Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De boom des levens

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De boom des levens

6 minuten leestijd

„de boom des levens, voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijn vrucht". Openb. 22: 2m.

De Bijbel begint met een paradijs en de Bijbel eindigt met een paradijs, terwijl we hier in Openb. 22 t.a.v. het nieuwe en eeuwige paradijs dan toch ook meerdere „trekken" tegenkomen die duidelijk aan het eerste en verloren paradijs herinneren, ja, er zelfs ook de eeuwige en volmaakte vervulling van zijn!
Zo zien we in beide paradijzen b.v. ook de boom des levens. Vergelijk de hierboven afgedrukte tekst b.v. ook maar met Gen. 2:9: „en de boom des levens in het midden van de hof". Behalve de boom der kennis des goeds en des kwaads waar de mens zeer beslist niet van eten mocht (daar hij anders toch de drievoudige dood zou sterven!) stond er in de hof van Eden dus ook nog een ándere heel bijzondere boom: de boom des levens namelijk, en wel als een onbedriegelijk teken en zegel van Gods belofte dat de mens vast en zeker ook het eeuwige léven zou verkrijgen als hij zijn Schepper gehoorzaam zou zijn en dus niet ook van die verboden boom zou eten ...
De mens gehoorzaamde echter niet, maar at wél, met alle vreselijke gevolgen ook vandien. „Zo zond de HEERE God hem weg uit de hof van Eden", „en stelde Cherubs tegen het Oosten des hofs van Eden en een vlammig lemmer van een zwaard, dat zich omkeerde, om te bewaren de weg van de boom des levens". (Gen. 3).
Voelt u: „om te bewaren de weg van de boom des levens". Van de mens zélf uit is er dus ook nooit meer een weg terug, is de weg naar de boom des levens (en daarom dus ook naar het eeuwige leven zélf) voorgoed opgebroken, voorgoed geblokkeerd. Namelijk door onze eigen moed- en vrijwillige zonde en ongehoorzaamheid. Ja, als uitgedreven ballingen buiten het paradijs hebben we nu van onszelf uit gezien zelfs niets anders dan alleen maar de eeuwige dood in de buitenste duisternis verdiend en voor ogen ...
Bent u dáár ook al wel eens echt achter gekomen en aan ontdekt geworden? Gingen dáár uw ogen ook al eens heel persoonlijk voor open in uw leven? Van onszelf uit is er nooit meer een weg om bij de boom des levens terug te komen en het eeuwige leven deelachtig te worden: alleen de dood maar verdiend en voor ogen! Kennen wij dat?
O, wat wordt dán ook ons tékstwoord onzegbaar heerlijk en rijk! Johannes ziet het Nieuwe Jerusalem (ik mag ook zeggen: het nieuwe en eeuwige paradijs), ja, en daarin niet het minst óók zo treffend de boom des levens. Die boom des levens namelijk als teken en zegel ook hier weer tenvolle van het leven, het eeuwige zalige hemelleven, dat daar in dat Nieuwe Jerusalem door ál Gods kinderen toch ook eeuwig ongestoord en ook onophoudelijk genoten zal worden. Oók onophoudelijk, ja: dát laten ons die vruchten van die boom des levens toch ook zo prachtig zien. Immers, die boom brengt voort „twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijn vrucht". Twaalf keer per jaar dus, d.w.z. het hele jaar door! Dat houdt nooit op, dat gaat onophoudelijk door: eeuwig, onophoudelijk mogen Gods kinderen daar in dat volle leven delen. Ook wat dát betreft geldt dat wat hier nog maar in beginsel is dáár eeuwig volkomen zal zijn . . .
Ja, maar hoe kan dat dan? Hoe is dat dan nu mogelijk dat verloren zondaren, die zélf geen enkele weg ten leven meer overgehouden hebben, daar nu in dat Nieuwe Jerusalem tóch eens eeuwig kunnen en mogen leven?
Dat kan alleen uit enkel genade en op grond van de kruisverdiensten van de Heere Jezus Christus, Die door Zijn dood Zélf ook de grote Boom des Levens als in eigen persoon geworden is, zodat de vruchten van die boom des levens (het eeuwige genieten van de volle zaligheid, het onvergankelijke leven, enz.) daarom door Gods eenzijdige genade ten diepste toch ook alleen maar vruchten van Zijn borgtochtelijk verzoeningswerk zijn! Dat laat ons hier trouwens ook het verband van de tekst zo treffend zien. Die boom (of beter nog: dat geboomte) des levens staat hier toch zo treffend ook aan de beide zijden van de rivier van het water des levens, die voortkomt „uit de troon Gods en des Lams". Voelt u: dáár komt dat eeuwige leven dus tendiepste eigenlijk alleen maar vandaan: uit de troon Gods en des Lams! Dat eeuwige leven is er straks uit genáde alleen en door Christus alleen . . .

De Bijbel begint met een paradijs en de Bijbel eindigt met een paradijs. Dat kan alleen omdat er als een wonder van genade midden in de Bijbel een kruis staat. Het kruis van Golgotha. Immers, vanaf dat kruis (buiten de poort opgericht!) roept die gezegende Christus het een door schuldbesef getroffen en verslagen moordenaar ook nu nog toe: „Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn"! Die moordenaar mocht Gods récht toevallen en daarom zijn stráf ook billijken: „Wij ontvangen straf, wáárdig hetgeen wij gedaan hebben". Om dan vandááruit ook om genáde te smeken, al was het maar één gedachte: „Heere, gedenk mijner wanneer Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn".
Kent ú dat óók? Weet u ook in uw eigen leven reeds wat dát is? Het eerste paradijs is weg, maar voor zulke mensen wordt op Golgotha toch ook nu de toegang naar het paradijs weer voor eeuwig ontsloten. En daarom óók de weg naar de boom des levens. Naar het eeuwige leven.

Buiten Christus om is er geen weg ten leven. Wacht uiteindelijk zelfs niets anders dan de eeuwige dood. Terwijl ons nu dat Evangelie van het ware leven toch ook nog zo welgemeend en rijkelijk verkondigd wordt. Zo haast u dan nu toch nog om uws levenswil, eer het straks ook voor u voor eeuwig te laat zou zijn. Het kan toch zo spoedig en ook zo plotseling eeuwigheid worden, en dan? Nú kan het nog, maar dán ook nooit in der eeuwigheid meer! Het leven der genade is een leven ook van strijd. Echter van strijd ook met een rijke belofte. „Die overwint. Ik zal hem geven te eten van de boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is", Openb. 2:7.
Mogen Gods kinderen hier het beginsel van dat zalige hemelleven bij tijden al wel eens in hun hart ervaren, straks zal ook dát alles ééuwig en volkómen zijn! Ook voor ú? Zult ú er straks óók eens eeuwig bij zijn in dat nieuwe en eeuwige paradijs?
„Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan de boom des levens en zij door de poorten mogen ingaan in de stad!"
„Mijn hart roept uit tot God Die leeft.
En aan mijn ziel het leven geeft".

Welnu, de boom des levens, het kruis van Christus, staat er voor ál de Zijnen eeuwig voor in:
„Die God is ons een God van heil.
Hij schenkt, uit goedheid zonder peil.
Ons 't eeuwig, zalig leven:
Hij kan, en wil, en zal in nood.
Zelfs bij het naad'ren van de dood.
Volkomen uitkomst geven".

Scheveningen, G. Bouw

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1979

De Wekker | 8 Pagina's

De boom des levens

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1979

De Wekker | 8 Pagina's