Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heeft preken nog zin?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heeft preken nog zin?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag boven dit artikel is de titel van een boek(je) - nog geen honderd bladzijden - dat in het begin van dit jaar verscheen¹), geschreven door prof. dr. K. Runia, hoogleraar o.a. in de homiletiek (predikkunde) aan de Theol. Hogeschool van de Geref. Kerken te Kampen. Dit geschrift is een gerede aanleiding om over de prediking te schrijven.

Ja, maar...
De Kamper hoogleraar gaat op de gestelde vraag eerlijk in. In het eerste hoofdstuk belicht hij de actualiteit van de vraag. Voor veel mensen hoeft de preek niet meer. Veel theologische studenten in Kampen staan negatief tegenover de preek, zoals gebleken is uit een gehouden enquête, uit verschillende motieven - er worden er zo'n 25 genoemd!
Runia zelf beantwoordt de vraag positief - hoe kan men het anders verwachten van een hoogleraar in de ambtelijke vakken? - zoals blijkt uit het tweede hoofdstuk dat handelt over Prediking en openbaring. Maar in hoofdstuk drie schrijft hij over preken vandaag en in het laatste hoofdstuk over preek en pluraliteit. In die hoofdstukken gaat hij in op de problematiek die vandaag aan de orde is, in de Gereformeerde Kerken allereerst, maar daar heus niet alleen. Aan alles is te merken dat de schrijver van dit boek geregeld met die problematiek geconfronteerd wordt. Hij dient in een kerk waar de verscheidenheid groot is en waar velen het niet meer met elkaar eens zijn op toch vaak wezenlijke punten. Neem alleen maar eens het feit van de doop van een tweeling - verwekt door kunstmatige inseminatie - voor verantwoordelijkheid van twee lesbische vrouwen, die als ouders moeten fungeren (een van de twee is ook de moeder) en de doopvragen mogen beantwoorden. Een zaak, die veel verontrusting heeft gewekt en die veel tegenkanting ondervindt, maar die toch toegestaan is en die een classis niet heeft willen verhinderen. Afgedacht nu van de bezwaren tegen kunstmatige inseminatie toegepast buiten het huwelijk - overspel! - het feit dat twee vrouwen fungeren als ouders en als zodanig door de kerk geaccepteerd worden bewijst dat er heel wat op de tocht staat en dat er gewrikt wordt aan het huwelijk.
Uiteraard kon dit geval niet genoemd worden in dit geschrift, maar over de politieke prediking schrijft hij des te meer. Hij heeft het er niet gemakkelijk mee, zoals Runia het überhaupt niet gemakkelijk heeft in de kring waar hij werkt. Heel vaak gaat hij tegen de stroom in en levert hij kritiek op meningen en situaties in zijn kerken.
Dat brengt tegelijk het gevaar met zich mee dat men op sommige punten toegeeft of beïnvloed wordt door de omgeving. Iets daarvan meen ik in dit boekje te bespeuren. Runia zegt wel ja op de vraag of preken nog zin heeft, maar tegelijk klinkt er achter aan: maar. Hij heeft veel waardering voor een uitspraak van prof. dr. J. Firet die geschreven heeft dat de preek geen levensvoorwaarde voor de kerk is „maar slechts een in een bepaalde cultuur, met bepaalde communicatiemogelijkheden en -beperkingen, gekozen middel om mensen te helpen tot het verstaan van Gods stem te komen".
Deze nogal relativerende uitspraak wordt door Runia een nuchtere en zakelijke benadering genoemd. Nu moet eerlijk worden gezegd dat uit het vervolg van het betoog niet blijkt dat deze uitspraak grote consequenties heeft voor Runia. Hij blijft vasthouden aan een positief antwoord, maar hij spreekt dat ja voor mijn besef hier en daar te gedempt uit, soms te weinig overtuigd. Vandaar de formulering: ja, maar. . .

Ja, want. . .
De vraag: Heeft preken nog zin? die soms openlijk gesteld, soms stilletjes gefluisterd wordt - door predikers en gemeenteleden - moet positief worden beantwoord. Het heeft Gode, behaagd door de dwaasheid van de prediking zalig te maken die geloven (1 Kor. 1:21). Dat is een fundamentele tekst voor het beantwoorden van de vraag. Direct kan opgemerkt worden dat ook in Paulus' dagen de preek blijkbaar al op de tocht stond. Paulus dingt niets af van de dwaasheid van de prediking. Preken is menselijk gezien een dwaas werk. Paulus ontkent het niet, maar hij stelt Gods orde: het is het door de Here God Zelf verordende middel om het geloof te werken en ook te versterken.
Aan het slot van het tweede hoofdstuk zegt Runia dan ook dat de gemeente van Jezus Christus niet zonder de voortdurende prediking van het Evangelie kan. Ze staat en valt er mee. „Ze wordt er door geconstitueerd en gecontinueerd".
We zijn in deze bedeling aangewezen op het Woord Gods, waardoor de Here nog tot ons spreekt. Telkens weer blijkt, tot op de dag van vandaag toe, hoe actueel dat Woord van God is en hoe nodig het is dat dat Woord wordt uitgelegd en in de Naam des Heren wordt bediend. O zeker - de mondige christen heeft zelf het Woord van God onder handbereik. Hij kan en mag en zal dat Woord onderzoeken, er zelf uit lezen én naar luisteren, als het goed is elke dag. En toch is dat nog wat anders dan wanneer dat Woord ambtelijk wordt bediend. Paulus heeft daarover in de tweede brief aan Korinthe geweldige dingen- mogen schrijven als het gaat over de bediening der verzoening. Dat is de doorslaggevende reden waarom preken nog zin heeft en zin zal blijven hebben tot op de jongste dag.
Wat zou ons leven arm zijn zonder kerkdienst en wat zou een kerkdienst betekenen zonder het Woord Gods, dat gepredikt wordt. Als het Woord niet meer centraal staat in de kerkdienst verloopt de kerkdienst spoedig. De ervaring laat dat zien.
Overal waar de kerkdienst wordt gedemocratiseerd en het gezag van het Woord en van het ambt niet meer functioneert verdwijnt het specifieke karakter van de eredienst. Dan behoeft het inderdaad niet meer.
Runia breekt een lans voor de catechismuspreek en dat is te waarderen. Maar hij constateert al te gemakkelijk dat de catechismuspreek wegvalt en wijst m.i. te weinig op de gevolgen die dat heeft voor heel het kerkelijke leven.
We blijven de vraag of de preek nog zin heeft onvoorwaardelijk met ja beantwoorden, overtuigd van de betekenis van dit door God Zelf ingestelde heilsmiddel. Over de wijze waarop is dan altijd te spreken. „Hoe vindt u dat er gepreekt moet worden?", blijft een actuele vraag in elke tijd. Het is een vraag die verschillend kan worden beantwoord en wordt beantwoord. Maar dat er gepreekt moet worden staat bij deze vraagstelling vast. En dat is bijzonder belangrijk.
In Runia's boek wordt gewezen op bepaalde positieve ontwikkelingen om de preek beter tot haar recht te laten komen. Hij wijst op het voorgesprek tussen de predikant en enkele gemeenteleden gedurende de week voorafgaande aan de zondag waarop de preek zal gehouden worden of ook het nagesprek tussen de predikant en enkele gemeenteleden onmiddellijk na de dienst of gedurende de week.
Dat kan inderdaad resulteren in een preek, die aansluit bij en vooral ingaat op de vragen die bij de gemeente leven en dat kan de prediker ook doen nadenken over het waarheidselement in kritische reacties. Dat kan onder Gods zegen de prediking ten goede komen.
Maar vast blijft staan dat het niet de preek is van de gemeente, maar de preek van de dienaar des Woords tot de gemeente. Als er in de prediking geen „tegenover" meer zit dan verliest de preek haar doel en haar waarde. Dat maakt het zinvolle van de preek uit: er wordt gepreekt in opdracht van en in de naam van de Drieenige God. Tegelijk willen we nog één keer de vraag met ja beantwoorden maar daar duidelijk iets aan toevoegen:

Ja, mits...
De preek heeft nog zin mits er dan ook inderdaad gepreekt wordt. Dit moest eigenlijk vanzelfsprekend zijn, maar dat is niet overal het geval. Daarom zeggen we met nadruk: mits de preek geen aaneenschakeling va verhaaltjes is, ook niet van stichtelijke verhaaltjes of vrome ervaringen zonder meer; mits er niet gekletst of gekeuveld wordt op de preekstoel; mits de preek niet ontaardt in een politieke rede (wat niet betekent dat Gods Woord geen richtlijnen zou geven voor het politieke leven) of in een maatschappij-kritisch betoog met als hoogste inzet: de structuren moeten zo nodig veranderd worden; ook: mits er geen dor betoog wordt gehouden dat meer lijkt op het voorlezen van een notariële acte dan op verkondiging van de blijde boodschap.
De preek heeft nog zin mits er geluisterd wordt - geluisterd allereerst door de prediker zelf naar hetgeen er werkelijk staat en de Here te zeggen heeft met dat Woord, toen en daar en hier en nu; maar ook geluisterd wordt door de gemeente.
De zin van de preek is niet afhankelijk van het luisteren van de gemeente, maar de preek komt wel tot haar doel wanneer de gemeente luistert. Er is een wondere wisselwerking tussen predikant en gemeente. De dominee heeft de preek „gemaakt" - neen zich voorbereid op het uitspreken van de preek en zich ingedacht en misschien op papier gezet wat hij wil zeggen, maar de preek wordt een gebeuren doordat de luisterende gemeente mee de preek maakt d.w.z. de preek zo doet uitspreken dat de prediker contact heeft met de gemeente. En dan wordt door velen smalend opgemerkt dat de gemeente in de kerkdienst zo passief is! De gemeente is in actie en brengt in actie wanneer zij luistert!
En tenslotte: de preek heeft nog zin mits èn de prediker èn de gemeente overtuigd zijn van de betekenis van de preek. Als preken nu eenmaal een „moeten" is voor de dominee en een preek aanhoren een plicht voor de gemeente - ja, dan is begrijpelijk dat men op een gegeven ogenblik vraagt: mensen, waar zijn we feitelijk mee bezig? Doch wanneer de dominee zich ambassadeur van de grote Koning weet en de gemeente naar de kerk gaat in het besef: het gaat niet om een mensen woord, maar om Gods Woord en de Here wil tot ons spreken, dan is de prediking zinvol; dan kan de dominee de beste uren van zijn leven op de kansel beleven en de gemeente mag roemen in het Woord van God, dat ze via de prediking uit Gods mond heeft gehoord. Dat is en blijft de zin van de prediking.

J.H.V.

¹) dr. K. Runia - Heeft preken nog zijn zin? Uitgave Kok - Kampen Prijs ƒ 19,90

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Heeft preken nog zin?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1982

De Wekker | 8 Pagina's