Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wet, Tragedie, Evangelie, door dr. W. Aalders, uitgave J.N. Voorhoeve, Den Haag, 393 blz., prijs geb. ƒ 49,90.
Blijkens de ondertiteling wil de schrijver in dit boek „een andere benadering van het boek Job" bieden. Tot in de Middeleeuwen toe werd het boek Job gelezen als het boek van de grote lijder en was Job toonbeeld van geduld en verdraagzaamheid. Later werd het boek Job verstaan als theodicee, waardoor het Godsbestuur moet worden gerechtvaardigd tegenover het kwade in deze wereld of als een geschrift waarin wordt geworsteld met het probleem van het lijden in het leven der rechtvaardigen als bv. in Ps. 73. Aalders meent dat het in het boek Job gaat om wat hij noemt het Pascha-motief, waarbij hij Pascha opvat als doortocht in de zin van dood en opstanding. Het gaat in het boek Job om een stervensweg, die ook geboorteweg is. Daarin ziet hij een parallel met de griekse tragedies als die van Euripides, waarin de hoofdfiguur een katharsis, een reiniging moet doormaken, om te komen staan in het licht van de alle leed te boven gaande heerlijkheid Gods. Het boek Job zou in Egypte zijn ontstaan onder invloed van de Griekse tragedies. In een boeiende uiteenzetting bespreekt Aalders geschiedenis, achtergrond en karakter van deze tragedies.

De dichter van het boek Job zou vanuit deze tragedies zijn geïnspireerd. Aalders concludeert daaruit dat er naast de weg van Mozes en de profeten ook een weg is naar de Wijsheid uit de tragedie. Deze weg naar de Wijsheid is die uit de schepping. Ook deze leidt tot het Nieuwe Testament en tot Jezus Christus. Er is op het boek van Aalders wel een en ander aan te merken. Hij gebruikt het woord Pascha is een andere zin dan zoals wij het uit het OT kennen. Dat het boek Job stamt uit Hellenistische kringen in Egypte blijkt uit niets. Dat Job een reiniging moet doormaken vanuit schijnbare vroomheid naar echte vroomheid is niet in overeenstemming met het boek Job. Meer dan mogelijk formele overeenkomst tussen het boek Job en de Griekse tragedies is er niet. Het boek Job is een door en door Israëlietisch boek. De Wijsheid in het boek Job verschilt wezenlijk niet van die van Wet en Profeten. De wijsheid uit de schepping (Spreuken 8) is dezelfde als die van Wet en Profeten. Er is geen andere weg naar het NT dan vanuit deze wijsheid. Aalders schreef een boeiend boek en wat hij schrijft over de Griekse tragedies is uitermate leerzaam, maar het boek Job kan men hieruit naar mijn gedachte niet verklaren.

O.


De vrouw en haar zaad, door Jan Bonda, uitgave J.H. Kok B.V. Kampen, 200 bladz., prijs ƒ 24,- .
Dit boek maakt deel uit van de serie „Verklaring van een Bijbelgedeelte" en bespreekt „Genesis 3 en 4 en daaromheen". Een helder geschreven boek, waarin ik de verklaring van de eerste hoofdstukken van de bijbel, zoals die door de schrijver geboden wordt, in grote lijnen met instemming gelezen heb.

O.


Zefanja, door drs. Hans van Leeuwen, uitgave J.H. Kok BV, Kampen, 141 bladz., prijs ƒ 17,50.
In dit deel van de serie „Verklaring van een Bijbelgedeelte", biedt de schrijver een uitleg van het bijbelboek Zefanja. Met bijbelstudies als deze kan men de boeken der profeten leren verstaan in betrekking tot hun boodschap ook voor vandaag. Aanbevolen.

O.


De Pseudepigrafen, vertaald, ingeleid en toegelicht door M. de Goeij, uitgave J. H. Kok BV, Kampen, 106 bladz., prijs ƒ 14,90.
Pseudepigrafen zijn joodse geschriften uit de tijd tussen ongeveer 200 v. Chr. en 100 n. Chr. Met de apocriefe boeken hebben ze gemeen, dat ze voor ons niet canoniek zijn, d.w.z. geen richtsnoer zijn voor ons geloof en leven (vergel. art. 4 Ned. Gel. Bel.). Toch hebben de apocriefe boeken niet alleen bij de Joden in Egypte - de Joden in Palestina erkenden ze niet als canoniek - maar ook bij de christenen in de eerste eeuwen in hoog aanzien gestaan, waarom de Rooms Katholieke kerk ze nog altijd voor deutero-canoniek houdt, wel canoniek, maar in mindere mate dan de boeken van de bijbel. De reformatie nam ze als zodanig niet over en ging terug op de bijbel van de Palestijnse joden, maar hield toch wel de apocriefe boeken in ere (vergel. het voorwoord op de Statenvertaling, waarin ze aanvankelijk ook werden opgenomen, en art. 6 van de Ned. Gel. Bel.). De pseudepigrafen hebben deze hoogte van aanzien nimmer gehaald noch bij de Joden noch bij de christenen, al zijn fragmenten ervan aangetroffen in het klooster van Qumran, waar ook de bekende rollen van Jesaja zijn gevonden. Toch is de grens tussen apocriefen en pseudepigrafen niet altijd scherp te trekken. Zo wordt in art. 6 van de Ned. Gel. Bel. het vierde boek van Ezra gerekend tot de apocriefen, terwijl het tegenwoordig algemeen tot de pseudepigrafen wordt gerekend. De naam pseudepigraaf wil zeggen dat de geschriften zijn gezet op naam van schrijvers, die ze in werkelijkheid niet geschreven hebben. Pseudepigraaf wil eigenlijk zeggen „vals geschrift", maar men moet hierbij niet denken aan oneerlijkheid of valsheid in geschrifte. Pseudepigrafen waren in de oudheid niet vreemd. Men vond dit heel gewoon.
In de bijbel hebben we het Hooglied en de Prediker, die op naam van Salomo staan, maar door hem niet geschreven zijn. Men deed dit om de persoon op wiens naam men een geschrift zette te eren en er daardoor bijzondere aandacht voor te vragen. Er zijn verschillende epigrafen bekend. In bovengenoemd boekje worden er drie vertaald en besproken. De geschriften zijn oorspronkelijk in het hebreeuws geschreven en in het grieks vertaald, maar de meeste pseudepigrafen zijn ons slechts in andere oude vertalingen bekend. Het boekje biedt de Psalmen van Salomo (uit de tijd van de inval van de Romeinen in Palestina), 18 in getal. Het vierde boek Ezra, een zevental vizioenen, waarin het probleem van het lijden en de gerichten Gods centraal staan, daterend uit dezelfde tijd waarin het boek Openbaring is ontstaan. Het Martyrium van Jesaja is ons slechts bekend uit het Ethiopisch, dateert uit de 1e eeuw v. Chr. Het is het verhaal van Jesaja's marteldood. Hij zou in de tijd van Manasse met een boomzaag in tweeën zijn gezaagd (verg. Hebr. 11:37). Voor belangstellenden interessante lectuur. Er wordt overwogen nog meer bundels met andere pseudepigrafen op deze uitgave te laten volgen.

O.


Kerkelijk Handboekje door ds. G.H. Kersten. Derde druk 1980, B.V. Uitgeverij „De Banier", Utrecht, 239 blz., ƒ 22,50.
Acta van de Nederlandsche Synoden der zestiende eeuw, verzameld en uitgegeven door F.L. Rutgers. Tweede onveranderde druk, 1980. Uitgeverij J.P. van den Tol, Dordrecht, 664 blz., ƒ 65,- .
Op deze twee bovenstaande uitgaven wil ik graag de aandacht vestigen. Het betreft hier twee fotomechanische herdrukken. Het eerste bevat de tekst van de besluiten van de Nederlandse synoden, voorafgegaan door de artikelen van het convent van Wezel (1568). Zij bevatten ook de kerkorde die te Dordrecht 1618/19 werd vastgesteld en de z.g. Post-acta, d.w.z. de handelingen van de synode ná het vertrek van de buitenlandse afgevaardigden. Toen kwamen er nog zeer belangrijke kwesties ter sprake die betrekking hebben op de kerkorde. Het ondertekeningsformulier werd vastgesteld om de binding aan de belijdenis te kunnen handhaven.
Ds. Kersten schreef in zijn voorwoord, dat hij voor verschillende synoden betere handschriften had gebruikt dan zijn voorgangers. Dit is zeker waar. Maar men kan niet zeggen, dat hij in het weergeven van die betere handschriften altijd met grote zorgvuldigheid is te werk gegaan. Dit is misschien toe te schrijven aan het feit, dat hij de spelling van zijn dagen gebruikte.
Maar ook dan blijven er vragen over, zodat wij moeten zeggen, dat voor wetenschappelijk gebruik zijn uitgave niet de meest aangewezene is. Dit neemt niet weg, dat het boekje voor kerkelijk gebruik goede diensten kan bewijzen. Daarom kan het ook hartelijk worden aanbevolen.
Het werk van Prof. Dr. F.L. Rutgers daarentegen kan nog steeds worden beschouwd als de wetenschappelijk verantwoorde bronnenverzameling van de synoden van de Nederlandse Gereformeerde Kerken uit de zestiende eeuw. Het boek was sinds jaar en dag uitverkocht en het kwam zelden voor bij boekenveilingen en daarom werden er hoge prijzen voor betaald.

Nu is het tegen een redelijke prijs voor de onderzoeker weer beschikbaar. Wellicht was een uitgave naar hedendaagse wetenschappelijke eisen nog verkieselijker geweest, maar omdat aan zulk een uitgave nog al het een en ander vastzit lijkt deze voorlopig alleen maar toekomstmuziek. Daarom is het goed, dat er een herdruk kwam. Rutgers is wat de weergave van de teksten betreft volledig betrouwbaar. Wat de Acta van de synode van Dordrecht (1578) en van die van Middelburg (1581) betreft, was ik in de gelegenheid zijn uitgave met de oorspronkelijke handschriften te vergelijken. De enkele foutjes die ik vond waren - drukfouten - zeer weinig. Daarom is zijn uitgave volledig aan te bevelen. Wél zijn er vandaag stukken bekend, die Rutgers niet kon raadplegen.
Wat de synode van Middelburg aangaat zal men daarvan iets kunnen vinden in de bundel die hopelijk deze zomer nog zal verschijnen ter herdenking van deze synode.

Rutgers' uitgave is daarom zo belangrijk, omdat zij niet alleen de tekst van de Acta (handelingen) der synoden geeft, maar ook allerlei stukken, die op de bijeenroeping ervan betrekking hebben: lastbrieven met de oorspronkelijke teksten b.v.

Daaruit wordt duidelijk hoe men zich het karakter van deze vergaderingen dacht. Het zou de moeite waard zijn, om daarover iets meer te schrijven: kerkelijke vergaderingen waren voor de gereformeerde vaderen geen vrijblijvende conferenties.

Zij waren voorstanders van een stevig kerkelijk leven, en dat de kerk in tijd van grote nood gebouwd kon worden is te danken aan de structuur die men zeer bewust en weloverwogen toen heeft ingesteld.
Niet voor niets stellen wij er prijs op om in déze traditie te blijven. Niet met een traditioneel automatisme, dat de redelijkheid en de wenselijkheid der dingen niet verstaat. Maar met een overtuiging dat de kerk van de twintigste eeuw nog heel wat kan leren van die van de zestiende eeuw, toen de brandstapels rookten en de gemeenten onder het kruis bijeen kwamen.

Allerlei zaken uit déze gereformeerde kerkelijke traditie kunnen door middel van deze uitgave in hun zin en bedoelen weer gekend worden. Een register vergemakkelijkt het zoeken en vinden als het gaat om deze zaken.
En een persoonsregister doet ons dikwijls de namen vinden van hen, aan wie wij met diep respect terugdenken, als de bouwers van een kerkelijk leven, dat vandaag zo heel vér bij ons vandaan lijkt, maar dat inspireren kan om te blijven hopen op het herstel van Gods kerk in deze Nederlanden.

Kerkordes, ook die van de zestiende eeuw brengen geen wedergeboorte. Dat is werk van Woord en Geest. Maar waar dát werk geschiedt kan de orde van de Geest dienen om het werk van de Geest te bewaren. Daarom blijft studie op dit terrein noodzakelijk, en daarbij vormt Rutgers een zeer waardevol middel.

W. van 't S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1981

De Wekker | 12 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1981

De Wekker | 12 Pagina's