Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verzoening met God (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verzoening met God (IV)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat zegt het Nieuwe Testament?
Het Nieuwe Testament heeft twee woorden voor de verzoening: katalasso en hilaskomai. Het eerste staat bv. in 2 Kor. 5:18: God heeft ons door Christus met Zich verzoend; het andere in Hebr. 2:17: opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God om de zonden van het volk te verzoenen.
Deze woorden zijn geen synoniemen. Er is veel voor te zeggen om het onderscheid ook in de vertaling te laten uitkomen, maar dat gaat in andere talen gemakkelijker dan in het Nederlands. In het Duits kan men van versöhnen en sühnen spreken.
Het eerste woord voor verzoenen is een verhoudingsbegrip. Het gaat hierbij om het herstel van een relatie. Een tekst waarin het in zijn niet-religieuze betekenis voorkomt, is 1 Kor. 7:11: een vrouw die haar man verlaten heeft, moet ongehuwd blijven of zich met haar man verzoenen.
Een van de plaatsen waar het woord zijn specifiek nieuwtestamentische zin heeft, is Kol. 1:21 en 22: Ook u die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weer verzoend, in het lichaam zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich te stellen. Eertijds dus van God vervreemd - dank zij de verzoening nu heilig voor Hem.
Het tweede woord voor verzoenen noemt men een cultisch begrip, een woord dat met de eredienst te maken heeft. Het staat op één lijn met het oudtestamentische woord voor verzoenen, dat zoveel gebruikt wordt voor de verzoening door middel van het offer.
Het Oude Testament zegt, dat er iets gebeuren moet en dat het ook werkelijk gebeurt. De mens kan zelf niet goedmaken wat hij misdreef, maar God zorgt er voor dat het weer goed wordt. De verzoening is Gods eigen zaak: Ik heb u het bloed op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen.
Nu heeft God Christus Jezus voorgesteld als zoenmiddel, door het geloof, in Zijn bloed, om Zijn rechtvaarigheid te tonen. God heeft ons liefgehad en Zijn Zoon gezonden als een verzoening voor onze zonden (Rom. 3:25, 1 Joh. 4:10).
De verzoening door Christus staat zowel met Gods liefde als met Gods gerechtigheid in het nauwste verband. God gaf zelf het zoenoffer dat er voor ons moest zijn.
We zouden de boodschap van het Nieuwe Testament geheel verkeerd uitleggen, als we alleen maar spraken over de verzoening in de zin van een verandering bij ons - een tendens die in recente publicaties waar te nemen is. Die boodschap komt evenmin tot haar recht, als wij alleen denken aan het zoenoffer van Christus zonder erbij te betrekken wat de uitwerking daarvan is.
Kunnen wij in een enkele zin tot uitdrukking brengen, hoe het een met het ander verbonden is? Een heel bekende formulering is: verzoening door voldoening. We blijven nog dichter bij de woorden van het Nieuwe Testament zelf, als we spreken van de verzoening met God door het zoenoffer van Christus. Het staat bijna letterlijk in Rom. 5:10 en 11. Wij zijn met God verzoend door de dood van Zijn Zoon, toen wij vijanden waren. Door Hem hebben wij de verzoening ontvangen.
Er wordt in de boeken van het Nieuwe Testament op gevarieerde wijze over het werk van Christus en over het heil in Christus gesproken. Maar het offer dat Hij bracht, staat centraal.
Dr. H. Wiersinga trachtte in zijn geschriften te bewijzen, dat het offer van Christus niet gericht is op God om te voldoen aan Zijn recht of aan Zijn eer, maar uitsluitend op de mens en op zijn verandering. Christus stond niet in de plaats van zondaren en men zou niet moeten denken aan een dragen van Gods oordeel door Hem. Het was Gods bedoeling niet, dat het lijden of zelfs kruisiging werd. God wilde anders; maar de mensen hebben niet anders gewild.
In de kerk wordt echter reeds in de apostolische tijd geloofd en beleden, dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften (1 Kor. 15:3). Er staat niet, dat Hij door onze zonden gestorven is. Dat is wel volkomen waar, maar daarmee is het geloof in de verzoening met God door Christus niet onder woorden gebracht.
Wie de dood van Christus alleen maar als een gevolg van de zonde van mensen wil beschouwen, gaat aan de eigenlijke kern van de nieuwtestamentische verzoeningsleer voorbij. Jezus heeft Zijn lijden en sterven zelf voorzien en voorzegd. Hij werd geen martelaar, maar Hij was de Middelaar, die gehoorzaam was aan Zijn Vader tot in de dood aan het kruis. Golgotha wordt verklaard door Gethsémane.
Hoezeer mensen ook verantwoordelijk waren voor wat zij deden, toch is het offer van Christus in hoger licht te zien. God heeft het zo beschikt. Zijn raad ging in vervulling. De Heilige Schrift zegt, dat mensen Hem hebben overgeleverd en - daarbij wordt hetzelfde Griekse woord gebruikt - dat God Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft (Rom. 8:32). Daarom greep Hij niet in, toen mensen de handen aan Jezus sloegen. Hem gevangen namen en kruisigden.
Als het anders was, had Paulus nooit kunnen zeggen, dat God Hem, die zonder zonde was, voor ons tot zonde gemaakt heeft (2 Kor. 5:21). God deed Hem om onze zonden in het gericht komen. Hoe dat kan? Het enige antwoord is: God rekende Hem onze zonden toe. Er volgt dan ook op: opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem. Dat is de wonderlijke ruil waarover Luther dikwijls sprak.
We denken ook aan Gal. 3:13: Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder die aan het hout hangt.
2 Kor. 5:21 en Gal. 3:13 behoren tot de diepste woorden van de prediking van Paulus.
Volgens Wiersinga was het de vloek van de joodse autoriteiten, van de verdedigers van de wet, waaronder Jezus leed. Van die vloek, van die zonde tegen Hem, zou Hij ons dan vrijgekocht hebben. Maar dat is een verklaring die niet te handhaven is. De tekst is op zichzelf genomen èn in het geheel van de boodschap van Paulus duidelijk genoeg. De apostel bedoelt de wet van God en de vloek van God.
Om zondaren te behouden heeft God de zonde veroordeeld in het vlees, in de menselijke bestaanswijze van Jezus Christus. Hier denken we aan Rom. 8:3.
De Heiland was in Zijn lijden en sterven het voorwerp van Gods gericht. Als dat uit het voorgaande volgt, is er reden om ook bij het woord „rechtvaarigheid" of „gerechtigheid" in Rom. 3:25 te denken aan Gods straffende gerechtigheid. Hij heeft de richtende en oordelene kracht van Gods gerechtigheid ondervonden, toen Hij Zich in de plaats van zondaren had gesteld. Daarom is Gods gerechtigheid heilbrengend voor wie in Hem gelooft. De term „voldoening" gebruikt de apostel niet, maar de gedachte van de plaatsbekledende voldoening (satisfactio vicaria) is in deze Schriftgedeelten zakelijk wel aanwezig.
Het ging nu vooral over Paulus. Maar laten we de Brief aan de Hebreeën niet vergeten!
Met behulp van gedachten en beelden die aan de oudtestamentische offerdienst ontleend zijn, wordt ons de beslissende betekenis van het zoenoffer van Christus voorgesteld. Nu de oude bedeling van het verbond voorbij is, is aan het brengen van offers een eind gekomen. Het zoenoffer van Christus is voor altijd genoeg. Hij heeft Zichzelf door de eeuwige Geest als een smetteloos offer aan God gebracht (Hebr. 9:14).
Zoals de hogepriester van Israël op de Grote Verzoendag het binnenste heiligdom inging om voor God te verschijnen, maar niet zonder bloed, is Christus met Zijn eigen bloed binnengegaan in het hemels heiligdom om door dat éne offer een eeuwige verlossing te verwerven.
Hij blijft het als de hemelse hogepriester altijd voor de zijnen opnemen. Hij houdt voor hen de weg tot God open.
De verzoening van onze zonden geschiedt voor het aangezicht van God. Het bloed van Christus heeft schulddelgende kracht. Hij gaf Zichzelf als zoenoffer om de zonden van al de zijnen weg te nemen.
Als Hij alleen een slachtoffer van de zonde geworden was, zouden wij Zijn dood kunnen herdenken. Maar wij worden in het Nieuwe Testament geroepen tot de verkondiging van de dood van de Here. Daarvoor is het geloof nodig, dat Hij het zoenoffer bracht dat er voor ons moest zijn, dat Hij daarvoor leed en stierf en nu verrezen is.
Het is al bijna een halve eeuw geleden, dat de bekende theoloog Noordmans schreef, wat in deze tijd met niet minder nadruk gezegd moet worden: „Het eerste en grootste wat in de prediking over Jezus' lijden naar voren moet komen, is de plaatsbekleding. Een lijdensprediking die haar niet in het middelpunt zet, is zonder geheimenis en zonder kracht".

J. van Genderen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1983

De Wekker | 8 Pagina's

De verzoening met God (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1983

De Wekker | 8 Pagina's