Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het neen zeggen in het christelijk leven (4)

Bekijk het origineel

Over het neen zeggen in het christelijk leven (4)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heilig en onrein
Het begrippenpaar heilig en onrein duidt op een tegenstelling in het christelijke leven. In het vorige artikel troffen we de tegenstelling Geest en vlees aan. Nu gaan we wat dieper in op wat de woorden heilig en onrein in het christelijke leven betekenen. Ook nu zullen we nog niet tot die konkreetheid komen, waar sommige lezers bij dit onderwerp naar verlangen. Ik hoop in volgende artikelen vanuit het Nieuwe Testament een aantal zaken te kunnen noemen. Het zou echter onjuist zijn om hier en daar een greep te doen. We willen de verschillende punten graag in hun bijbelse samenhang bespreken. De weg naar het gestelde doel is wat langer. Het geduld dat we met elkaar moeten opbrengen zal, hoop ik, beloond worden.
Het leven in de dienst van de zonde wordt getypeerd als een leven in onreinheid. Paulus doet dat in Romeinen 6: 19: „Want gelijk gij uw leden gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de wetteloosheid tot wetteloosheid". Het gaat in dit vers nog niet om heel bepaalde, met name genoemde zonden. Het gaat er om, dat wie zich aan de wet van God niet stoort, in feite onrein is. Wetteloosheid is onreinheid.
Op de achtergrond ligt de gedachte dat het volk van God een heilig volk is. Men zie daarvoor Exodus 19: 6. God maakt bij de Sinaï Israël tot zijn volk.
Het is door Hem verkozen. Het wordt tot zijn volk aangenomen. Dat betekent ook dat het tot zijn dienst is afgezonderd. In de oudtestamentische aanduiding van Israël als een heilig volk ligt de gedachte opgesloten dat Israël aan God is toegeëigend en toegewijd. Men zie teksten als Exodus 12: 16 en Leviticus 23: 2, waar gesproken wordt over een heilige vergadering. In dezelfde lijn ligt de benaming die aan de nieuwtestamentische gemeente gegeven wordt: heiligen (Rom. 1: 7; 1 Kor. 1: 2; Rom. 15: 25, 26), of zelfs: uitverkoren heiligen en geliefden (Kol. 3: 12).
Daaruit vloeit de roeping voort om als heiligen te leven. In het Oude Testament lezen we die oproep bijvoorbeeld in Leviticus 11: 44; 19: 2 en 20: 26.
In het Nieuwe Testament komen we de oproep tot heiliging tegen in 1 Petrus 1: 16 en 2 Petrus 3: 11. Men lette erop dat de achtergrond van deze oproep gevormd wordt door wat God met zijn volk gedaan heeft. In 1 Petrus 2: 5 wordt van de nieuwtestamentische gemeente hetzelfde gezegd, als wat we in Exodus 19: 6 van het oudtestamentische Godsvolk lezen.
Heilig betekent door de Here aangenomen en voor zijn dienst afgezonderd. Geroepen tot zijn dienst te midden van een zondige omgeving en als tegenstelling van een zondig verleden. Vandaar dat Paulus de reeds geciteerde tekst (Rom. 6: 19) vervolgt met: „Zo stelt nu uw leden ten dienste van de gerechtigheid tot heiliging". De heiliging die het nieuwe leven kenmerkt staat in tegenstelling tot het oude leven, dat door onreinheid wordt getypeerd! Waar wetteloosheid is, daar is onreinheid. Waar men zich aan de wet van God niet stoort, daar is het leven onrein. Het beantwoordt niet aan wat God van de mens vraagt.
We treffen in het Nieuwe Testament ook teksten aan waar de onreinheid konkreet wordt omschreven. Dan gaat het om bepaalde zonden. Te denken valt aan Romeinen 1: 24 waar Paulus over de onreinheid van zijn heidense omgeving spreekt. Die onreinheid komt uit in de ontering van het lichaam, het tegennatuurlijke gebruik ervan!
Eenzelfde tekening van het heidense leven treffen we aan in Efeze 4: 17-19. Het is jammer dat we daarop nu niet dieper kunnen ingaan. De samenhang van woorden als ijdelheid van hun denken, verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart, moest eigenlijk verder duidelijk gemaakt worden. Ik moet het laten rusten. Ik wijs er alleen op dat dit alles resulteert in losbandigheid. Die losbandigheid wordt dan weer onreinheid genoemd! Die losbandigheid leidt ertoe om gretig munt te slaan uit allerlei onreinheid.
Bij onreinheid denken wij heel vaak aan ongeoorloofde sexuele handelingen en relaties. Dat is niet ten onrechte. Met name hoererij wordt in het Nieuwe Testament dikwijls als onreinheid aangeduid. Men zie teksten als 2 Korinthe 12: 21, Efeze 5: 3 en Kolossenzen 3: 5.
Toch zou het onjuist zijn onreinheid te beperken tot zonden op sexueel gebied. Het is niet zonder reden, dat onreinheid in Kolossenzen 3: 5 staat tussen hoererij enerzijds en hartstocht, boze begeerten en hebzucht anderzijds.
Ook in Efeze 5: 3 staat onreinheid midden tussen hoererij en hebzucht. Dit wordt ook duidelijk uit Galaten 5: 20 waar de werken van het vlees worden opgesomd. Onreinheid volgt dan direkt op hoererij. Zij wordt echter zelf ook direkt weer gevolgd door losbandigheid, afgoderij, toverij en nog andere zonden.
Konkluderend kunnen we zeggen, dat de gemeente vermaand wordt zich van alle onreinheid te onthouden en daartegen te strijden. De kracht daartoe ligt niet in de gemeente zelf, maar in de genade van God, die in de naam van Jezus Christus geschonken is. Men denke aan de lijst van zonden, die mensen buiten het Koninkrijk van God sluiten. Daarbij laat Paulus het niet. Nadat hij gezegd heeft: „En sommigen uwer zijn dat geweest", vervolgt hij: „Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus door de Geest van onze God", 1 Korinthe 6: 10, 11.
Onreinheid is de samenvattende typering van het leven in de zonde. Zij is dat heel in het algemeen. Zij is dat ook in geval van konkrete zonden. Telkens wanneer de gemeente tot heiliging en heilig-zijn geroepen wordt, ligt daarin de tegenstelling tot de onreinheid van het leven in de zonde. Tegen deze onreinheid moet de gemeente neen zeggen. Daarvan moet ze zich afwenden (bekeren). Dat is alleen mogelijk doordat ze gereinigd wordt van de onreinheid der zonde, in het bloed van Jezus Christus, 1 Johannes 1: 7.

Het neen zeggen tegen de onreinheid vloeit voort uit het positieve van de genade van God in Christus. Dit neen zeggen geldt niet alleen het verleden van de heiligen. Het is vandaag nog een opdracht. De onreinheid van de zonde vormt voor de gemeente een permanente bedreiging en verzoeking.

W.H. Velema

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1978

De Wekker | 12 Pagina's

Over het neen zeggen in het christelijk leven (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1978

De Wekker | 12 Pagina's