Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wachten op de Here

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wachten op de Here

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ik zal wachten op de HERE, die zijn aangezictit verbergt voor het tiuis van Jacob, ja, op Hem zal ik hopen, Jes. 8: 17

De werkelijkheid waarvan sprake is in de tekst die we hierboven afschreven, is die van de allergrootste nood voor het volk van God.
Groot is de politieke nood. Israël keert zich met Syrië tegen Juda. Een samenzwering noemt men dit in Jeruzalem. En men vreest er het ergste van.
Groter is echter de geestelijke nood. De getuigenis wordt toegebonden en de wet wordt verzegeld onder de leerlingen van Jesaja. Het leven valt niet meer onder de licht glans van de goddelijke openbaring. De getuigenis van God geeft geen wijsheid meer. En de wet des Heren laat haar licht niet meer schijnen. Kortom het licht gaat van de kandelaar.
Maar het allergrootst is wel déze nood, dat God zijn aangezicht verbergt. God is actief in het negeren van zijn volk. Hij doet het niet alleen het licht van zijn Woord missen, maar Hij trekt zichzelf terug. Het gordijn wordt gesloten. En wat voor Gods kinderen erger is dan de dood, bitterder dan het sterven, dat geschiedt hier: Dè HERE verheft zijn aangezicht niet meer. Hij laat het niet meer lichten. Hij is niet meer aanwezig, wanneer zij tot Hem roepen. Hij is niet te vinden, wanneer zij Hem zoeken. Hij heeft zich niet verborgen, zodat Hij de grote Afwezige is, maar Hij is bezig, nog steeds actief in zijn zich verbergen.
Hoe onbegrijpelijk dit verbergen! Hij is immers de HERE. IK ZAL ER ZIJN. En Hij is er niet.
Hoe tegenstrijdig, dit verbergen. Hij verbergt zich niet maar voor de wereld. Maar Hij verbergt zijn aangezicht voor het huis van Jacob. „Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered", zo sprak Jacob na zijn Jabboksnacht. In de worsteling heeft hij God overwonnen. En de HERE heeft hem nadien gezegend, aldaar.
Nu echter verbergt Hij zich voor het huis van Jacob. Zij roepen Hem, zij worstelen om Hem, zij strekken zich naar Hem uit: Ik laat u niet gaan tenzij Gij mij zegent. Maar in plaats van zegen is daar de verberging. Ziedaar de diepste nood, temidden van de ongewisheid der tijden, en in verband met de wegvallende openbaring, nu déze nood: God is er wel, maar niet voor mij. Hij is mogelijk vlakbij, maar ik vind Hem niet. Hij laat mij zoeken. Hij trekt zich terug. Hij is de verborgen God voor mij geworden.
Welk een openbaring gaat er van deze verberging uit!
Wanneer de HERE spreekt en ons zijn wil te kennen geeft, is daarin een boodschap. Maar wanneer Hij zwijgt en er niet is, zou daarin geen boodschap zijn? Zou het ons niets te zeggen hebben, wanneer Hij zich niet maar terugtrekt, maar wanneer Hij zich niet meer doet vinden? Neen geen spel is het, dat de moeder met haar kind speelt, deze verschrikking van de zich verbergende God. Wij roepen, maar er is niemand die antwoordt. Wij bidden, maar geen oor luistert. Wij zoeken, maar het is alles vruchteloos.
De boodschap van deze verberging is die van toorn en gramschap. En daarom zegden onze vaderen in de leerregels, dat, gelijk het aanschijn van de verzoende God in het aanschouwen voor de godvruchtigen zoeter is dan het leven, zó de verberging ervan bitterder dan de dood is.
Indien in de nood, in de diepste nood, de HERE zelf bij ons is, al gaan we mank, zoals Jacob, we zullen zeggen: Ik heb de HERE gezien en mijn ziel is gered. Maar ontbreekt ons in de nood die troost, dan is alles hopeloos. Dan blijft slechts de zelfbeschuldiging onder het oordeel over.
Toch staat juist hier een van de diepste belijdenissen, die de bijbel kent.
Ik zal wachten. Ik zal hopen.
Ik zal wachten op de HERE.
Ik zal hopen op deze zich verbergende God.
Ik zal zeggen: neen, dit is niet het laatste. Het zou voor mij het laatste kunnen zijn, maar het kan voor de HERE niet het laatste zijn. Immers zijn Naam is HERE. Ik zal er zijn. En daarom blijft mijn ziel hopen op Hem.
Hier is de spankracht van de persoonlijke Adventsverwachting het sterkst.
Hoe en waar wordt dit geleerd? Daar waar we horen hoe God zich in Christus heeft verborgen. Hoe Christus zich ontledigd heeft, dat is de Kribbe. En hoe Hij, toen het aangezicht van zijn Vader zich voor Hem verborg, geroepen heeft: Waarom? Daar zullen we 't leren: Hoop op Hem. Een ogenblik, een klein ogenblik is er in zijn toorn. Een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid ontferm Ik mij over u, zegt uw Losser, de HERE.

W. van 't S

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Wachten op de Here

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1982

De Wekker | 8 Pagina's