Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tweetal te, beroepen te, aangenomen naar, bedankt voor . . . (II)

Bekijk het origineel

Tweetal te, beroepen te, aangenomen naar, bedankt voor . . . (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Elkaar geestelijk herkennen
Onze kerken zijn samengestelde kerken, dat weten we. In allerlei dingen komt dat tot uitdrukking. Ook in het beroepingswerk. Een goed kenner van ons kerkelijk leven kan u en mij precies vertellen welke kandidaat en welke dominee in welke gemeenten niet zullen worden beroepen. Dat hangt samen met de geestelijke structuur van die gemeenten. Bij de geestelijke „ligging" van bepaalde predikanten en kandidaten heeft men niet altijd en overal aansluiting. Dit verschijnsel manifesteert zich sterk wanneer de Theologische Hogeschool de gereed gekomen kandidaten aan de kerken presenteert. Niet zelden kwam het in het verleden voor dat één kandidaat, in wie sommige gemeenten zich op het punt van de geestelijke „ligging" in meer of mindere mate herkenden, tien tot vijftien beroepsbrieven in de bus kreeg, terwijl een andere aanstaande dienaar des Woords vele weken achtereen tevergeefs naar de brievenbus liep en blij mocht zijn als er uiteindelijk toch nog een gemeente bleek te zijn die het wel met hem wilde proberen. De kandidaat van de vijftien beroepen had een ruime keuzemogelijkheid uit gemeenten die vrijwel gelijk gestructureerd zijn. Beroepen van gemeenten van een andere geur en kleur waren er niet bij. Wat hiervan te zeggen.
Wel, als christelijke gereformeerde kerken zijn we nu eenmaal wat we zijn, samengesteld uit mensen die over zaken van geloof en leven verschillend denken en die daarbij sterk bepaald worden door herkomst, opvoeding en ontwikkeling. Dat mede daardoor de vormen waarin wij de dienst van God betrachten en de aspecten van de geloofsbeleving onderling verschillen, is iets waarvoor begrip moet bestaan. Inherent aan deze situatie is dat niet elke dominee overal past. Wil de samenwerking tussen een predikant en een gemeente vruchtbaar zijn dan zal het uit te brengen beroep in elk geval gebaseerd moeten zijn op een zekere mate van wederzijdse geestelijke herkenning, geboren uit de gehoorde prediking en vooral ook uit de gevoerde gesprekken die aan het beroep vooraf gingen.

Twee geestelijke werelden
Die gesprekken zijn erg belangrijk. Te veel wordt in de sfeer van het beroepingswerk ondernomen of nagelaten op grond van één keertje horen preken of op grond van informaties die deze of gene broeder langs de weg opdeed en waardoor niet zelden vertekende beelden van predikanten kunnen ontstaan. Door een, eerlijk gesprek kan misschien een heel ander beeld ontstaan; misschien levert het een veel meer aanvaardbare figuur op dan op afstand werd verondersteld.
Binnen de verschillende groeperingen die ons kerkelijk leven kent gaat het niet bemind zijn voor bepaalde figuren vaak terug op niet voldoende bekend zijn. Te veel wordt er binnen onze kerken vanuit twee geestelijke werelden geleefd, van waaruit de een niet tot de ander lijkt te kunnen overkomen. Ook wat het beroepingswerk betreft zijn de posities te veel bevroren. Ik ben er van overtuigd dat een minder krampachtig preekverzoek-systeem (naar beide kanten wel te verstaan) en meer bereidheid tot een eerlijk gesprek tussen kerkeraden en predikanten een verblijdende verschuiving in het beroepingswerk zouden kunnen opleveren.
Er wordt in het algemeen echter meer over elkaar dan met elkaar gesproken. En als het kerkraden niet aan bereidheid tot gesprek ontbreekt, kampt men vaak met onvermogen om met een predikant op een gerichte en fijngevoelige wijze over de gehoorde prediking te spreken. Men dient niet alleen goed te weten waarover men het heeft maar het is ook een hele kunst om op een behoorlijke wijze met elkaar in gesprek te zijn. Weet u wel lieve lezer, dat een stuk van de kerkelijke problematiek die ons gescheiden doet leven uit de wereld zou zijn wanneer we als kerkmensen eindelijk eens zouden leren op een betamelijke wijze met elkaar te communiceren?
In het bedrijfsleven geeft men aan kaderleden cursussen in gespreksvaardigheid om hen te leren in beoordelingsgesprekken met hun medewerkers situaties op de juiste wijze te taxeren en in het gesprek erover de juiste toon te treffen. Zo'n cursus, aangepast aan de kerkelijke situatie, zou voor niet weinig kerkmensen van groot nut kunnen zijn.

Buiten de krijtlijn staan
Sommige namen van predikanten zijn regelmatig in de publiciteit. Tien tegen één dat in een bepaalde periode hun naam in de beroepingsrubriek onderdeel van minstens één tweetal vormt. Wat het aantal uitgebrachte beroepen betreft zijn zij de kerken zo wat rond geweest. Het gaat soms met vlagen. Is een naam eenmaal in circulatie dan trekt dat kennelijk de aandacht van veel vacante gemeenten, met als gevolg een hele serie beroepen in korte tijd. Er zijn echter ook namen die men in de rubriek beroepingswerk zelden of nooit tegenkomt. Ik denk dan nog niet allereerst of alleen aan predikanten die misschien over hun hoogtepunt heen zijn (hogere leeftijd en verminderde vitaliteit) waardoor zij steeds minder in beeld komen, maar ik heb hier vooral het oog op die dienstknechten van Christus die lange, lange jaren achtereen dezelfde gemeente dienen zonder ooit een beroep naar elders te krijgen. Onder hen zullen er zijn die daaronder niet gebukt gaan omdat zij zich met hun huidige gemeente nog altijd zeer gelukkig voelen en omgekeerd hun gemeente met hem. Dat is dan een gezegende zaak.
Maar de praktijk is dat een al te lange verbintenis tussen een gemeente en haar predikant voor het geestelijk heil van beide partijen fnuikend kan zijn. Vooral op het punt van de zondagse prediking kan in zo'n gemeente het gevaar van verstarring en verstening om de hoek komen kijken. De kerkdiensten worden dan misschien nog wel trouw waargenomen, maar de verrukking over het boeiende en verrassende van de dienst des Heeren op de zondagen neemt af. De gemeente kan dan met verlangen uitzien naar een acceptabel beroep voor haar predikant omdat daarin voor haar de kans ligt ooit weer eens een andere herder en leraar te krijgen. En de predikant van zo'n gemeente hoopt misschien ook op een beroep, al was het alleen maar omdat het tegenover zijn eigen gemeente zijn imago kan versterken. Soms is dat laatste echt wel eens nodig. Door kerkeraadsleden en onaangename leden van de gemeente kunnen op het zonder beroep blijven van hun predikant wel eens van die „fijne" toespelinkjes worden gemaakt. Het kan ook zijn dat een predikant, die een gemeente al heel lang heeft gediend echt wel eens naar een andere gemeente wil om het heilige dienstwerk daar weer helemaal nieuw aan te vangen. Maar. . . een beroep kan niet worden geforceerd. Het blijft uit. Men voelt zich buiten de krijtlijn staan. Wat daar dan ook maar de oorzaak van mag zijn. Leeftijd? Onvermogen om boeiend te preken? Ten onrechte verspreide geruchten over een wat non-chalante opvatting van de pastorale taak? Een kleine oneffenheid in de ambtelijke loopbaan? Of - wat ook mogelijk is - te geringe bekendheid in de kerken omdat men aan het bredere front van het kerkelijke leven slechts een bescheiden positie inneemt en niet overal met de vlag voorop loopt?
Men kan natuurlijk uitgaan van het standpunt dat God Zijn dienstknechten ergens plaatst en op Zijn tijd wegen naar elders zal openen wanneer dat Zijn wil is of wegen gesloten houdt wanneer Zijn heilige wil dat beter acht. Dat is natuurlijk waar, maar alles is er niet mee gezegd. Ook hier kan de wil van de Heere zich realiseren door onze menselijke verantwoordelijkheid heen. Daarom zou ik kerkeraden van gemeenten die vacant zijn willen adviseren: ga bij uw overwegingen rond het beroepingswerk niet met een zekere vanzelfsprekendheid voorbij aan de namen van predikanten die om welke reden dan ook niet veel in circulatie zijn. Het mogen dan misschien op de kansel niet zulke sterke figuren zijn, er kunnen uitstekende herders onder zitten. Ik ken ze uit eigen ervaring. Wat een dienstknecht van God voor een gemeente tot zegen doet zijn wordt naar mijn overtuiging niet alleen bepaald door de vraag of een predikant over een spectaculair preekvermogen beschikt. Dat kan die zegen soms zelfs in de weg staan. In deze tijd is de pastorale begeleiding die een pastor aan de leden van zijn gemeente individueel geeft minstens zo belangrijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1979

De Wekker | 8 Pagina's

Tweetal te, beroepen te, aangenomen naar, bedankt voor . . . (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1979

De Wekker | 8 Pagina's