Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. J.J. van der Schuit en zijn visie op het verbond (I)

Bekijk het origineel

Prof. J.J. van der Schuit en zijn visie op het verbond (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sinds 1882, het geboortejaar van professor J.J. van der Schuit, is er in kerk en theologie veel veranderd. Hoeveel is er al niet anders geworden na 1922, het jaar waarin hij in opdracht van de kerken zijn colleges in Apeldoorn begon te geven!
Men zou zich kunnen afvragen, of zijn theologie ons in deze tijd nog wel zoveel te zeggen heeft. We horen zijn naam minder noemen dan vroeger. Maar datzelfde geldt van anderen die heengegaan zijn. Wat prof. Van der Schuit eens schreef over F.P.L.C. van Lingen en J. Wisse, die hij als twee voorbeeldige ambtsdragers typeerde, dat het in het leven van deze beide dienaren om niets anders ging dan om de Kerk, is zonder twijfel ook op hem van toepassing. En niet om aan hen persoonlijk al te veel eer te geven, maar om niet uit het oog te verliezen, waarmee zij de kerk hebben gediend, is het goed onze voorgangers te blijven gedenken.
Toen prof. Van der Schuit zijn gouden ambtsjubileum als dienaar des Woords mocht vieren (1957) en nadat hij van ons was weggenomen (1968), memoreerde ik in „De Wekker" zijn werk als dogmaticus en zijn betekenis voor onze Theologische Hogeschool. Om niet in herhalingen te vervallen zou ik ditmaal dieper willen ingaan op zijn verbondsleer.
Het is niet zonder reden, dat zijn in 1951 gehouden rectorale rede over het verbond der verlossing in augustus 1982 opnieuw verschijnt.
In deze theologische studie zegt de hoogleraar, dat de gereformeerde theologie wortelt in en bloeit uit de verbondsgeheimenissen. De gereformeerde theologie heeft het diepst aangevoeld, dat in deze verbondsrelatie de kern van alle ware religie te vinden is.
In een bijdrage over het „Subject-object probleem der heilige theologie" (opgenomen in de bundel „'k Zal gedenken", 1954) lezen we: „Wie geen zuivere schriftuurlijke verbondsreligie kent, zal nooit kunnen komen tot een zuivere gereformeerde verbondstheologie. Juist in deze verbondsreligie is het funderend element voor heel de bouw van ons theologisch denken. Die verbondsleer hebben wij niet alleen te verdedigen tegenover een dialectische of Barthiaanse theologie, maar ook tegenover hen „die wij zo gaarne als broeders willen ontmoeten en die toch nog altijd aan de andere zijde van de Jordaan wonen".
Prof. Van der Schuit ziet het verbondsidealisme als een gevaar. Maar er is nog iets waar hij niet geheel gerust op is. Wij kunnen ook een te sterk verbondsactivisme gaan voorstaan. Daarom wijst hij erop, dat de echte verbondsreligie begint bij wat God in de bondeling doet. „Het is niet: roeping, geloof, wedergeboorte, maar het is: roeping, wedergeboorte, geloof".
Hij noemt dan verschillende wezenselementen die bij een getrouwe beoefening van de theologie aan onze Hogeschool nooit mogen ontbreken:
1. een verbond der genade, waaraan God Zijn Naam heeft verpand,
2. een verbondsreligie, waarin de levendmakende daad een eerste plaats heeft,
3. een verbondsontwikkeling, waarin een wassen en toenemen is in de genade en kennis van onze Heere Jezus Christus,
4. een verbondszekerheid, die de troost der gelovigen blijft in leven en sterven,
5. een verbondsverkiezing, die leert verstaan: Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met koorden der goedertierenheid.
De hoogleraar heeft zijn visie op het verbond dikwijls gegeven in studies waarin hij een polemiek met anderen voerde. Maar polemiek is inderdaad een van de wortels van de dogmatische bezinning.
Er bestaat een minder bekend exposé van zijn hand over de vraag: Wie zijn in het verbond? Het is geschreven voor de discussie over het genadeverbond tijdens de samenspreking tussen deputaatschappen van de Ger. Kerken in Nederland en de Chr. Ger. Kerken in Nederland op 18 januari 1952. Men zou het stuk als een samenvatting kunnen beschouwen van de bezwaren tegen de opvatting die Van der Schuit meestal als neogereformeerd karakteriseerde. Men vindt het in de Acta van onze synode van 1953 (blz. 192-196).
We volgen de uiteenzetting in grote lijnen.
Er is een verbondsonderschatting en een verbondsoverschatting, een verbondsnihilisme en een verbondsidealisme. Wij moeten ons wachten voor een verbondsnihilisme. De Ger Kerken hebben de gevaren van een verbondsidealisme niet gering te achten. Het is bedenkelijk, wanneer men uitgaat van de veronderstelling van de verkiezing en de veronderstelling van de wedergeboorte van de kinderen van gelovige ouders. Dat zijn speculatieve factoren.
Als basis hebben wij de belofte van het genadeverbond. Het zou heel moeilijk zijn alleen uit het Nieuwe Testament een verbondsleer op te bouwen. Het Oude Testament is funderend. Israël was een geheiligd volk, maar daarbij hebben wij niet te denken aan verkiezing en wedergeboorte tot zaligheid. De apostelen kenden ten opzichte van de kinderen niet anders dan de oudtestamentische verbondslijn: Hand. 2:39, Hand. 3:25, Rom. 9:4.
De idealistische verbondsleer, die door dr. A. Kuyper is voorgedragen en die de leeruitspraken die de Ger. Kerken in 1905 en 1946 gedaan hebben, beïnvloed heeft, kan aanleiding geven tot grote oppervlakkigheid in het geestelijk leven. De verbondsleer die de Ger. Kerken blijkens deze uitspraken aanvaard hebben, schaadt bovendien de nauwere samenbinding van de gereformeerde gezindheid.
Ook bij de Ger. Gemeenten trof prof. Van der Schuit een verbondsleer aan die hij meende te moeten bestrijden.
In artikelen in „De Wekker" maakt hij scherpe kritiek op de dogmatische uitspraken van de Ger. Gemeenten die in 1931 tot stand kwamen. Voor de gedachte dat verbond der verlossing en verbond der genade in wezen één zijn en dat alleen de uitverkorenen wezenlijk in het verbond begrepen zijn, werd daar een beroep gedaan op een Schriftgedeelte als Rom. 5:12-19 en op Comrie en andere oudere theologen.
Wat prof. Van der Schuit op goede gronden tegen deze leer in te brengen heeft, kan men ook lezen in zijn studie over het verbond der verlossing (1952, 1982'). Hij hoopt wel, dat allen die de gereformeerde belijdenis van harte liefhebben, elkaar nog eens de hand kunnen reiken. Over de oprichting van het verbond is er nog zoveel twist, maar in de verbondsinwilliging zouden we elkaar toch wel kunnen vinden.
Behalve de term „verbondsidealisme" gebruikt Van der Schuit ook het woord „verbondsactivisme".
Hij gaat daartegen waarschuwen in de jaren waarin hij in contact komt met de Ger. Kerken (vrijgemaakt). In 1951 zond het Chr. Ger. deputaatschap, waarvan hij deel uitmaakte, een brief aan de deputaten van deze Ger. Kerken, waarin gesproken wordt over het sterk beklemtonen van de geloofsimperatief in hun kerken, waarbij aan de verwerkelijking van de rijke verbondsrelatie door God zelf te kort dreigt te worden gedaan.
Hoe bevreesd juist prof. Van der Schuit hiervoor was, merken we bij het lezen van de artikelen uit „De Wekker" die in 1961 onder de titel „Ten dis geleid" uitgegeven zijn. Hij vindt, dat wij ons moeten wachten voor twee uitersten, nl. het verbondsidealisme (Kuyperianisme) enerzijds en het verbondsactivisme (Schilderianisme) anderzijds. Later komt hij erop terug, als hij opmerkt, dat zij die de geloofsimperatief bij de bediening van het Woord vooropstellen en menen in de lijn van Calvijn te zijn, de reformator beter zouden moeten lezen. Vroeger deed men al het mogelijke om hem aan zijn zijde te krijgen bij de leer van de veronderstelde wedergeboorte bij de doop. Thans beroept men zich op Calvijn om te betogen, dat wij afstand moeten doen van de zogenaamde subjectivistische inslag, waarbij men eerst spreekt van wedergeboorte en dan van geloof.
Prof. J.J. van der Schuit stond midden in zijn tijd en nam een belijnd standpunt in. Hij zag de gevaren van eenzijdige voorstellingen en was snel in het signaleren van wat in zijn ogen afweek van Schrift en belijdenis.

J. van Genderen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Prof. J.J. van der Schuit en zijn visie op het verbond (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1982

De Wekker | 8 Pagina's