zijn, dat de vrijheid der gemeente om binnen de normen van het Woord van God op bepaalde punten anders te handelen dan de zusterkerken wordt belemmerd. U heeft zelfs geweigerd de regio te dienen met argumenten uit de Schriften om zo samen deze zaak door te spreken. Voorts doet het argeloos of althans naïef aan als u stelt, dat het belang der zusterkerken is gediend als van uw kant niet op landelijk beraad wordt aangedrongen. Deze aangelegenheid zou dan immers - zo heet het - in andere kerkelijke vergaderingen en binnen gemeenten zo gemakkelijk tot een twistpunt kunnen worden. Thans, zo poneert u, is geen enkele vergadering gedwongen zich met deze zaak bezig te houden.
U voelt zèlf al aan blijkens een persverslag, dat de gemeenschapsoefening met de zusterkerken hierdoor schade zou kunnen lijden, hetwelk u zeer betreurenswaardig zou vinden. Verder heeft u ook besloten voorlopig eventuele vrouwelijke ambtsdragers niet af te vaardigen naar kerkelijke vergaderingen „om op deze wijze te voorkomen, dat kerkelijke vergaderingen tegen hun wil met de zaak van de vrouw in het ambt gekonfronteerd worden".

Wij dachten u door de opsomming van vorenstaande gegevens volkomen recht te hebben gedaan in de weergave van uw standpunt.
Maar, broeders, het moet ons van het hart: Wat koestert u voor een opvatting van het kerkverband? U bent akkoord gegaan met de regionale indeling en hebt deelgenomen aan de besluitvorming betreffende de eerste artikelen van de nieuwe K.O. op de Conventsvergadering te Kampen d.d. februari-mei 1976. Daarin heeft u mèt ons beleden, dat we als Gereformeerde Kerken op elkaar betrokken zijn. Waarom gaat u nu een eigen weg? Waarom wilt u deze zaak, die zo diep ingrijpend is, niet presenteren aan de Landelijke Vergadering na haar afgehandeld te hebben op de regiovergadering? Denkt u nu werkelijk, dat door een dergelijk optreden de vrede binnen onze kerken, die toch al zo kwetsbaar zijn in haar huidig institutioneel bestaan, wordt bevorderd? Is het juist niet de zegen van een goed funktionerend kerkverband om samen op te trekken en elkaar vanuit het Woord van God te dienen betreffende allerlei onderwerpen en kwesties, die aktueel zijn?!
Is dit nu de liefdevolle broederschap, die u ons bewijst? U weet toch nog wel welke situatie binnen de vrijgemaakte gereformeerde kerken ontstond in en vanaf 1966 via de zogenaamde Open Brief?! Welke koncentrische kringen deze steenworp in de landelijke kerkelijke vijver heeft beschreven?! Hoevelen hebben niet voor u, toen een logicistische „binnenverbandse" konsekwentiedrift hen daartoe noopte, het hoofd op het blok gelegd?! Zij wilden met al hun bezwaren u per se vasthouden en lieten zich - terwijl zij soms helemaal niet in alle opzichten inhoudelijk achter het bovengenoemde epistel stonden - uit de kerk drijven!! MEDE OM U!! En nu dit?

Broeders, is dit nu objektief gezien een eerlijke houding? (Wij schrijven: objektief gezien, want over de harten oordeelt de HERE) - om enerzijds de band met de kerken te oefenen en anderzijds de plaatselijke kerkelijke zelfstandigheid hard te maken via een zucht naar plaatselijke kerkelijke onafhankelijkheid?
Zo kan het niet en zo mag het niet! Dit optreden van u drijft de kerken uit elkaar en schaadt ook de kontaktoefening met de Christelijke Gereformeerde Kerken! Als u spreekt over zusterkerken, nemen wij dat uiteraard serieus! Maar daarom kunnen wij niet begrijpen, dat u zo met uw geestelijke en kerkelijke familie omgaat. De liefde tot de zusterkerken had u ertoe moeten dringen om de pas te vertragen en het algemeen belang te zoeken.

Broeders, wij bestoken u niet met Bijbelteksten, maar willen u toch het woord van de apostel Paulus in zijn brief aan de gemeente des Heren te Filippi voorhouden: „ . . . doch in ootmoedigheid achte de één de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder (lette) ook op dat van anderen" (Fil. 2: 3b en 4). Dat behoort bij de gezindheid, die ook in Christus Jezus was (zie vers 5 van het geciteerde hoofdstuk).

Broeder, keert van deze heilloze weg radikaal en resoluut terug terwille van het behoud van de eenheid der kerk en de dienst aan de broederschap. De diskussie over de vrouw in het ambt is in onze kring eigenlijk nog maar net op gang gekomen en dan nog alleen via de pers!! Gaat op deze weg niet verder, opdat toenemende verontrusting binnen onze kring wordt tegengegaan. Wij schrijven u dit uit een bewogen hart! Hopelijk komt het ook zó bij u over en beschouwt u dit schrijven niet als een poging om de ander vanuit onze leerstoel de les te lezen! Maar wij moeten samen verder, zo de HERE wil!

De God van alle genade geve u de wijsheid van Zijn Geest om zó te besluiten en te handelen, dat daardoor de opbouw en samenbinding der kerken wordt gestimuleerd. Hij schenke u daarbij Zijn rijkmakende zegen!

Met de meeste hoogachting en hartelijke broedergroeten,
namens de kerkeraad voornoemd,
O. Mooiweer, praeses
R.J. Niemeijer, scriba

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1977

De Wekker | 8 Pagina's

Broederlijke brief

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juni 1977

De Wekker | 8 Pagina's