Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk onder Adventslicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk onder Adventslicht

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zullen onszelf moeten zien in het licht van de Advent, dat is in het licht van de wederkomst van Christus. Met onszelf, bedoel ik de Christelijke Gereformeerde Kerken. Tot drie keer toe hebben we anderen op het portret gezet en gezien. De Christian Reformed Church - een eind bij ons vandaan.
De Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), dichter bij huis. En de Gereformeerde Gemeenten ook niet zo ver van onze deur. Het kan best leerzaam zijn om zo naar anderen te kijken. Maar gevaarlijk is het ook. Het spreekwoord zegt: wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Misschien dat het daarom onder ons gebruikelijk is om de kerkelijke situaties bij anderen onder de loep te nemen. We komen dan nog niet helemaal ontevreden weer in ons eigen straatje terug en zeggen: geef mij dan toch nog maar onze eigen kerken. Dat klinkt al wat verdacht. Een zekere vorm van zelfkritiek ontbreekt in dat spreken niet. We willen wel toegeven, dat het bij ons ook niet alles is, neen lang niet. Maar, vergeleken met andere kerken valt het wel mee. Laten we het zó zien te houden, denken we dan. Er is ook een andere manier van benadering mogelijk. We zouden eens kunnen vragen hoe anderen ons zien. Die vraag klinkt misschien al wat verdacht: hoe komen wij bij anderen over. Maar het kan geen kwaad om ook die vraag eens te stellen, temeer omdat er zo hier en daar de laatste tijd wel wat over onze kerken is geschreven.
Men kan vragen, of anderen de sfeer van onze kerken kunnen aanvoelen, en men kan zich dan al gauw miskend voelen. Maar we kunnen ook zeggen: misschien zien andere ogen de dingen scherper. En als het waar zou zijn, wat er zo al geschreven werd, dan is het beeld toch niet zo fraai. Drie groepen zouden er zijn. Ze zijn gelocaliseerd als een groep van behoudende Bewaar het panders, een groep van vooruitstrevende predikanten en een grote of tamelijk grote middenmoot, die noch uiterst rechts, noch uiterst links wil zijn. We zullen de namen van de kerkelijke leidslieden, die kleur aan de zaak geven, hier maar weglaten. In grote lijnen is dit toch wel het portret van onze kerken, gezien door de lens van anderen.
Waarom zouden we zeggen, dat dit beeld niet klopt? Misschien kunnen we zelfs de zaak nog wel wat aanvullen. Het lijkt vrij argeloos om te spreken over een drietal groepen binnen onze kerken. Bij een groep denkt men altijd nog wel aan een zekere bewegelijkheid, aan speling en ook nog wel aan een bepaalde ruimte die er is. En juist op dit punt kunnen we niet helemaal gerust zijn. Er is één woord, waarin het denken in de kerken over elkaar wordt getekend: het is het woord verharding, verharding van standpunten, verabsoluteren van eigen mening, scherpere afbakening tegenover elkaar, verduidelijking van de grenzen of hoe men het verder ook maar zou willen noemen. Voor sommigen is dat een voordeel, zo lijkt het wel. Men stuurt het dan ook zonder meer op „verduidelijking" in deze zin aan.
Voor anderen is het daarentegen helemaal niet duidelijk wat er feitelijk aan de hand is. Zij missen het gevoel voor de werkelijkheid en zijn alleen maar onzeker. Daarbij mag men beslist niet vergeten, dat er heel wat jongeren zijn en niet alleen jongeren, die slechts met een zekere wrevel en bitterheid, om niet te zeggen met een wrange spot over de kerken praten.
Aan werkelijk goede en oprechte bedoelingen van wie dan ook mag men voorshands beslist niet twijfelen. En het gaat ons er in geen enkel opzicht om wie dan ook maar op dit moment van wat dan ook maar te beschuldigen. Wij zouden met dat al ver beneden de maat blijven van wat de boodschap van de Adventstijd is. Heel veel Adventspreken zijn en worden nog gehouden. Er is echter één kant aan de Adventstijd, die we geen van allen uit het oog mogen verliezen. De Wederkomst van de Here Jezus stelt onze kerken onder een kritiek, die veel beslissender is, veel radicaler dan die van wie dan ook. Dat de zaken in de kerken soms gaan zoals ze gaan, zou wel eens een teken kunnen zijn, dat we nog niet goed bedacht hebben, hoe wij er in Gods oog uit zien. Daar hebben we geen zelfportret en ook geen foto van een ander voor nodig.
Alleen de bijbel leert ons wat hier de belangrijkste vragen zijn. In het licht van déze Advent zijn op zijn minst drie vragen van wezenlijke betekenis.

De eerste vraag is heel eenvoudig: waarmee zijn wij bezig?
Het enige goede antwoord zou hier moeten zijn: we zijn bezig met waken, met bidden, met werken, zoals de Here ons heeft geboden, met verwachten. Daarom staat er in de gelijkenis: Zalig die knecht, die de Heer alzo doende zal vinden. Zó bezig in het werk van de Here.
Beseffen we dat eigenlijk wel? Het geldt van werkelijk iedereen, dat hij of zij bezig zal zijn, aan het werk, alzo doende, zonder één ogenblik in slaap te vallen. En toch menen we, dat het bij ons grotendeels ontbreekt aan een werkelijk geloof in de realiteit van de terugkomst van de Here Jezus Christus. We hebben daarop natuurlijk wel wat gevonden. We zeggen, dat het kenmerkend voor de secten is, die buiten de kerk leven, om een zo groot woord te voeren over de wederkomst. Ja, zeggen we dan: die secten verliezen de werkelijkheid uit het oog. Ze dromen maar wat over de toekomst en zij vergeten intussen het heden, waar de beslissingen vallen. Neen, we willen niet graag voor dwepers doorgaan. We zien wel . . .
Maar intussen hebben niet zij, die secten, maar hebben wij de werkelijkheid uit het oog verloren. En daarom zijn we vaak bezig met verkeerde dingen, met dingen die in het licht van de dag van Christus geen betekenis hebben.
Het staat, wat deze dingen betreft, heel wonderlijk met ons. Als er iemand is, die een vraagteken zet achter de prediking van de bijbel over de toekomst, dan roepen we ach en wee. En terecht. De toekomstverwachting mag de kerk nooit opgeven. Zou ze dat doen, dan was ze geen kerk meer. Maar waar leeft het onder ons? Waar beheerst het ons werk? Wij zouden onszelf dagelijks de vraag moeten stellen: als Christus vanmiddag terugkwam, zou ik dan mezelf bezig houden met dingen, die me nu geheel in beslag nemen? Zou ik dan de dingen zeggen, die ik van plan ben te zeggen? Zou ik dan dat artikel schrijven, dat al een poos in mijn pen zit? Zou ik dan dat referaat houden, dat er nog uit moet? Zou ik dan zó met de mensen omgaan als ik gewoon ben? Zou ik zó over de mensen spreken als ik in de regel doe?
Ons leven staat te weinig in het licht van een werkelijke Advent. We kiezen een serie fraaie adventsteksten uit als we preken moeten. We zorgen dat er een bepaalde lijn in die preken zit. Het moet een fraai aaneensluitend geheel worden: die Adventspreken samen met de kerstpreken. En niemand zal ontkennen, dat dit goede dingen zijn, maar hoe anders zou dit alles zijn, wanneer we werkelijk geloofden in die Wederkomst. Waar zijn we eigenlijk mee bezig?
Men zou die vragen kunnen stellen met het oog op allen zeer persoonlijk. Maar men kan die vragen ook stellen met het oog op de kerken en de kerkelijke vergaderingen.
Wij hebben te waken. Dat zal ongetwijfeld ook betekenen, dat we de wacht hebben te betrekken bij de belijdenis naar de Schriften. Wij hebben toe te zien, dat het geloof, dat eenmaal de heiligen werd overgeleverd ongeschonden bewaard blijft.
Maar het zou tevergeefs zijn, wanneer daarbij de heiligen van nu geschonden werden.
Wanneer deze vragen ons als kerken bezig zouden houden, dan zouden we ook het werk van de Heilige Geest beter verstaan. De kerk is de bruid van Christus. En de kerk zegt met de Geest: Kom Here Jezus. Het is een dankbare tekst om er over te preken. Maar het is een woord dat ons als kerken zou kunnen veroordelen juist met het oog op de grote dag van Christus. Er is niemand die sterker naar de wederkomst van Christus verlangt dan de Geest. Hij beleeft zijn eigen Advent: Kom Here Jezus zegt de Geest. Wat moeten wij, met al ons spreken over de noodzaak van Geesteswerk toch een eind bij Hem vandaan zijn, wanneer dit verlangen bij ons ontbreekt.
Waar zijn we eigenlijk mee bezig! Ziedaar de eerste vraag die we moeten stellen als Adventskerk.

Wat verwachten we eigenlijk?
Dit is de tweede vraag die we met het oog op de kerken in de Adventstijd moeten stellen. Niemand kan ontkennen, dat dit voor onze kerken van de grootste betekenis is. We spreken over een verwachtingspatroon. Hoe ziet het er voor onze kerken uit? Hou zouden wij willen dat zij zouden zijn? Waaraan werken we? Wat is ons kerkelijke ideaal?
Sommigen hebben dit ideaal naar het schijnt, geheel verloren. Zij zijn teleurgesteld. In wie? In wat? Dat is niet altijd duidelijk. Nu doen ze hun werk zonder vreugde, routine-achtig. Anderen hebben hun ideaal omgezet in een duidelijk programma, dat doorgevoerd moet en zal worden. Hoe duidelijker het program, hoe harder de lijn.
Men kan daarbij het ideaal in het verleden zoeken, althans in een geïdealiseerd verleden. Dat is vrij eenvoudig. Men schetst zichzelf een beeld van dat verleden, niet gehinderd door een kennis van de feitelijke stand van zaken. Het verleden wordt gemodelleerd en als goede oude tijd aangeprezen. Vervolgens probeert men enkele primaire beginselen aan dit verleden te ontlenen. Het mogen er niet zo veel zijn, omdat het anders te ingewikkeld zou worden. Maar deze beginselen worden dan wél als beslissend vastgehouden.
Nu mag niemand ontkennen, dat het verleden schatten bevat die wij beslist niet kwijt mogen raken. Maar een blik op het verleden met zijn vele waardevolle zaken kan nimmer de blik op de toekomst vervangen. Als de hand aan de ploeg moet kan de blik alleen vooruit gericht worden anders valt de verwachting weg. Een beroep op de vaderen kán een bewijs zijn, dat men het beroep op de Vader niet kent. Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet; Gij HERE, zijt onze Vader, onze Verlosser van oudsher is uw naam.
Inderdaad, het is niet denkbeeldig, dat men zich zeer sterk op de Vaderen beroept. Maar dit beroep is leeg, en het camoufleert de leegte zelf, wanneer er niet het geestelijk gehalte is van het kennen van de HERE als onze Vader in Christus.
Maar omgekeerd is het even waar, dat een sterke eenzijdige gerichtheid op de toekomst, waarin het alles anders en beter moet gaan dan in het verleden, ons dat verleden kan doen vergeten. Dan zoekt men aansluiting bij alles wat de toekomst opent. Het is een bewijs voor de echtheid in de moderne theologie, dat het toekomst-openend is. Maar de werkelijke kennis van het verleden ontbreekt ook hier. De schatten die in het belijden der kerk zijn opgesloten worden niet gekend. Men keert soms de rug toe aan de gereformeerde traditie, zonder dat men haar werkelijk kende. Zo stelt men een ideaal voor de toekomst, waarvan men alles verwacht.
Maar als we goed opletten zien we dat zowel in het eerste als in het tweede geval, vanuit de grote toekomst van Christus beschouwd, de zaak beneden de maat blijft.
Elk ideaal blijft immers beneden de maat, als het niet is de maat van de volheid van Christus. Men kan het heden ontvluchten door in het verleden te duiken, men kan ook de werkelijkheid van vandaag ontgaan door zich op een nabije toekomst te werpen.
Maar zowel het een als het ander verliest uit het oog, dat eerst de toekomst van Christus het ideaal van de kerk zal verwerkelijken.
Laat niemand denken dat we daarmee de verantwoordelijkheid die ieder voor het heden heeft zouden willen ontkennen. Een ieder van ons wordt in het heden beoordeeld vanuit die toekomst. En zó hebben we ons werk te doen. Dé dag zal het openbaren.
Op die manier nemen we het heden nooit ernstig genoeg. God zal ons er op beoordelen.
En hier ligt de enige mogelijkheid om elkaar, bij een verschillende beoordeling van heden en toekomst werkelijk te vinden. Hoe we het ook keren of wenden, eenmaal staan we samen voor de troon. Die gedachte zou onverdragelijk zijn, wanneer er voor een ieder van ons geen vergeving was in het bloed van Christus. Maar daarop hebben we elkaar dan ook nu reeds aan te spreken. Wij verwachten Hem als Redder, die zich voor Pontius Pilatus heeft laten veroordelen.

Hoe gaan we in dit Adventslicht met elkaar om?
Indien in oprechtheid ons hart naar de toekomst van Christus uitgaat, naar Hem die bezig is om te komen, dan kan het niet anders of déze verwachting keert bij ons terug in de vorm van de liefde tot de broeders. Het is onmogelijk, zegt de apostel om God lief te hebben. God die wij niet gezien hebben, en de broeder niet te beminnen, die broeder die wij wél zien. De echtheid van onze liefde tot God zal daarom blijken uit de manier waarop wij met elkaar in de kerk omgaan. Uit dit oogpunt alleen reeds is een „verharding van standpunten" volledig af te keuren.
Er is slechts één manier om met elkaar om te gaan, het is de manier van de liefde. De waarheidsvraag hangt zozeer met de liefde samen, dat er zonder liefde zelfs van waarheid geen sprake kan zijn. Alle geboden zijn in dit gebod vervuld: dat we elkander liefhebben. Zo is de liefde zelf de vervulling van de wet. Daarom kan de duivel nimmer de waarheid spreken. Hij is in de waarheid niet staande gebleven, omdat hij uit de liefde van God is weggevallen. Al zou hij bij wijze van spreken de hele bijbel uit zijn hoofd opzeggen met alle gereformeerde confessies erbij, hij zou daardoor de waarheid niet spreken maar slechts leugen.
De weg die werkelijk uitnemender is, is ook de weg die veel verder omhoog voert, hij is de weg van de liefde. Al zou ik, wat de brandende kwesties van de dag het grootste gelijk hebben, maar ik had de liefde niet, het zou niets voorstellen. Zonder deze laatste gaat alles fout. Met haar houden we elkander vast. En dan kan het geen kwaad, wanneer er van grote verscheidenheid sprake is. De journalist die schreef dat er zich in onze kerken drie groepen voordoen, vergiste zich. Er zijn oneindig veel meer schakeringen. Vaak dacht ik dat er naar binnen toe geen kerk in Nederland is die een zo grote verscheidenheid te zien geeft. We zouden slechts de pinnen van onze tent wijder kunnen uitzetten en het gehele skala van de gereformeerde gezindte zou onopvallend een plaats kunnen krijgen. Ik denk dat vooral predikanten van wat grotere stads gemeenten dit zullen toegeven. En daaruit kan dan blijken, dat het wat armelijk overkomt, wanneer men spreekt over drie groepen, wanneer men tenminste daarmee zou willen duiden op de verscheidenheid.
Grote bedenkingen hebben we echter wanneer het inderdaad om groepen zou gaan.

Groepsdenken hoort thuis in de sociologie. Niet in de theologie en zeker niet in een theologie van de kerk. De groep heeft de kiem van het schisma in zich, ligt in de onmiddellijke nabijheid van de secte en is daarmee het meest on-katholieke wat zich denken laat. De groep is gedoemd om te verdwijnen, zich op te lossen in een partij, te streven naar macht en daarmee elke vorm van kerkelijkheid te verliezen. Groepen staan voor de keus om samen onder te gaan, of werkelijk kerk te worden. De groep heeft de andere groep nodig om te overleven. De kerk leeft echter van het bloed van het Lam, dat geslacht is. En alleen dat bloed draagt door het oordeel heen.
Hoe gaan wij met elkaar om? Dat wordt in het licht van déze Advent een kenmerk van die genade, die slechts kan leven uit een rechtvaardiging van de zondaar om niet, uit louter genade. Hoe gaan wij met elkaar om? God geve: als begenadigde zondaren. Dan gaan we samen naar die grote morgen.

W. van 't S

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1982

De Wekker | 8 Pagina's

Kerk onder Adventslicht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1982

De Wekker | 8 Pagina's