Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geborgenheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geborgenheid

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Hij verbergt mij in het verborgene van zijn tent." Psalm 27 vers 5c

Geborgenheid. Daar verlangen we allemaal naar. Een mens kan nu eenmaal niet zonder bescherming, zonder veiligheid, zonder een thuis. Een arm die om je schouder wordt geslagen. Een stem die zeg: stil maar, ik zorg voor je.
Is het leven ooit zo bedreigd geweest als tegenwoordig? Was er ooit meer ontreddering, uitzichtloosheid en wanhoop? We leven in een zogenaamde „welvaartssamenleving". Het leven is omringd door zekerheden. Van de wieg tot het graf wordt er voor ons gezorgd. Maar in het bestaan van honderdduizenden gaapt een enorme leegte. Spanning en dreiging jagen ons op. Angst en onzekerheid grijpen velen naar de keel.
Je zou het leven kunnen vergelijken met dat beeld van Zadkine in Rotterdam. Die mens die in vertwijfeling zijn handen naar de hemel strekt. Want heel zijn lichaam is uiteen gescheurd. En in zijn hart - daar zit een wond. Het hart van deze mens is leeg, is hol. Dat beeld symboliseert de stad Rotterdam van na de oorlog. Maar het symboliseert tegelijk de mens van nú. De mens in zijn hulpeloosheid en zijn radeloosheid. De mens in zijn verscheurdheid en zijn innerlijke leegte. Als alle camouflage en make-up wordt weggenomen, dan staat hij daar: naakt, berooid en eenzaam. De dichter Leo Vroman schreef: „Snik maar, want van hier tot God denkt niemand om ons lot, niemand, niemand . . ." Waar vind je steun al alles wankelt en het hele leven in zijn voegen trilt? Wie biedt je houvast als de werkloosheid dreigt, als de pillen van de dokter niet meer helpen, als niemand nog een antwoord weet op al die duizend vragen . . .?
Geborgenheid. Daar hunkeren we naar. Wie neemt mijn leven onder zijn hoede? Dat is de grote vraag, die achter alle vragen klinkt. Dat is de schreeuw van agressieve jongeren. Waar vinden we - en deze vraag wordt ieder uur meer actueel! - beschutting voor ons in ellende en ruïne wegzinkende leven?
Hebt u voor zichzelf reeds een antwoord op die vraag gevonden? Als u nu in een paar woorden eens moest zeggen waar uw leven houvast vindt. . . Of geeft u soms geen antwoord? Hoort u bij die tallozen, die maar verder leven - na ons de zondvloed? Wat is uw antwoord? Kunt u iets op deze wereld noemen, dat ons leven kan beschermen? Definitief. Afdoende. Naar lichaam en naar ziel. Voor tijd en eeuwigheid. Kan het geld het? Of kan de verzekeringsmaatschappij het?
Zet het hele rijtje antieke en moderne afgoden, waarop de mens zijn vertrouwen stelt, maar eens naast elkaar. Het is alles: zand, leugen, bedrog. Want al zou het u dan nog lukken bij het leven - waar vindt u bescherming in de dood? Wie biedt u houvast als de zwarte mannen komen en u wordt weggedragen naar een graf?
Jean-Paul Sartre, de man van de existentie-filosofie, heeft gelijk. Sartre heeft de hele wereld afgezocht om bescherming voor het leven te vinden. Bescherming voor het leven en bescherming in de dood. En hij heeft niets gevonden. Hij heeft de wanhoop gevonden, de radeloosheid en de duisternis.
En tóch heeft Sartre op deze wereld niet goed gezocht. Hij had bijna gelijk. En daarom heeft hij helemaal geen gelijk. Sartre heeft - om zo te zeggen - over één kleinigheid heen gekeken. Hij heeft over de kribbe van Bethlehem heen gekeken. Hij heeft over het kruis op Golgotha heen gekeken. Hij heeft over de Man van smarten, het Hoofd vol bloed en wonden heen gekeken. Hebt u daar tot dusver soms óók over heen gekeken?!
Want dat is nu (als ik die twee even naast elkaar mag zetten) het hemelsbrede verschil tussen de dichter van Psalm 27 en Sartre. Beide mannen hebben diep in de nood van het leven ingekeken. Psalm 27 spreekt over vijanden die op de dichter afkwamen. Zij stonden hem naar het leven. Maar Sartre verzinkt in de hopeloosheid van deze wereld. Omdat hij niets anders dan de hopeloosheid ziet. En de dichter van Psalm 27 zegt: „Hij verbergt mij in het verborgene van zijn tent"! En dan gebeurt er iets met die dichter. Dan wordt zijn leven uit de nood en dreiging opgetild. Dan grijpt God zijn leven. Zoals een reddingsboot een schipbreukeling uit de kolkende branding oppikt. God bergt dat leven. En dan komt die dichter binnen. Dan wordt hij een man, die binnen is, geborgen is. Waar binnen? Binnen in het geld? Binnen in de kerk? Nee, binnen in God! Dan heeft Hij in de HERE de grote Beschermer gevonden.
„Hij verbergt mij in het verborgene van zijn tent." Die tent - dat is de tabernakel, de tempel, de plaats waar God wil wonen bij zijn volk. Dat is de plaats waar de ark van het verbond staat, waar het bloed gesprenkeld wordt op het verzoendeksel. Dat is de plaats waar de HERE Zelf verlossing schenkt, vergeving van de zonde, verzoening van de schuld. Mijn leven - zegt Paulus later - is met Christus verborgen in God.
Misschien is uw leven van dit moment volkomen uitzichtloos. U bent zo moedeloos. U bent zo bang. Er zijn zoveel mensen, die in hun leven beurse en gekneusde plekken hebben opgelopen. Of misschien maakt uw zonde u benauwd. Misschien voelt u zich zinken. Eeuwig zinken. Alsof er een zware steen aan uw voeten is gebonden. Geen ontkomen meer. Voor altijd in de duisternis. Het moet maar echt voor je wezen . . .! Maar de HERE zegt: in mijn tent bent u veilig! Bij mijn Zoon vindt u vergeving. „Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven"!
En zo komt het verdwaalde kind bij Vader thuis. Zo vindt u vastheid, vrede, geborgenheid. Voor tijd en eeuwigheid. In leven en in sterven. Dan kunnen de omstandigheden tegen zijn. Het leven kan somber en triest lijken jan de-buitenkant.
"Nu ben je soms nog alleen.
Nu moet je soms nog huilen,
en als je weg wilt schuilen
kun je haast nergens heen!"
Maar houdt goede moed! Want: „Zie, Ik maak alle dingen nieuw"! „Door een nacht, hoe zwart, hoe dicht, leidt Hij mij in 't eeuwig licht"! En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: „Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen . . ." Ja, dan blijft er nog maar één ding over! Dan rest ons niets meer dan te zingen:
'k Zal in uwe tent verkeren.
Heer der heren,
voor uw oog in eeuwigheid.
'k Zal op U mijn vast vertrouwen
altoos bouwen
door uw vleuglen overspreid.

A.P. van Langevelde

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Geborgenheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1982

De Wekker | 8 Pagina's