Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het lezen van Gods Wet in de eredienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het lezen van Gods Wet in de eredienst

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een zuster uit een gemeente in het midden des lands zond mij de vraag of het lezen van de Wet des Heren in de zondagmorgendienst op kerkelijke bepalingen berust, of „dat het zo maar een gewoonte is".
Graag wil ik deze vraag in het kort beantwoorden.
Het lezen van de Wet der 10 geboden was vrijwel van meetaf een bestanddeel van de gereformeerde eredienst. Guillaume Farel, 1489- 1565, die voor de reformatie van Geneve de grondslag legde en voor heel de Reformatie zeer veel heeft betekend, voerde het lezen van Gods Wet in 1533 in Geneve in. Sindsdien is dit een vast onderdeel van de gereformeerde liturgie geweest. De Wet werd gelezen of soms ook gezongen. Maarten Micron, 1529- 1 559, gaf in zijn De Christlicke Ordinancien der Nederlantscher Ghemeinten te Londen, (1554) de Wet een plaats na de prediking. Daarna werd de gemeente vermaand vanwege hare zonden en opgewekt deze te belijden „tot een vierighe begheerte der Goddelicke ghenaden ende vergheuinge der sonden". De bekende Petrus Datheen, 1531 of '32 - 1 588, gaf in 1566 de eerste volledige Nederlandse liturgie. Daarin lezen we o.m.: Nadat men in de gemeente Christ! des zondags voormiddags de tien geboden Godes gelezen of gezongen heeft, neemt de kerkedienaar daaruit oorzaak de gemeente te vermanen tot boete en bekentenis harer overtredingen en te geloven de evangelische beloften van Christus, dewelke beide hij met getuigenis der Schrift bewijst. Waarop hij den onboetvaardigen de straf Gods en den boetvaardigen gelovigen de genade Gods in Christus verkondigt.
Onze Nederlandse synoden die het kerkelijk leven moesten regelen hebben eveneens de lezing van de Wet der 10 geboden in de liturgie opgenomen. De Dortse synode van 1574 bepaalde dat des voormiddags de artikelen des geloofs moesten worden gelezen en de Wet des namiddags vóór de catechismusprediking. In de praktijk werd de volgorde andersom. Ik laat nu de geschiedenis verder maar rusten om alleen nog op te merken dat bijv. de synode van 1899 en 1906 de oude praktijken gehandhaafd wilden zien.
Over de betekenis van de lezing van de Wet in de godsdienstoefening zijn in de loop der jaren belangrijke dingen gezegd. Ik laat hier even twee stemmen horen.

Ds. P. Op den Velde, 1922-1976, schreef in zijn mooie boekje Onze Eredienst (no 20 van de uitgaven van het ds. H. Janssen-Fonds, 1957) o.m.: „Hoe belangrijk is daarom de lezing der Wet. God bedoelt er ons door voor te bereiden op het evangelie. Dat doet Jezus Christus kennen in Wie alle heilsgoederen zijn en leidt ons tot Christus en doet in Zijn heil delen. Maar als we iets van de vrijheid in Christus kennen, wat dan? Wat moeten we dan in die vrijheid beginnen? Dan is er weer de wet, die ons opvangt en leidt in de wegen des Heeren. Door de wet onderwijst de Heere Zijn gemeente in het rechte beleven der vrijheid in Christus. Zo is Gods orde, die toch enigermate in onze orde van dienst weerspiegeld moet zijn, van wet tot evangelie en van evangelie tot wet", blz. 41.
De in 1947 hoogleraar geworden dr. A.A. van Ruler, 1908-1970, zegt in een verhandeling over de theocratie met betrekking tot de lezing van de Wet in de eredienst o.a.: „Men is al ettelijke tientallen van jaren bezig, deze specifiek- gereformeerde waarde kwijt te raken.
Men vindt het ouderwetsch en stootend in een christelijken eredienst. Dat is echter uitermate onbezonnen. Deze liturgische bijzonderheid van de gereformeerde reformatie is weer een van die fijne en geniale grepen, waaraan het werk van Calvijn zoo overrijk is. Men denke aan de wijze waarop door deze lezing van de tien geboden regelmatig de eenheid van den bijbel en de volle autoriteit van het Oude Testament als Gods Woord en het moment van de gerechtigheid in het wezen en handelen Gods en de goddelijke noodzaak en beteekenis van de inrichting en de vorming van ons leven, of anders gezegd: van de politieke orde worden geëerbiedigd. Het leven wordt zoo doorhuiverd van schroom voor het heilige recht Gods. En de kerk weet de overheid steeds tegenover zich. Zij moet ook voortdurend aan deze dingen herinnerd worden. Dat is wel de grootste en de fijnste prestatie van Calvijn in heel de quaestie van de theocratie geweest; dat hij niet slechts de verhouding van de kerk en den staat aan de orde heeft gesteld, maar als even belangrijke vragen daarnaast, of liever: als de eigenlijke kern daarin heeft ontdekt: de verhouding van de overheid en de wet Gods. Daar gaat het om: niet dat de staat naar de kerk luistert, maar dat de overheid het volksleven regeert overeenkomstig de wet Gods in eerste en tweede tafel, opdat er zij een heilig volk, dat God dient in het concrete leven. De lezing van de tien geboden in de liturgie is iederen zondag een sprekende herinnering aan dat prophetisch visioen", Religie en Politiek, Nijkerk(1945), blz. 260.
Hier moet noodzakelijkerwijs nog iets aan toegevoegd worden. Was er een goddelijk gebod in de Heilige Schrift dat de Wet des Heren altijd alleen naar Exodus 20 of Deuteronomium 5 moest gelezen worden, dan hadden wij ons daar natuurlijk aan te houden. Maar zulk een goddelijk voorschrift bestaat er niet. Zelfs voor de joodse eredienst in synagoge was er zulk een bepaling niet. Daar was het gewóónte om de Wet in de samenkomst te lezen, maar daar verstond men, zoals wij weten, onder de Wet de vijf boeken van Mozes (de Thora). Op iedere sabbat werd een gedeelte van die vijf boeken van Mozes gelezen, zeer waarschijnlijk uit elkander opvolgende gedeelten. De christelijke kerk, die veel van de joodse eredienst overnam, heeft deze lezing beperkt tot de tien geboden. Maar, nogmaals, een goddelijk gebod om dit te doen vinden wij nergens.
Hierbij zou ik het kunnen laten, want het zal hopelijk mijn briefschrijfster wel duidelijk zijn, dat de lezing van de Wet Gods naar Exodus 20 of Deuteronomium 5 in de eredienst op een zeer oude kerkelijke praktijk en kerkelijk bepalingen berust, én dat deze lezing zéér zinvol is. Maar ik wil er toch nog gaarne aan toevoegen dat onze laatste generale synode, in 1977 te Hoogeveen gehouden, mijns inziens terecht heeft uitgesproken „dat het derhalve regel behoort te zijn, dat in elke gemeente zondagsmorgens de decaloog wordt gelezen", maar tevens dat het niet in strijd met de K.O. is te achten wanneer in de gemeente des zondagsmorgens naast, of in bijzondere gevallen in de plaats van de decaloog andere Schriftgedeelten, welke duidelijk het karakter van de wet des Heren dragen, worden gelezen.
En de gemeente worde steeds opgewekt om eerbiedig naar Gods gebod te luisteren, opdat ook zij moge getuigen: o HERE, ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking, Ps. 119: 174.

A. (Apeldoorn), H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1978

De Wekker | 8 Pagina's

Het lezen van Gods Wet in de eredienst

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1978

De Wekker | 8 Pagina's