Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vondsten bij de Bijbel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vondsten bij de Bijbel

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is interessant als bij opgravingen in de landen van de bijbel buiten-bijbelse teksten worden gevonden, waarop namen voorkomen die we kennen uit de bijbel. We zijn daarmee helaas niet zo erg verwend.
Bekend is de steen van Mesa, die 1868 door de duitse zendeling dr. Klein werd gevonden in Diban (het bijbels Dibon, Num. 21:30; 32:3; Joz. 13:9; Jer. 48:18 e.a.), ten oosten van de Dode Zee en ten noorden van de Arnon (Num. 22:36 e.a.), en thans in het Louvre in Parijs wordt bewaard. Op deze steen vermeldt de moabietische koning Mesa, die we in de bijbel kennen uit 2 Kon. 3:4, dat Omri (de vader van Achab, 1 Kon. 16:23 vv.) Moab geruime tijd onderdrukte en diens zoon (Achab) zette dat voort, maar Mesa zag kans het huis van Omri en het volk Israël voor eeuwig te gronde te richten. Dat laatste is snoevende taal, maar zijn afval van Israël had ook volgens de bijbel plaats en wel na de dood van Achab (2 Kon. 3:5). Het is verrassend zulke bekende bijbelse namen op een oude steen van een moabietisch vorst terug te vinden.
In Samaria en Lachis (o.a. Jes. 36:2; 27:8; Jer. 34:7) zijn een aantal beschreven ostraca (potscherven) gevonden, waarvan vele dienst deden als „geleidebrieven" bij geleverde artikelen en waarop namen voorkomen, die ook aan de bijbel doen denken. Zo bv. de naam van een zekere Elnatan, die men wel identificeert met de bekende tijdgenoot van Jeremia en hoge ambtenaar van koning Jojakim van diezelfde naam (Jer. 26:22; 36:12, 25).
Bijzonder opzien heeft ook gebaard het aantreffen van de naam Bileam, de zoon van Beor, op een stuk steen, dat heeft toebehoord aan een heiligdom in Tel Deir - Aila in Jordanië, waar opgravingen worden verricht door de Leidse archeoloog prof. dr. H.J. Franken. De teksten zijn, voor zover dat mogelijk is, ontcijferd door prof. dr. J. Hoftijzer, eveneens te Leiden. Ze zijn geschreven in het aramees en bevatten vloekwoorden. Bileam spreekt vloekwoorden uit over het volk, welke hem zijn ingegeven door een godin, die hem in de nacht verschenen is. De naam van de godin wordt niet vermeld, maar zij kan Astarte zijn, eveneens uit de bijbel bekend. Het land zal verwoest worden door vuur (dus op de wijze van Sodom en Gomorra). Als Bileam wakker wordt barst hij in tranen uit, niet alleen om het leed, dat het volk zal worden aangedaan, maar ook om aandacht voor hem en zijn woorden te trekken. Het doet denken aan Elisa, die in tranen uitbarstte, toen de Here hem getoond had welk leed Hazaël van Aram het volk Israël zou aandoen (II Kon. 8:11). Een oom van Bileam vraagt hem dan naar de reden van zijn smart, wat weer doet denken aan de oom, die vraagt wat er met Saul gebeurd is en wat Samuel hem gezegd heeft. Is het optreden van de oom in beide gevallen min of meer toevallig of wijst dit op een bepaalde positie van de oom? Ook bij Mohammed was het zijn oom, die het het eerst voor hem opnam.
Het is verbazingwekkend dat in genoemde tekst van Deir - Alia van een Bileam, de zoon van Beor sprake is, die vloekwoorden uitspreekt. Uit de bijbel weten we dat Balak, de koning van Moab, boden zendt naar een zekere Bileam, de zoon van Beor, om Israël, dat op weg naar Kanaän begeert door zijn land te trekken, te vloeken. Balak verwacht dat vloekwoorden hun uitwerking niet zullen missen. Die doen hun werk beter dan welke wapenen ook. Vloekwoorden werken naar antieke gedachte als gif in een menselijk lichaam, dat langzaam maar zeker zijn werk doet. In plaats van vloeken gaat Bileam dan het volk zegenen, tot grote ontsteltenis en woede van Balak. Maar Bileam kan niet anders dan spreken wat de Here hem ingeeft.
In de overlevering is blijkbaar ook buiten Israël Bileam, de zoon van Beor, als een berucht vloeker blijven voortleven, waarvan we in de tekst van Deir - Alla een verwonderlijk bewijs blijken te hebben.
Dat er af en toe nog weer wonderlijke ontdekkingen in verband met de bijbel worden gedaan bewijst de vondst van een drietal zegels dit jaar in Israël, in het oude Juda, gedaan. Op de zegels komen namen voor in het oud-hebreeuwse schrift, die ons weer direkt aan de bijbel doen denken. Zij duiden de eigenaars van de zegels aan. Op de eerste zegel staat: Baruchjahu, zoon van Nerijahu, de schrijver. Op het tweede; Jerachmeël, de zoon des konings en op de derde Serajahu, zoon van Nerijahu.
De eerste is de bekende Baruch, een zoon van Neria, secretaris van Jeremia (vgl. o.a. Jer. 36:4). De tweede is de koninklijke ambtenaar Jerachmeël, blijkens zijn zegel behorend tot de koninklijke familie. Hij heet de „zoon van de koning", een uitdrukking die ook voorkomt in 1 Kon. 22:26 en Jer. 38:6. De NV heeft het woord „prins". Volgens Jer. 36:26 moest hij tegen Baruch en Jeremia optreden. Derde is Baruchs broer Seraja, een hoge koninklijke ambtenaar, die voorkomt in Jer. 51: 59 en de titel heeft van „hofmaarschalk" of „opperkamerheer". Baruch en Seraja waren broers en beiden zonen van Nerija en kleinzonen van Machseja, vgl. Jer. 32:12 en 51: 59.
Zegels werden verbonden aan officiële akten, zoals de profeet Jeremia zijn zegel hecht aan een koopakte (Jer. 32:10).

Dat Baruch schrijver wordt genoemd wijst op een officieel ambt. Hij was publiek schrijver, waarschijnlijk in dienst van de rijksadministratie, schreef oorkonden en andere waardevolle papieren. Dat ook Baruchs broer Seraja in hoge koninklijke dienst was wijst er op dat hij een vooraanstaand persoon was en stamde uit een vooraanstaande familie. Later heeft Baruch, onder de indruk van Jeremia's profetieën diens zijde gekozen en trad hij op als diens secretaris. Welke ergernis dit koning Jojakim bezorgde blijkt uit het feit, dat hij op een gegeven moment Jeremia en Baruch beiden in de gevangenis wilde zetten, maar de Here verborg hen (Jer. 36:26).

Zij hier tenslotte ook nog vermeld de belangrijke vondst die thans gedaan is in het bekende St. Catharina-Klooster in de Sinai, waar Tischendorff indertijd zijn belangrijke ontdekking deed, toen hij een oud bijbels handschrift uit de 4e eeuw bleek gevonden te hebben, dat sindsdien bekend staat als de Codex Sinaiticus. Het handschrift bevat het gehele griekse Nieuwe Testament, maar van het Oude Testament, eveneens in het grieks, ontbraken grote gedeelten. Bij herstelwerkzaamheden in het klooster vonden arbeiders een tot dusver onbekende kamer, gebruikt als opslagplaats voor oude kisten. Deze kisten bleken bij opening vol te zitten met oude papyri en perkamenten. Na onderzoek vond men ook enige ontbrekende stukken van de Sinaiticus. Het onderzoek is nog in volle gang.

Zo worden telkens weer vondsten gedaan, die aandacht voor de bijbel trekken en laten zien welk een boeiend boek de bijbel is.

Oosterhoff

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1979

De Wekker | 8 Pagina's

Vondsten bij de Bijbel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1979

De Wekker | 8 Pagina's