Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een nieuwe Statenvertaling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een nieuwe Statenvertaling

12 minuten leestijd

De voorgeschiedenis
Het Nederlands Bijbelgenootschap verdient de dank van allen, die de bijbel liefhebben, dat het alles doet om de bijbel te vertalen en te verspreiden. Immers moet de bijbel vertaald worden. Hij is ons gegeven in vreemde talen, het O.T. in het hebreeuws en het N.T., in het grieks. Het N.B.G. laat de bijbel in verschillende talen vertalen en verspreidt hem in verschillende landen. Maar in de eerste plaats voelt het N.B.G. zich verantwoordelijk voor ons eigen land. Daarvoor is het Nederlands Bijbelgenootschap. Het doet alles om ons volk bekend te maken met de bijbel in onze eigen taal. Het doet dat op verschillende manieren. In 1951 kwam de Nieuwe Vertaling van de bijbel gereed in opdracht van het N.B.G. Deze vertaling wordt behalve in de gezinnen thans ook in de meeste kerken gebruikt. Daarnaast verzorgt het N.B.G. vertalingen van de bijbel in nog eenvoudiger nederlands. Vooral voor buitenkerkelijken is ook de taal van de Nieuwe Vertaling nog te moeilijk. Zij vragen om bijbels in de gewone omgangstaal. Het N.B.G. is ondanks veel kritiek hieraan niet voorbijgegaan. Het N.B.G. staat op het standpunt dat het vandaag onmogelijk is een zelfde bijbel in handen van alle mensen te geven. Het N.B.G. schrijft niet voor welke vertaling iemand moet gebruiken. Ieder is vrij zelf te kiezen. Als men maar door de bijbel in aanraking komt met de boodschap, die God daarin tot ons spreekt. Zo zijn ook bijbels met grote letters voor slechtzienden en bijbels in braille-schrift voor blinden bij het N.B.G. verkrijgbaar. Maar naast al deze nieuwe vertalingen van de bijbel, die om meer dan één reden noodzakelijk zijn - onze taal is in drie eeuwen veranderd en door meer kennis van de grondtalen van de bijbel is het mogelijk hem in veel opzichten duidelijker te vertalen - blijft het N.B.G. de oude Statenvertaling beschikbaar stellen. Dat heeft zij reeds vanaf 1847 gedaan. En het N.B.G. heeft meer dan eens de verzekering uitgesproken dat het zal blijven zorgen dat de Statenvertaling verkrijgbaar is zolang er ook maar enige vraag naar is. Daarom is het ook zo onbillijk dat velen het N.B.G. de rug hebben toegekeerd, omdat het ook andere vertalingen van de bijbel dan alleen de Statenvertaling uitgaf. Het N.B.G. blijft kerkelijk Nederland van de Statenvertaling voorzien.
Het staat daarbij echter wel voor een moeilijkheid. Want wat is de Statenvertaling? De eerste uitgave van 1637? Of de gereviseerde Ravesteijn-uitgave van 1656? De uitgaven indertijd van het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap? Of de uitgave van Jakob en Pieter Keur? Of de Flakkeesche Bijbel van 1893? Of de uitgave van Kok in Kampen (1913)? Of de Jongbloed-bijbel? En dan heb ik nog niet eens alle genoemd. En al deze Statenvertalingen verschillen van elkaar. In de loop der tijden zijn in de Statenvertaling allerlei wijzigingen aangebracht. Verouderde woorden werden vervangen, de taal werd aangepast, zou de Statenvertaling niet een monument zijn uit het verleden slechts, maar voor de mensen blijven aanspreken. Maar daardoor is er wel verwarring ontstaan.
Ik herinner mij, dat ik eens ergens preekte en na de preek in de consistorie terug gekomen vroeg de kerkeraad mij: uit welke vertaling hebt u gelezen? Ze dachten dat ik een of andere vreemde vertaling had gelezen, misschien wel de Nieuwe Vertaling. Ik antwoordde: uit de bijbel, die u zelf op de preekstoel hebt gelegd. Verbaasd reageerden ze: Maar wat u las was anders dan in onze bijbels staat, die wij in de kerkeraadsbanken hebben. Ik antwoordde: U zult toch wel weten wat voor bijbel u op de preekstoel legt. De Statenvertaling, zeiden ze. Ik vroeg: wat is nu de goeie? Die op de preekstoel of die van u in de kerkeraadsbanken? Ze moesten het antwoord schuldig blijven. We konden alleen maar vaststellen - en de broeders deden het met een zucht in hun hart - dat er vele Statenvertalingen zijn. Inderdaad. Wat is nu de goeie? Daar zat het N.B.G. ook mee. We willen wel de Statenvertaling blijven uitgeven, maar welke wilt u dan hebben?
Deze vraag is eigenlijk al acuut geworden, toen de N.V. werd vrij gegeven voor kerkelijk gebruik. Tegenstanders hiervan bleven staan op het gebruik van de S.V. Maar wat is dan de Statenvertaling? Welke moet dat dan zijn? Men kwam tot de ontdekking dat een standaard- Statenvertaling niet bestaat. Er kwam behoefte aan een oplossing van deze vraag.
Als men over de Statenvertaling spreekt, moet men toch wel weten waar men het over heeft en waar men aan toe is. Vroeger waren er mensen, die zeiden, dat het een „Poetenbijbel" moet zijn. Dat was voor hen het kenmerk van het ware, dat in Hand. 17: 28 niet het woord „poëten" (poëten) was vervangen door „dichters". Als dat het geval was wisten ze meteen dat ze met een onverantwoorde vervalsing te doen hadden. Het moest een „Poetenbijbel" zijn. Zo spreekt thans niemand meer. Maar dat het om verantwoorde veranderingen gaat als in de oude Statenbijbel veranderingen worden aangebracht, daarover is ieder het eens. En ook stemt ieder wel toe dat de oude uitgave van de Statenbijbel van 1637 of 1657 zo niet meer door ons te gebruiken is. Maar hoe dan?
Om te proberen tot een oplossing te komen nodigde het N.B.G. enige jaren geleden een aantal theologen uit, die zelf de Statenvertaling wilden blijven gebruiken, om een verantwoorde en herziene uitgave van de Statenvertaling voor te bereiden. Voorzitter van de commissie werd ds. W.L. Tukker, voorzitter van de Gereformeerde Bond in de Ned. Herv. Kerk. Vijf jaar heeft deze groep aan de vernieuwde uitgave van de Statenvertaling gewerkt. Vorig jaar kwam men met het werk gereed. De vertaling moest Statenvertaling blijven en toch aangepast worden aan de taal van vandaag. Resultaat is dat er bij de vele uitgaven van de Statenvertaling weer één bij gekomen is. Of dit het einde van de moeilijkheden is? Het valt té betwijfelen. De vertaling gaat de wereld in als „Statenvertaling-Editie 1977". Zij nog vermeld dat het N.B.G. voor deze uitgave ƒ 100.000,— uittrok en verwacht dat zij, die de Statenvertaling liefhebben, het N.B.G. om deze uitgave en om de uitgave voor betrekkelijke lage prijs beschikbaar te kunnen stellen financieel zullen steunen.
We willen de uitgave iets nader bezien.

Editie-1977
De commissie stelde zich ten doel niet de Statenvertaling te moderniseren, maar haar in onze tijd te laten zeggen wat de vertalers in hun tijd bedoelden te zeggen. Daarvoor moesten soms woorden, die in de loop van drie en een halve eeuw uit onze taal zijn verdwenen of een andere betekenis gekregen hebben, door andere worden vervangen.
Daar in de loop der tijden woorden uit onze taal verdwijnen en dus onbekend worden, hebben ook reeds voorgaande uitgaven van de Statenvertaling woorden vervangen. Een woord als „bagge" (Spr. 11: 22) treft men reeds lang niet meer aan. Het werd vervangen door „ring". De editie-1977 gaat op deze weg voort. Het woord „herre" (1 Kon. 7: 50; Spr. 26: 14) wordt vervangen door „scharnier". „Achterlage" (Joz. 8: 2 vv.) wordt „hinderlaag". „Achtertocht" (Joz. 6: 9) „achterhoede". „Bekkeneel" (2 Kon. 9: 35) „schedel". „Krielen" (Ex. 8:3) „krioelen". „Bussels" (Matth. 13: 30) worden „bossen". „Verzijpen" (Jes. 19: 5) „drooglopen". „Waardschappen" (Mark. 6: 39) „groepen". Saul wordt niet meer gevonden tussen de „vaten", maar tussen het „reisgoed" (1 Sam. 10: 22). „Poëten" (Hand. 17: 28) zijn ook hier „dichters" geworden, hoewel poët ook in onze tijd geen ongebruikelijk woord is. Voor een vroegere generatie was hiermee dus de editie-'77 al door de mand gevallen.

Men kan zich echter afvragen of de editie-'77 wel voldoende woorden door thans meer gangbare heeft vervangen. Onbegrijpelijke woorden zijn blijven staan. Wat zijn „baktanden"? (Job 29: 17; Ps. 58: 7; Spr. 30: 14)? Wat is een „verrukte" zenuw (Gen. 32: 32). Volgens van Dale betekent „verrukt" „opgetogen zijn". Wat is „verwakkerd zijn" (Fil. 4: 10)? Wat is een „knevelbaard" (2 Sam. 19: 24)? Misschien een „snor", maar dat wordt in de tekst niet bedoeld. Wat zijn „watertochten" (Ps. 107: 33, 35; Jes. 41: 18)? Wat is „winkelmaat" (1 Kon. 7: 11)? Het heeft toch met een winkel niets te maken. Worden vuur en vijanden nog „gedempt" (Num. 11: 2; Ps. 81: 15)? Wordt haar nog „gesneden" (1 Kor. 11: 5). In mijn jeugd zag je nog op kapperszaken staan „haarsnijderij", maar dat zegt tegenwoordig niemand meer. Kan men nog spreken van „een beek van wellusten", zoals bedoeld in Ps. 36: 9? Het woord past misschien nog in de mond van Sara (Gen. 18: 12), maar toch niet meer in Ps. 36. Zegt men nog van iemand „klappen" (Ps. 69: 13)? Is „stokbewaarder" (Hand. 16: 22) nog gangbaar? Wat is iemand in een „afgang" slaan (Joz. 7: 5). Had men in de tijd van de bijbel „bedsteden" (Ps. 6: 7)? Daar bedoelen de Statenvertalers wat anders mee dan wij nu. Zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan. Spreken we nog van „kranken"? Van „verzenen" (Gen. 3: 15; Hand. 9: 5 )?
En zijn de woorden wel altijd op de juiste wijze vervangen? Zijn „kotjes" (Jer. 37: 16) „cellen"? Moeten we aan een moderne gevangenis met cellen denken? Is een „gemeen teken" (Mark. 14: 44) een „algemeen teken"? Wat is dat? Bedoeld wordt een teken, dat allen begrepen. Het gaat daar over Judas. Zijn „berderen" (Ex. 26: 15; 35: 11)) „stijlen"? Dat had zelfs van Dale nog kunnen leren, dat daarmee „planken" worden bedoeld.
Woorden, die in de loop der eeuwen een andere betekenis hebben ontvangen, zijn vervangen. En terecht. Denk maar aan het woord „wijf" dat vroeger geen ongunstige betekenis had. Nu wel en daarom moest vervangen worden door „vrouw". Een woord als „onnozel", in Hebr. 7: 26 van Christus gezegd, is terecht vervangen door „onschuldig". Die betekenis had het woord „onnozel" ook in de tijd van de Statenvertalers. Maar wij verstaan er thans iets anders onder. Het kan dus niet meer gebruikt worden. Het woord „bescheiden" is te-' recht vervangen door „nauwkeurig" (Hand. 18: 26) of „nauwgezet" (Hand. 22: 3; 26: 5). „Rantsoen" (Ps. 49: 18; Spr. 21: 18; Matth. 20: 28) is terecht vervangen door „losprijs". Wij verstaan onder „rantsoen" tegenwoordig „een bepaalde afgepaste hoeveelheid" en dat is in genoemde teksten niet de bedoeling. „Jokken" is vervangen door „schertsen" (Gen. 19: 14). Maar wat betekent het dat Izaäk was „jokkende" met Rebekka (Gen. 26: 8). Wij verstaan tegenwoordig onder „okken" „bedriegen", maar dat wordt daar niet bedoeld. Ds. Tukker zegt in een interview met hem, dat als een woord werd gewijzigd, ook andere plaatsen werden opgezocht, waar in de bijbel dat woord werd gebruikt en het dan ook daar werd veranderd.
Maar dat is niet altijd waar. Het woord „beginsel" wordt terecht vervangen door „begin". Want dat betekent het in de tijd van de Statenvertalers. Bij ons heeft het woord „beginsel" de betekenis gekregen van „principe", maar dat heeft 't bij de Statenvertalers nooit. Vandaar dat nu sprake is van „het begin van uw maanden" (Num. 10: 10). Het „begin van een ding" (Pred. 7: 8), „het begin der woorden" (Pred. 10: 13). Maar waarom dan nog wel „beginsel zijner kracht" (Deut. 21: 17), en „beginsel der smarten" (Matth. 24: 8) en „beginsel der wetenschap" (Spr. 1: 10) en „der wijsheid" (Spr. 9: 10)? Het betekent toch gewoon dat de wijsheid begint bij de vreze des HEREN. Het woord „beroerd" wordt terecht vervangen door „ontroerd" (Sam. 18: 33; Jer. 33: 9). Maar waarom wordt Jefta dan nog wel „beroerd" van zijn dochter (Richt. 11: 35)? Herodes wordt „ontroerd" van de boodschap der wijzen (Matth. 2: 3), maar waarom wordt dan wel de menigte „beroerd" van het pinksterfeit (Hand. 2: 6)? En wat is „beroerde " wijn? (Ps. 75: 9) En wat zijn „beroerde ingewanden" (Klaagl. 1: 20)? Terecht is „dierbaar" vervangen door „zeldzaam" (1 Sam. 3: 1 ) en „kostbaar" (Jes. 13: 12). „Dierbaar" betekent in de tijd van de Statenvertalers niet als bij ons „geliefd", maar „duur", „zeldzaam", „kostbaar". Het moet door een van deze woorden worden vervangen. Maar waarom is dan wel het bloed der verdrukten „dierbaar" in Gods ogen (Ps. 72: 14) en wordt gesproken van het „dierbaar" bloed van Christus (1 Petr. 1: 19)? Het wil zeggen dat het tegen geen waarde, welke ook opweegt. „U, die gelooft is Hij dierbaar" (1 Petr. 2: 7) is blijven staan, terwijl ook het griekse woord duidelijk aangeeft dat het gaat om iets wat „duur", „kostbaar" is. Het woord „kostelijk" is terecht vervangen door „kostbaar". Wij verstaan onder „kostelijk" iets dat „lekker" is. De Statenvertalers iets dat „kostbaar" is. Vandaar terecht in Ps. 116:15: Kostbaar is in de ogen des HEER EN de dood van zijn gunstgenoten.
Evenzo Ps. 49: 9; Gen. 27: 15. Voorzover ik heb kunnen nagaan is „kostelijk" uit de Statenvertaling overal vervangen door „kostbaar", Maar als men dan woorden, wier betekenis in de loop der eeuwen is gewijzigd, vervangt, waarom dan nog wel het woord „bevinding" in Rom. 5: 4, terwijl wij thans onder „bevinding" iets anders verstaan dan daar bedoeld wordt. En waarom in Luk. 2: 10 „al den volke" niet vervangen door „voor het hele volk", omdat het dat betekent? En als men woorden vervangt, waarom dan geen onverstaanbaar geworden zinnen? Hebben de mensen daar geen recht op? Men zal zeggen: dat zou een nieuwe vertaling inhouden. Ontkomt men daar aan? Wat in editie-1977 is gebeurd vind ik - ik bedoel het niet verkeerd - knutselwerk. Wat houdt men op die manier over? Bovendien alle genetivi er uit. Wat blijft er nog van de eigen stijl van de Statenvertaling over. De Statenvertaling is een groots monument uit het verleden. Maar laat men het dat dan ook laten. Het werk als in editie-1977 gebeurt, vind ik geknoei aan de Nachtwacht. Je houdt zo geen Statenvertaling over. Zo gaat het in de toekomst van kwaad tot erger. Straks krijgen we nog een Statenvertaling van de zijde van de Gereformeerde Bijbelstichting er bij. Dan gaat men vechten over de vraag wie van die twee de beste is. Ben je van Tukker of ben je van de G.B.S.? Deze weg is heillozer dan het gevaar dat men ooit in de Nieuwe vertaling heeft aangewezen. De Statenvertaling is een machtig werk. Maar we krijgen straks zoveel Statenvertalingen dat men door de bomen het bos niet meer ziet. Laat men staan naar een goede bruikbare vertaling voor de tijd van vandaag. Dan kan men de Statenvertaling in haar eigen waarde houden.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1978

De Wekker | 12 Pagina's

Een nieuwe Statenvertaling

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1978

De Wekker | 12 Pagina's