Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De genezing van de maanzieke jongeling (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De genezing van de maanzieke jongeling (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En waar hij hem ook aangrijpt, zo scheurt hij hem, en schuimt, en knerst met zijn tanden, en verdort; en ik heb Uw discipelen gezegd dat zij hem zouden uitwerpen, en zij hebben niet gekund." Marcus 9:18

Christus was geweest op de berg der verheerlijking waar Hij van gedaante was veranderd voor het oog van drie van Zijn discipelen. Elia en Mozes waren op de berg der verheerlijking tot Hem gekomen. De drie discipelen hadden een stem gehoord uit een wolk, zeggende: „Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort Hem!" Na de verheerlijking op de berg kwam Jezus bij de discipelen, die Hij achtergelaten had. Tevens kwam Hij bij een onrustige schare en bij schriftgeleerden die met Zijn discipelen twisten. Ook trof de Heere een vader met zijn enige zoon aan, die er heel erg aan toe was. Deze eniggeboren zoon was onder de macht van een onreine geest. Hij was diep ongelukkig. Hij was doof. Hij was niet te bereiken met woorden zoals wij elkaar met woorden kunnen bereiken. Via het gehoor was er geen contact met hem mogelijk.
Is dit niet een duidelijk beeld van de diep ongelukkige toestand van de gevallen mens? In de staat der rechtheid hoorde de mens naar het Woord des Heeren. Maar in dat rampzalige ogenblik heeft de mens het oor geneigd naar de vorst der duisternis. Vrij- en moedwillig heeft hij zich afgewend van het Woord des Heeren en zich heengewend naar het woord van de vader der leugenen. Door eigen schuld is hij doof geworden voor de stem des Heeren. Hij verneemt de stem des Heeren uit de natuur niet meer zoals deze vernomen wil worden. Hij is doof voor de taal der Heilige Schrift. Hij hoort de stem des Heeren niet in de rampen en oordelen. Het sterven rondom hem maakt slechts een vluchtige indruk op hem. Hij heeft geen oor voor datgene wat tot zijn eeuwige vrede is dienende. Bent u eraan ontdekt geworden dat de mens geestelijk doof geworden is?
De maanzieke jongeling was ook stom. Hij kon niet spreken zoals anderen kunnen spreken. Hij kon slechts onsamenhangende klanken voortbrengen. Hartverscheurende geluiden kwamen er uit zijn keel.
Is ook dit geen duidelijk beeld van de diep ongelukkige toestand van de gevallen mens? In de staat der rechtheid sprak de mens ter ere Gods. Hij sprak van de dingen des Heeren. Maar door eigen schuld is hij stom geworden. Hij spreekt niet meer van de eeuwige dingen. Hij spreekt niet meer ter ere Gods. Hij zwijgt over het werkelijk goede. Zijn spreken is vervuld van ijdelheid. Hij spreekt met zondige lippen vanuit een onvernieuwd hart. Bent u door ontdekkende genade daarmee bekend gemaakt?
De maanzieke jongeling werd geworpen in water en vuur. De onreine geest zocht zijn verderf, zocht zijn ondergang. Hij „verdorde", dat wil zeggen dat zijn levenskrachten wegkwijnden. Zien we hierin niet dat de satan het verderf, de ondergang van de mens zoekt?
Deze toestand was reeds van zijn kindsheid af. Het leek hopeloos. De artsen wisten er geen raad mee. Het kind kon nooit alleen gelaten worden, dat was niet vertrouwd. Wat een hartverscheurende toestand voor deze vader. „En waar hij hem ook aangrijpt, zo scheurt hij hem, en schuimt, en knerst met zijn tanden, en verdort". We hebben te denken aan vallende ziekte, aan ernstige toevallen. Deze jongen was maanziek: de aanvallen gingen op en neer met de schijngestalten van de maan.
Deze jongen was een bezetene. De duivel had bezit van hem genomen. Hier was sprake van een rechtstreekse inwerking van de boze. Een boze geest woonde in hem en voerde over hem heerschappij.
Iedere onbekeerde staat in zekere zin onder de macht van de duivel. Niet bij allen openbaart zich dat in de foltering van het lichaam zoals bij de maanzieke jongeling. Velen hebben een keurig uiterlijk en voorkomen. Het zijn nette kerkmensen waar aan de buitenkant niets op valt aan te merken. Maar de troon van de satan staat opgericht in het hart. Want ieder mens staat van nature onder beïnvloeding van de boze.
Wat erg voor deze vader te zien dat zijn enige zoon onder de macht van een onreine geest was. Smart het u diep in uw hart dat uw kinderen van nature staan onder de beïnvloeding van de vorst der duisternis? Smart het u dat ze geestelijk doof en geestelijk stom zijn?
De vader van de maanzieke jongeling zocht het bij de Zaligmaker. Die had immers vele zieken genezen. Maar Hij was er niet. Zijn discipelen konden hem niet helpen. Wat een reden tot verheuging aan de zijde van de schriftgeleerden en wat een oorzaak tot droefheid voor de vader. Maar dan gaat de Heere, Die van de berg der verheerlijking is afgedaald, spreken. „En Hij vraagde den Schriftgeleerden: Wat twist gij met dezen?" Daarop gaat de vader van de maanzieke jongeling alles vertellen wat er gebeurd is. De vader vindt bij de Heere een luisterend oor. Hij maakt de nood bekend.
Ouders onder ons, maken wij ook de noden van de kinderen die de Heere aan onze zorgen heeft willen toevertrouwen aan Hem bekend? Niet alleen de lichamelijke noden en tijdelijke problemen, maar ook de geestelijke nood? Weegt het ons zwaar dat ze van nature geestelijk doof en stom zijn?
De maanzieke jongeling verkeerde in een diep ongelukkige toestand van zijn kindsheid af. Prediken ons deze woorden niet dat de mens in zonden ontvangen en geboren wordt? Ja, de mens is een kind des toorns en kan in het rijk Gods niet komen, tenzij hij van nieuws geboren wordt.
Weet u wat nu zo erg is? De mens verstaat het niet dat in die maanzieke jongeling zijn beeld getekend wordt. Hij gaat er niet gebukt onder dat hij geestelijk doof en stom is. Hij heeft er geen last van. Hij gevoelt zich er wonderwel bij thuis. Hoe vaak wordt het niet gedacht en uitgesproken dat het nog wel wat zal meevallen? Zo leeft men voort in een valse gerustheid die eindigt in een eeuwige ondergang.
Het is geen wonder als zonde zonde en als schuld schuld gaat worden. Het is door ontdekkende genade dat het verdorven bestaan wordt gezien, beweend en beleden. Door ontdekking wordt het gezien, wordt het ingeleefd, geestelijk doof en stom geworden te zijn. Dan worden daar hete tranen om geschreid. Dan drijft dat uit tot de Heere. De nood mag neergelegd worden voor Zijn heilig aangezicht. De doofheid en stomheid mag Hem bekend gemaakt worden. De Heere ziet het zo gaarne dat nooddruftigen tot Hem uitgedreven worden. Alleen bij Hem is immers genezing en verlossing te vinden.
Al datgene wat de vader van de maanzieke jongeling heeft verteld, heeft de Heere niet moedeloos gemaakt. Al lijkt het een hopeloos geval in de ogen van de mensen, voor de Heere is niets te wonderlijk. Wat onmogelijk is bij de mensen is mogelijk bij God. In vs. 19 lezen wij „brengt hem tot Mij". We zullen zien hoe de Heere dan een groot wonder aan de maanzieke jongeling gaat verrichten.
Het is zo waar wat staat in Jes. 59:1 „Ziet, de hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen horen". Dat we dan met onze noden tot Hem uitgedreven zouden worden om verlossing van Hem af te smeken en te verkrijgen, voor het eerst of opnieuw. De Heere is gewillig het te schenken aan reddelozen in zichzelf, die zichzelf niet verlossen kunnen, maar uitgedreven worden tot Hem.
De dichter zingt ervan: Psalm 145:6 (ber.):
De HEER E is recht in al Zijn weg en werk;
Zijn goedheid kent in 't gans heelal geen perk.
Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht;
Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht;
Dat ongeveinsd, in 't midden der ellenden.
Zich naar Gods troon met zijn gebeên blijft wenden;
Hij geeft den wens van allen, die Hem vrezen;
Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.

A. van Heteren, Werkendam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1982

De Wekker | 8 Pagina's

De genezing van de maanzieke jongeling (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1982

De Wekker | 8 Pagina's