Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Generale Synode (10)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Generale Synode (10)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Donderdagmiddag 2 oktober.
Na de theepauze komt een onderwerp aan de orde, waar ook met een zekere spanning naar uitgezien is: liet rapport betreffende het contact met de kerkjeugd.

Jeugddeputaten
Voorzitter en secretaris van deze deputaten zijn in de synode aanwezig; de praeses verwelkomt nu ook de penningmeester van dit deputaatschap, br. S. de Vlieger uit Zierikzee. Hij en de secretaris, ds. T. Harder, keren o.a. in dit deputaatschap niet terug.
Ook op beide voorgaande synoden kreeg dit deputaatschap bijzondere aandacht, omdat deze deputaten hun aandacht een- en andermaal moesten geven aan verontrusting betreffende het jeugdwerk in onze kerken, die hier en daar was uitgesproken en reeds in 1974 op de kerkelijke vergaderingen was gebracht. In 1977 hadden deputaten moeten melden, dat ze er niet voldoende in geslaagd waren om de achtergronden van de verontrusting op te sporen, nog minder die weg te nemen. Nu hebben deputaten aan deze opdracht verder moeten werken, maar niet alleen daaraan. Ze leveren een uitvoerig, breed en diepgaand rapport, waarin ze trachten te komen tot beantwoording van de vraag: wat is „de kerkjeugd"? Jongeren en ouderen vormen samen met elkaar de gemeente, naar de Schriften de verbondsgemeente. Het woord van prof. W. Kremer tijdens de synode van 1968 wordt aangehaald: de problemen die er zijn moeten benaderd worden vanuit het doopsformulier. God spreekt de jeugd aan. Hij doet het door zijn spreken in de problematiek van alle tijden en Hij Wijst de weg aan, waarop de vragen van de jeugd worden opgelost. Er wordt verder vermeld, dat veel aandacht is besteed aan de jaarlijkse jeugdzondag, het instituut-jeugdouderling (waarvoor nu een concept-instructie is aangereikt), conferenties van jeugdouderlingen en studentenwerk, en uiteraard is veel contact onderhouden met de jeugdorganisatie binnen onze kerken, thans de CGJO. In verband met hier en daar uitgesproken verontrusting schrijven deputaten, dat ze veel waardering hebben voor de inzet van de vele vrijwilligers die hun vrije tijd aan dit werk besteden, en grote waardering voor wat er gedaan wordt door het jeugdwerkcentrum „Bastion". Er is reeds enige tijd zorg voor de subsidiëring van dit jeugdwerk vanwege de decentraliseringspolitiek van de regering, Deputaten waarschuwen, denken aan verscheidene steeds terugkerende stemmen uit de kerken, tegen verkerkelijking van ons jeugdwerk. Ze halen „oude schrijvers" uit de tijd van ons jeugdwerk aan om te laten zien, dat deze waarschuwing steeds herhaald moet worden.
Wat de synodale opdracht betreffende „DIA" betreft, melden deputaten, dat aan de opdracht is voldaan. De vroeger genoemde bezwaren zijn duidelijk doorgesproken. Overigens moet bedacht worden dat „DIA geheel zelfstandig is en geen enkele subsidie nodig heeft. Vervolgens wordt gesproken over het studentenpastoraat, kamerbewoners, jong belijdende leden en catechese. Op het moment kan aan deze onderwerpen misschien even voorbijgegaan worden.
Uitvoerig moesten deputaten ingaan op de uitvoering van hun opdracht betreffende de verontrusting.
Aan alle kerkeraden en classicale vergaderingen is dringend gevraagd om te willen reageren, wanneer zij meenden daartoe aanleiding te hebben wegens hun bezwaren. Uiteindelijk hebben vijftien kerkeraden geantwoord. Twee classicale vergaderingen vonden het nuttig, dat deputaten op haar vergadering kwamen om een gesprek over het jeugdwerk te hebben. Daartegenover waren er ook een aantal kerkeraden die juist in tegenovergestelde zin antwoordden, omdat ze het jeugdwerk positief waarderen. Wel kwam er ook een schrijven binnen, ondertekend door 17 jeugdverenigingen, waarvan er één lid is van de CGJO, waarin soortgelijke bezwaren tegen activiteiten van de bond werden genoemd als in de brieven van de 15 kerkeraden. Trachtend de aard van de bezwaren op te sporen, meenden deputaten dat ze verband houden met ook anderzijds gesignaleerde ontwikkelingen binnen onze kerken. Er wordt over sommige, niet onbelangrijke dingen binnen onze kerken verschillend gedacht. Wordt in ons jeugdwerk nog wel voldoende verdisconteerd de noodzaak van bekering en wedergeboorte? Is er geen bezwaar in te brengen tegen het taalgebruik in verschillende publicaties, van auteurs en op bondsdagen? Waarom moet zo nodig de nieuwe vertaling en de nieuwe berijming naar voren geschoven worden? Is er niet een geest van oppervlakkigheid?
Deputaten melden dat er verschillende keren openhartig en van weerszijden in grote openheid gesprekken zijn geweest met het bestuur van de CGJO. Men moet niet denken dat deputaten censuur oefenen over schetsen of over Tijdsein. Men moet ook niet denken dat deputaten achter elke uitdrukking en achter elke mening staan. Zij vragen zich ook ernstig af, of het rechtvaardig is, van een organisatie van jongeren iets te vragen, dat in de totaliteit van het kerkelijke leven ook niet gemakkelijk op te lossen valt. De verscheidenheid in onze kerken levert in de praktijk een aantal moeiten op, waaraan we allen tezamen zwaar moeten tillen. Misschien is de verontrusting daarom in feite wel niet weg te nemen. Deputaten menen voorlopig, dat het weinig zin heeft om eerst allerlei punten van verschil uit te praten en dan langzamerhand het vertrouwen te zien terugkeren. Naar hun oordeel is het een gebod van Christus voor zijn kerk om te beginnen, elkaar te vertrouwen. Dan pas heeft het zin om elkaar verder te bevragen en elkaar te waarschuwen en te stimuleren.
De rapporterende synodecommissie (rapporteur dr. T. Brienen) stelde zich in hoofdzaak achter het deputatenrapport. Wel meende zij, dat een intensere betrokkenheid van de deputaten bij het georganiseerde jeugdwerk niet in strijd zou zijn met en meer inhoud geven zou aan hun opdracht tot kerkelijke begeleiding ervan. Ze vroeg zich af, of er niet een houding van onmacht c.q. een tekort aan bereidheid in de kerken is om samen te leven uit de rijkdommen van het verbond. Het geheel maakte vele tongen los: 22 sprekers gaven zich op. De praeses drong op matiging in de spreektijd aan in de hoop, dat hij niet behoefde in te grijpen. De bespreking moet hier wel kort samengevat worden Van verschillende kanten werden de zaken benaderd. Is de verontrusting niet verstaanbaar? Heeft de CGJO wel een antenne voor de bezwaren? Iemand noemde het Bastion ongrijpbaar en onneembaar. Een ander vond, dat deputaten weinig vreugde aan hun arbeid hebben kunnen beleven. Kan het niet opgewekter? Evenals uit de kerken klonken er verschillende geluiden over de waardering van het jeugdwerk. Soms werd de indruk gegeven, dat er reeds een tweede soort jeugdwerk binnen de kerken aan de gang is. Anderen spraken grote waardering uit aan het adres van de CGJO en zagen de noodzaak, de jeugdwerkers te bemoedigen. Herhaald werd, dat het schort aan gemeentebeschouwing en dat de jeugd de klappen moet opvangen. Vragen werden ook gesteld over de kans, dat in de toekomst de subsidiëring van het jeugdwerk zal worden ingetrokken. Hoe dan verder? Over die vraag hadden ook deputaten zich reeds gebogen. Hebben deputaten nu de overtuiging, dat de verontrusting gegrond is, ja of neen? Tenslotte werd gezegd, dat verontruste kerkeraden niet zo moeilijk zijn als sommigen denken. Heel graag zijn ze tot samenwerking bereid.
Na dit alles is de tijd voor de etenspauze gekomen. Aan de maaltijd zijn sommige hoeken van de tafel extra rumoerig. Is het een reactie van de broeders op het vele stoom afblazen van de middag? Tijdens de maaltijd, buiten de vergaderorde om, vertelt de penningmeester van de synode nog, dat de leden de mogelijkheid geboden wordt, hun gastvrouwen een attentie op kosten van de synode aan te bieden. Na de maaltijd (Ds. Biesma is weer aanwezig) wordt de bespreking van het rapport-jeugddeputaten voortgezet.
Het aantal sprekers kan gelukkig minder worden: men behoeft niet te herhalen. Weer klinken waardering en kritiek. Misverstanden rijzen en worden rechtgezet. We hunkeren naar een levendige, krachtige, liefhebbende kerk, zo wordt er gezegd. Zou er geen bidstond moeten zijn tot een reveil, tot gemeenschap der heiligen en getuigenis? Deputaten hebben gevraagd, een onderzoek te doen instellen naar de leef- en denkwereld van de hele jeugd in de kerk. Is zulk een onderzoek wel nodig?
Als tenslotte alle sprekers aan het woord geweest zijn, komt eerst de penningmeester aan het woord om enkele financiële vragen te beantwoorden. Hij moet dezelfde avond nog naar Zierikzee terug. Hij ontvangt, nu aftredend, de dank van de synode.
Daarna komt de rapporteur, dr. T. Brienen, aan het woord. Hij wil zich niet met een korte beantwoording ervan afmaken. Zo mogelijk moeten we allen met elkaar verder komen. Wat het gevraagde onderzoek betreft: men zag twee factoren: de aantrekking van vele groepen op de jeugd, en de geweldige greep van de wereld. Wat de verontrusting betreft: moet er niet van alle kanten bekering komen? In die zin probeert de commissie een weg te wijzen. We hebben samen de Schrift geopend en gelezen wat de apostolische brieven zeggen over de omgang met elkaar.
Na de koffiepauze krijgt de secretaris van deputaten, ds. T. Harder, het woord. Dankbaar voor het commissierapport, verzekert hij: we hebben wèl eerlijk open gestaan voor de verontrusting. Het bastion is niet ongrijpbaar of onneembaar. Zijn we overtuigd van de verontrusting: enerzijds ja, want we blijven in u de broeder zien. Anderzijds neen, want als we doorvragen komt er zo weinig concreets uit.
Daarna mag ook de voorzitter van deputaten, ds. K. Boersma, het woord voeren. Hij gaat in op de gehouden jeugdouderlingenconferentie. In „De Wekker" heeft hij eerder daarover gesproken als over een gemiste kans. Enerzijds, doordat deputaten juist op die conferentie hadden willen doorstoten naar een gesprek over de eigenlijke achtergrond van de verschillen: verschil in het spreken over wedergeboorte en geloof en de functionering van het genadeverbond in de gemeente, terwijl vele aanwezigen de conferentie liever hadden gebruikt voor een gesprek over praktische zaken; anderzijds, doordat helaas vele van de verontruste kerkeraden juist op deze conferentie niet aanwezig waren. Of kwam dit laatste doordat niet alle kerkeraden een jeugdouderling hebben, zoals iemand veronderstelde? Verder spreekt hij over de gesprekken, die deputaten hebben mogen voeren op de classes Amsterdam en Dordrecht, en die zij als heel positief hebben ervaren. Dringend vraagt hij de synode, deputaten niet voor een derde keer een opdracht mee te geven tot het wegnemen van verontrusting. Een aantal voorstellen wordt naast die van de commissie ingediend. Uiteindelijk besloot de synode:
- een dringend beroep te doen op alle kerken en allen die bij het jeugdwerk in onze kerken betrokken zijn om in verootmoediging voor God elkaar te vinden, zo elkaar te aanvaarden en van hier uit zonder aan de verscheidenheid geweld aan te doen de onderlinge eendracht zoveel mogelijk samen te zoeken, te bewaren en te versterken en alles na te laten wat dit zou kunnen schaden;
- de jeugdorganisatie met nadruk te wijzen op de verantwoordelijkheid die zij naar het Woord van God heeft om in het leiding geven aan en in het organiseren van het jeugdwerk, haar taak zodanig te vervullen, dat noch aan het beginsel noch aan de eenheid van onze kerken schade wordt gedaan, maar dat deze op positieve wijze zullen worden gediend;
- deputaten op te dragen om naar hun opdracht en naar hun bevoegdheid (zie instructie art. 3a en 5a) al het mogelijke te doen dat het hierboven genoemde in praktijk wordt gebracht;
- er alle kerken op te wijzen het jeugdwerk in zijn breedste zin en in organisatorisch verband met liefde en zorg te omringen en het jeugdsteunfonds te blijven steunen;
- deputaten op te dragen, al het bovenstaande schriftelijk aan de kerken en de jeugdorganisatie mee te delen, samen met de door de commissie geformuleerde richtlijnen;
- de deputaten op te dragen, in overleg met de CGJO, een nader onderzoek in te stellen naar de leef- en denkwereld van de jongeren in onze kerken en mee daartoe regionale jeugdconferenties te beleggen en daarover de kerken voor te lichten.
De praeses spreekt dankbaarheid voor de eerlijke behandeling van het geheel uit. De scheidende secretaris wordt dank gebracht voor zijn jarenlange arbeid. Hij hoopt, dat de uitspraken zegenrijk in de kerken mogen werken, Gode tot eer.
Een belangrijk stuk synodewerk is hiermee afgewerkt. Vele jongeren hebben de middag- en avondvergadering meegemaakt. Onnodig te zeggen, dat ook bestuursleden van de CGJO en de jeugdwerkleider, de bespreking meemaakten. Onnodig ook te zeggen, dat er veel stof was om na te praten.
Voordat deze zitting gesloten wordt, memoreert de praeses, dat ds. K.J. Velema de laatste synodedag niet meer aanwezig zal zijn, in verband met zijn aanstaand vertrek naar Zuid- Afrika voor het werkbezoek van zendingsdeputaten. Hij wenst hem goede reis en behouden thuiskomst. Ds. K.J. Velema sluit deze synodezitting met dank- en smeekgebed.
We gaan naar huis of logeeradres om uit te rusten voor de laatste synodedag. Het is al weer half tien.
Er wordt wel nagepraat tot half elf.

Hoogeveen. K. Boersma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1980

De Wekker | 8 Pagina's

Generale Synode (10)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1980

De Wekker | 8 Pagina's