Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wet en Evangelie (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wet en Evangelie (7)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Evangelie vraagt spreken met twee woorden
De prediking van wet en Evangelie gaat terug op God, die één is. Hij eist en geeft. Hij veroordeelt en spreekt vrij. Dat zijn twee zaken in het ene Gods Woord. Wie alleen wet zegt, brengt geen Evangelie. Wie Evangelie zonder wet brengt, brengt een vervlakt, uitgehold Evangelie.
Met de twee woorden wet en Evangelie correleren boetvaardigheid en vergeving van zonden. Calvijn noemt deze beide samen de hoofdinhoud van het Evangelie, Institutie III, 3, 1. Om het Evangelie te bepalen heeft hij twee woorden nodig: boetvaardigheid én vergeving. Het woord vergeving veronderstelt schuld. Immers, als er geen schuld is, behoeft er ook geen vergeving geschonken te worden. Toch laat Calvijn het Evangelie niet opgaan in de vergeving. Hij spreekt ook over boetvaardigheid. 
Dat boetvaardigheid mede tot de hoofdinhoud van het Evangelie behoort, is karakteristiek voor Calvijns beschouwing. Boetvaardigheid is vrucht van de Geest en van de evangelieprediking. Niet van een geïsoleerde, en aan het Evangelie voorafgaande wetsprediking, doch van de prediking van het volle Evangelie, dat ook de wet verkondigt.

Geen werk van de Geest buiten Christus om
Waarom volstaat Calvijn niet met de omschrijving: de inhoud van het Evangelie bestaat in (de belofte van) de vergeving der zonden? Calvijn is wel genoemd de theoloog van de Heilige Geest. Hij wist dat de Geest de weg baant tot het aanvaarden van de belofte van de vergeving. De Geest doet een zondaar delen in het heil. In de weg van berouw en belijdenis van zonden wordt de vergeving gekend en genoten. De Geest deelt niet alleen het heil uit. De Geest wijst én baant de weg tot het deel hebben aan het heil. Boetvaardigheid is vrucht van de Geest. Doch geen vrucht die voorafgaat aan Christus en zijn genade maar een vrucht die ten volle uit Christus genomen wordt. De Geest is immers de Geest van Christus. Ook in zijn zonden ontdekkend en onthullend werk, gaat de Geest te werk als de Geest van Christus. In dat werk gaat het Hem ook om Christus.
Wie van een ontdekking door de wet voorafgaand aan het Evangelie spreekt, kan onmogelijk de boetvaardigheid een vrucht van het Evangelie noemen. Als er op de kennis-weg iets voorafgaat aan de kennis van Christus, dan is die kennis ook niet te danken aan Christus. Dit is eigenlijk wat ons het meest steekt en tegenstaat: er zou iets (goeds)gekend en beleefd worden buiten Christus om. Er zou werk van de Geest zijn, dat niet aan Christus te danken is.
Wie op ons bezwaar antwoordt: Ja, het is wel aan Christus te danken. Toch gaat het aan de kennis van Christus vooraf, die stellen we de tegenvraag: Welke Christus is dat? Waar wordt in de prediking van het Nieuwe Testament enige grond gevonden om te spreken over verbrijzeling vóór en los van Christus?

In gesprek met ds. Moerkerken
We noemden het boekje van ds. Moerkerken. Wie zijn beschouwingen leest en zich de consequenties voor de praktijk indenkt, moet schrikken. Is dat Evangelie-prediking, dat een mens gedurende lange tijd in het donker en de schuld wordt gehouden, zonder dat Christus wordt verkondigd? Natuurlijk kan de schrijver antwoorden: Christus wordt wel verkondigd, maar dat doet de ontdekte zondaar niets.
Dan moet ik weer een tegenvraag stellen: Wat voor soort ontdekking aan de zonde is dit, welke door de prediking van Christus niet gevoed, getroost en geholpen wordt? Juist in die situatie heeft een mens behoefte aan de troost van het Evangelie. En als het Evangelie hem niets doet, lijkt mij de zondekennis, verbrijzeling voor Gods aangezicht ook van een bedenkelijk soort te zijn.
Men mag de prediking niet in twee stukken knippen: eerst de wet en als vrucht daarvan de verbrijzeling. En dan pas het Evangelie met als vrucht daarvan het geloof en de vergeving. Paulus heeft duidelijk gezegd dat de wet geen vrucht oplevert. Vrucht is er alleen door het Evangelie van Christus. Dat moet verkondigd worden. Wie de wet geïsoleerd aan het Evangelie vooraf laat gaan, vergrijpt zich aan het Evangelie én aan zielen die juist het Evangelie moeten horen.

Zondekennis moet gepredikt worden als vrucht van de Geest van Christus
De Geest van Christus werkt de boetvaardigheid. Daarom mogen we in de prediking ook vrijmoedig over zondekennis, berouw over en belijdenis van schuld spreken. We mogen het niet alleen doen. We moeten het zelfs doen. Doch men lette er wel op hoe dat gedaan moet worden.
Het mag niet geschieden van onderen op, niet van de mens en zijn ervaringen uit. Het moet geschieden van boven af, vanuit Christus. De hoofdinhoud van het Evangelie bestaat, zo zagen we bij Calvijn, in boetvaardigheid en vergeving van zonden. Beide zijn daden van Christus. Beide worden alleen gekend door de Heilige Geest.
Christus moet gepredikt worden. Dat houdt ook in: Het werk van de Geest moet gepredikt worden. De Geest concurreert niet met Christus. Christus bedient Zich van de Geest. Hij regeert door de Geest. Als over de Geest gesproken wordt, dan altijd over de Geest die van Christus uit werkt en naar Christus heenleidt. Als over Christus gesproken wordt, dan altijd over die Christus die door Zijn Geest woning maakt in ons hart.
Toen Christus verhoogd werd in de hemel ontving Hij de beschikking over de Geest (Hand. 2: 33). De Geest is de eerste gave die Christus geschonken heeft na zijn hemelvaart. De Geest brengt zondaren in het bezit van alle andere gaven van Christus. De Geest is de schakel tussen Christus en het hart van een zondaar. De Geest deelt het volle heil van Christus persoonlijk mee.
Tot die gaven en vruchten van de Geest behoort ook de boetvaardigheid. Zij moet als gave van Christus verkondigd worden. Niet als ervaring van mensen, die daarmee aandacht voor zichzelf eisen.

Het geheim ligt in het Evangelie
Misschien vraagt iemand nog: Hoe is dat nu mogelijk: zijn verbrijzeling en boetvaardigheid enerzijds en vreugde om de vergeving anderzijds beide vrucht van Christus? Gaan die niet tegen elkaar in? Staan ze niet tegenover elkaar? De oplossing ligt hierin: Dat is nu (het geheim van) het Evangelie. Zo doet God het door en in het Evangelie. Dat is nu het Evangelie: van zonde én genade. Beide komen aan de orde. Over de kennis van beide wordt gesproken. Deze prediking moet niet beschrijvend zijn. Dan geeft zij een overzicht van toestanden. Dan maakt zij een inventaris op van ervaringen. Dan gebeurt er niets. Luisteraars zijn dan toeschouwers. En als toeschouwers consumeren zij zo'n preek.
Neen, de preek moet verkondigend zijn, oproepend, appellerend. Dan gebeurt er iets. Mensen worden geraakt in hun eigen gerechtigheid, dodelijk getroffen in hun zelfvoldaanheid. Ze worden onttroond en vernederd voor het aangezicht van de heilige God. Ze worden ook opgericht. Ze krijgen houvast in Gods genade. Ze zoeken het leven buiten zichzelf, in Jezus Christus. Hij is hun leven. Dat is de beleving van boetvaardigheid en geloof. Dat is bekering in de praktijk.
Predikers mogen geen schema's aan de mensen opleggen. Zij moeten zich wachten voor systemen, alsof zij de Geest de weg mochten of moeten voorschrijven. De Geest gaat zijn eigen weg. De Geest werkt beide: boetvaardigheid en geloof in de vergeving. Daarom moet over beide gesproken worden.

Nog eens de volgorde wet en Evangelie Stellen we nu nog eenmaal de vraag naar de volgorde van wet en Evangelie, dan kunnen we niet met een simpel antwoord volstaan.
Wij, in onze situatie na de zondeval, kennen de wet alleen door het Evangelie. God openbaart ons zijn wet in het Evangelie.
Vervolgens: kennen wij de zonden alleen door de wet? Dat is stellig niet het geval. Omdat God zijn wet juist in het Evangelie openbaart, is er geen zondekennis buiten de Evangelie om. Juist waar het Evangelie gepredikt wordt, komt de wet ter sprake. Zondekennis uit de wet of uit het Evangelie is derhalve een vals dilemma. Het is het Evangelie dat ons juist de wet doet kennen.
Zouden we de volgorde dan maar niet definitief omkeren: Evangelie en wet? Zo doet Barth het. Hij beperkt de wet dan tot het gebod om in het Evangelie te geloven. Deze aanpak is een aantasting van het Evangelie. Immers, de wet is meer dan enkel het gebod om het Evangelie te geloven. De wet is de grote vooronderstelling van het Evangelie. Er zou geen Evangelie zijn, als er niet eerst de wet geweest was. Er zou geen Evangelie nodig zijn, als er niet eerst de zonde als ongehoorzaamheid aan de wet geweest was.

De inhoud van het Evangelie' moeten we met twee woorden omschrijven, zo stelden we steeds. Om die reden houdt de volgorde wet- Evangelie haar volle recht. Anderzijds geldt ook: Wie door het Evangelie verlost wordt, in het woord van de vrijspraak, komt tot nieuw leven. In dat nieuwe leven speelt de wet een rol. Niet om gerechtigheid te verwerven maar om „om die te doen uit dankbaarheid". Wie voor de volgorde wet-Evangelie als theologische orde kiest, kan in de praktijk niet zonder de volgorde wet-Evangelie-wet. Daarover nog in een laatste artikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1980

De Wekker | 12 Pagina's

Wet en Evangelie (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1980

De Wekker | 12 Pagina's