Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ongehoord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ongehoord

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

2 Kronieken 28,15 „En de mannen... maakten zich op en hielpen de gevangen: alle naakten onder hen kleedden zij van de buit; zij kleedden en schoeiden hen, gaven hun te eten en te drinken en zalfden hen; allen onder hen, die moeizaam voortstrompelden, vervoerden zij op ezels; zij brachten hen naar Jericho, de Palmstad, bij hun broeders; daarna keerden zij naar Samaria terug".

Had u al eens van deze vier barmhartige Samaritanen gehoord? Ik niet in ieder geval tot ik er in een bepaald verband iets over las en het meteen op ging zoeken. Ik hoop, dat u dat nu ook doet.
Zij verdienen de naam „barmhartige Samaritaan" niet alleen, omdat ze uit Samaria komen; maar vooral ook omdat ze zoveel lijken op die ene over wie Jezus vertelt in Lucas 15.
Barmhartigheid bewijzen blijkt niet alleen iets moois, waar je in een gelijkenis over hoort, maar ook in de praktijk. Wat gebeurt hier eigenlijk? Overwinnaars in een oorlog geven hun buit terug en meer dan dat. U had er wellicht net als ik nog nooit van gehoord: dit is ook ongehoord in de geschiedenis.

Duitsland is b.v. na de Eerste Wereldoorlog verloren te hebben gewoon verder uitgekleed. Zelfs vernederd bij de vrede van Versailles. Sommigen waarschuwden toen al voor een volgende oorlog.
En dit is echt niet alleen typerend voor de moderne krijgsgeschiedenis: zo'n houding is zo oud als de wapens kletteren. De overwinnaar eigende zich het recht toe van plundering en het meevoeren van onschuldige gevangenen. Hij dicteerde wat met het mooie woord „overeenkomst" werd genoemd.

In 2 Kron. 28 worden de grenzen van het recht ijverig overschreden. Er is een broederoorlog gaande tussen Juda en Israël. In Juda regeerde nl. de goddeloze koning Achaz. Hij ging het volk niet voor in de dienst van God, nee hij nam zelf het initiatief om afgodsbeelden te maken. Hij wijdde zijn zonen zelfs aan de afgoden. En zo koning zo volk. Je kon in Juda geen hooggelegen plaats of zo'n zeldzame groene boom tegenkomen of er werden afgodenoffers gebracht.

God probeert zijn volk te behouden; Hij geeft Juda over in de macht van Aram en Israël. Achaz lijdt een verpletterende nederlaag. Aram verslaat Juda en neemt veel gevangenen mee naar Damascus. Israël doodt velen van het Judese broedervolk.
Maar wat doet Israël dan? Ze doen als andere volken en doen meer dan het door God verleende recht: onbarmhartig recht wordt zo onrecht. Ze roven een heel grote buit en voeren 200.000 vrouwen, zonen en dochters gevangen mee, misschien wel om als slaven te verkopen. Het recht van God wordt overdreven ijverig uitgeoefend en verkeert zo in zijn tegendeel: wraak. Van Aram kon je zoiets verwachten. Maar Israël moet beter weten: zij mogen leven van de God, die zelf altijd rechtvaardig èn barmhartig is. En daar trekt dan die ongelukkige stoet richting Samaria.

God stuurt een ons onbekende profeet Oded. Deze stelt dit overdreven recht in Gods licht en dan blijkt het onrecht te zijn. Hij wijst op Gods leiding, want God zelf had Juda in Israëls macht gegeven. En Israël is de perken van deze rechtsoefening van God te buiten gegaan door er zelf onbarmhartig nog een schepje bovenop te doen: een bloedbad met een wraak, die ten hemel schreit. Hier is Gods naam ijdel gebruikt. Ze moesten gaan om namens God te straffen, maar ze zijn gegaan om aan eigen macht te onderwerpen. En dat nog wel tegen een broedervolk. Zo is er niet alleen bij Juda, maar ook bij Israël een grote schuld tegen de Here.
En zo roept Oded op tot bekering. Heel concreet: hun gevangen broeders moeten ze terug laten gaan, want Gods toorn rust op hen. Gods Woord doet hier het machtige en ongehoorde. Het brengt Israël tot zelfonderzoek: wat zijn wij hier eigenlijk in Gods Naam aan het doen? Vier stamhoofden van Israël gaan hun schuld belijden: „Dit mogen wij niet doen; wij staan al schuldig tegenover de Here en zo vermeerderen wij nog onze schuld tegen God". Ze belijden dus hun schuld over deze „rechtvaardige" oorlog.
En dat zijn geen vrome woorden: zij beginnen met een daad van barmhartigheid, die z'n weerga niet heeft. De gevangenen laten ze gaan. En ze doen meer dan dat: ze geven kleding aan de naakten; te eten en te drinken aan de gevangenen; schoenen aan de voeten; de wonden zalven ze met olie en invaliden vervoeren ze op ezels.
Hun hele oorlogsbuit brengen ze terug tot aan de grensstad Jericho. Daarna komen de overwinnaars met lege handen terug uit de oorlog.

Zie hier het ongehoorde: door het Woord van God worden deze vier bewogen tot een ongehoorde daad van barmhartigheid, die tegelijk een daad van recht is. Overwinnaars hebben hun vijanden lief.

Zulke in onze wereld ongehoorde dingen wil God ook vandaag nog bewerken. Allereerst al: hoe komen wij tot zo'n daad van barmhartigheid? Duidelijk mag zijn: door het Woord van God. Wij zijn er ook zo vaak van overtuigd in Gods recht te staan. Veel van ons bezit menen we naar datzelfde recht verkregen te hebben. En daarom moet niemand eraan komen. En zo zijn we vaak in de wereld en van de wereld.
Gods Woord wil ons altijd weer tot zelfonderzoek brengen: wat zijn wij letterlijk in Gods Naam aan het doen? Overdrijven we niet teveel, zodat de verkregen rechten van God tot onrecht worden? Vermeerderen we onze schuld tegenover God niet?

Barmhartigheid gaat hier hand in hand met recht en schuld bij God. Bij ons raken deze elkaar niet eens, vaak spelen we barmhartigheid en recht tegen elkaar uit. We doen nog wel eens wat, maar meer gedreven door wat vage schuldgevoelens om zo de gewetens wat te sussen.
Hoe we met onze naaste omgaan mogen we wel weer eens in verband gaan brengen met het recht van God; en dan konden we wel eens schuldig tegenover de Here staan in onze omgang met de naaste! Leggen we dit verband niet, dan verzanden we vlug in moralisme of humanisme.
Schuldbelijdenis kan zo ook nooit gemakkelijk gezegd worden, die kost ook wat. Bekering tot wat recht is in Gods ogen. Zelfs al doet een meerderheid anders. Dat was voor deze vier barmhartige Samaritanen ook geen motief om niets te doen. Je mag tenslotte de meerderheid in het kwade niet volgen. En wat een voorbeeld kan er niet vanuit gaan, je weet het nooit: op dit appel stond een heel leger de buit af.
Ja, dit is ongehoord. Maar het mag wel gebeuren in de weg van schuldbelijdenis en bekering. Dit ongehoorde door geloof in Gods kracht gebeurt dan ook na het gehoorde Woord van God. Dat drijft altijd tot zelfonderzoek: wat doen wij met Gods gaven? Overdrijven wij niet met wat wij menen rechtmatig te hebben? Menende recht te hebben toch onrechtvaardig en onbarmhartig?
Zo kan Gods Woord ons in de schuld brengen èn tot bekering.
Want zei de Here Jezus het zo ook al niet: ga heen, doe gij evenzo?!!

Steenwijk, K.T. de Jonge

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1979

De Wekker | 8 Pagina's

Ongehoord

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1979

De Wekker | 8 Pagina's