Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Diotrefes: een mooie naam, maar . . . (De broeders uit Johannes 3 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Diotrefes: een mooie naam, maar . . . (De broeders uit Johannes 3 2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

3 Johannes: 9-11

De vorige maal lazen we in de derde brief van Johannes iets over een zekere Gajus, een broeder met een goede naam in de kerk en daarbuiten. Hij was een sierlijk lid van de gemeente. In zijn leven wordt duidelijk waarom een goede naam beter is dan goede olie. Het werk, dat de Heilige Geest in de Pinksterkerk doet, wordt in hem zichtbaar, omdat hij in de waarheid wandelt.
Nu vraagt Johannes onze aandacht voor Diotrefes.
Met hem is het een heel ander geval. Ook Diotrefes is lid van de gemeente, waarschijnlijk zelfs ambtsdrager. Maar de blijdschap, die doorklinkt in Johannes' woorden, wanneer hij over Gajus schrijft, maakt plaats voor toorn en droefheid.
Wat is er aan de hand? Johannes vertelt het aan Gajus. Hij heeft al eerder een brief geschreven aan de gemeente waar beide broeders toe behoren. Maar Diotrefes heeft die brief achtergehouden. Zo zullen we de woorden „hij neemt ons niet aan" wel moeten verstaan. Hij aanvaardt Johannes niet en daarom ook zijn brieven niet. Johannes wordt dan heel scherp. Dat hoort bij de liefde, waardoor deze apostel getypeerd wordt. Hij zegt: Gajus, Diotrefes snatert tegen ons. En hij gebruikt dan een werkwoord waarbij wij denken aan eenden in een vijver: ze maken een heleboel lawaai, maar het heeft geen enkele inhoud. En bovendien: hij ontvangt de broeders niet en als iemand hen wel wil ontvangen, wordt hij uit de gemeente geworpen, geëxcommuniceerd. Met alle klem wordt Gajus gewaarschuwd voor de praktijken van deze broeder.
We krijgen de indruk, dat Gajus op het eerste gehoor vreemd zal hebben opgekeken. Dit had hij helemaal niet verwacht. Diotrefes is immers geen ketter. Hij probeert niet, zoals anderen in de laatste jaren van Johannes, een dwaalleer in te voeren in de gemeente. Integendeel, Diotrefes heeft een hele mooie naam, om jaloers op te worden. Zijn naam betekent namelijk: „uit God geboren", de wedergeborene. En die naam had hij blijkbaar in de gemeente ook. Hij was tot ambtsdrager gekozen en hij kon heel veel doen. Wanneer hij broeders Evangelisten wegstuurde uit de gemeente, dan aanvaardde men dat. Diotrefes zou het immers wel weten. Hij is een degelijke broeder. Hij is vóór de waarheid. Hij heeft de naam dat hij leeft. Elke zondag zit hij tweemaal vooraan in de kerk.
En nu schrijft Johannes zulke verdrietige dingen over hem. Hoe kan dat?
Ontdekkend wijst de apostel der liefde de oorzaak aan als hij aan Gajus schrijft: „die onder hen zoekt de eerste te zijn". Het is de zonde van de hoogmoed, die Diotrefes in zijn greep houdt. De eerste willen zijn. Dat is de oerzonde van het paradijs. Daardoor gedreven zoeken we niet God en de ander, maar onszelf te dienen, desnoods ten koste van anderen en ten koste van de gemeente.
Maar hoe kan dat? Johannes stoot door naar de diepste achtergrond, als hij schrijft: „Wie kwaad doet, heeft God niet gezien". Hij herinnert in deze woorden aan de Oudtestamentische geschiedenis van Pniël waar Jacob in een nachtelijke worsteling met de Heere tot Israël werd. Kijk, zegt Johannes: dat is er aan de hand met Diotrefes. Die man heeft wel een mooie naam. Maar zijn hele optreden verraadt, dat hij nog nooit in een persoonlijke ontmoeting met God zijn eigen naam heeft leren spellen. Hij is nog nooit klein geworden voor God. Hij heeft nog nooit zichzelf leren zien als een alles-verbeurd-hebbende zondaar. Hij heeft nog nooit van genade leren leven. Hij heeft nog nooit de verwonderde belijdenis van Jacob in Pniël geleerd: „Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered geweest". Daarom heeft hij de Heere niet lief en Zijn volk niet lief. Daarom kan hij wel praten over de waarheid, maar is hij ten diepste een vijand van de waarheid. Hij is niet voor de waarheid ingewonnen en door de waarheid overtuigd.
Dat kom je dus ook tegen in de gemeente, schrijft Johannes, geleid door de Heilige Geest. Een natuurlijk mens blijft een vijand van God en van Zijn genade, ook al is hij een godsdienstig kerkmens. Ja, dan is het juist zo geraffineerd en gevaarlijk, omdat het onwedergeboren hart schuil gaat achter een godsdienstige vermomming. Diotrefes heeft God niet gezien. Daarom kun je niets van God in hem ontdekken.
Een ontmaskerende boodschap!
Ook dit behoort bij de apostolische prediking, die de dingen bij de naam noemt, omdat deze prediking midden in de werkelijkheid van het persoonlijke en gemeentelijke leven staat en dwars door schone schijn heenprikt. Die prediking houdt rekening met de realiteit, dat er ook in de gemeente zijn, die de naam hebben dat ze leven, terwijl ze dood zijn. Die prediking zegt: u noemt uzelf „uit God geboren"? Uw leven verraadt dat u God niet hebt gezien.
Geldt het u? Hebt u misschien ook de naam, dat u leeft, terwijl de Heere moet zeggen: u bent dood? Is dat merkbaar voor anderen omdat u de broeders niet liefhebt en geen hart hebt voor de zaak des Heeren? Zit achter uw levenshouding bij alle schone schijn en mooie woorden ten diepste het verzet tegen het Woord van God?
Wedergeboorte is noodzakelijk, ook voor kerkmensen. De naam alleen is niet voldoende; het gaat om de zaak zelf. U bent er niet klaar mee, dat u vóór de waarheid bent. Het komt er op aan uit de waarheid te leven en in de waarheid te wandelen.
Hebt u God gezien? En hebt u het in die persoonlijke ontmoeting met de Heere van Hem leren verliezen? Hebt u uw naam leren noemen: niet „Diotrefes", de wedergeborene, maar „Jacob", de zondaar? Hebt u verstaan dat het een wonder is, dat u zalig mag worden?
Dan willen we niet meer de eerste zijn. Dan zeggen we: „Heere, geef mij slechts de laagste plaats, zo Gij mij een plaats wilt geven. Nooit heeft iemand zoveel kwaads tegen zoveel goeds bedreven."
Is dat in uw leven de vrucht van de prediking, waarin u uw naam hoorde noemen en waardoor de Geest u bracht tot waarachtige bekering en tot het geloof in die ene Naam, waardoor wij moeten zalig worden?

Urk, J. Westerink

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1983

De Wekker | 12 Pagina's

Diotrefes: een mooie naam, maar . . . (De broeders uit Johannes 3 2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1983

De Wekker | 12 Pagina's