Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jona (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jona (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé, en predik tegen haar. Jona 1:2a

Jona neemt onder de profeten een bijzondere plaats in. Dat komt al dadelijk naar voren, wanneer we het begin lezen van het boek, dat naar hem genoemd is. Het hele boek laat zien wie Jona, een profeet des Heeren, was en bleef en daartegenover ook wie de Heere is en blijft in Zijn onveranderlijke trouw. En daarbij mogen we niet vergeten, dat de Heere Zijn raad uitvoert, dat Hij wil dat aan Ninevé het evangelie gebracht wordt en dat Hij daarbij Jona wil gebruiken.
Maak u op. Zo spreekt de Heere tot Jona, de zoon van Amitthai. De Heere had hem al eerder in Zijn dienst gebruikt. We lezen in 2 Koningen 14:25, dat hij aan Jerobeam II de herovering van een gebied van Israël, dat bezet was, voorspelde. Dat had Jona van ganser harte gedaan. Toen was het gegaan om de bevrijding van een deel van het volk van het juk der vijanden. Maar nu gaat het om een boodschap aan een heidense stad. De Heere wil, dat Jona tegen Ninevé gaat prediken en die prediking wil de Heere gebruiken om Ninevé tot bekering te brengen. Hij wil laten zien, dat Zijn welbehagen ook uitgaat tot het behoud van heidenen.
Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar. De opdracht is duidelijk. Jona moest met verloochening van zichzelf naar de Heere luisteren, de reis ondernemen naar een grote goddeloze, heidense stad, die zich rijp gemaakt had voor het oordeel, met de prediking: nog veertig dagen en dan zal de Heere de stad omkeren.
Jona had uit liefde tot zijn Zender en tot verloren zondaren gewillig moeten gaan, in de wetenschap, dat er in de weg der bekering afwending van het oordeel zou zijn en dat de Heere het volk, hoe het ook verzondigd was, genade zou betonen. Dat wist Jona. In de tempel te Jeruzalem werd het gepredikt en we mogen wel aannemen, dat Jona in zijn eigen leven het heeft leren verstaan, dat er voor zondaren, Israëlieten en heidenen, alleen verzoening is door het bloed van Hem, Die eenmaal Zichzelf zou geven tot een offer voor de zonde.
Het was een groot voorrecht voor Jona, dat de Heere hem in Zijn dienst wilde gebruiken. De opdracht hield ook in dat de Heere hem zou vergezellen en bijstaan en dat Hij alles zou geven wat Jona voor de vervulling van zijn roeping nodig had. Jona had slechts zich geheel ten dienste van de Heere te stellen, met opoffering van zichzelf en met de ogen op de Heere gericht.
Zo gaf de Heere aan Adam bij de schepping naar Zijn beeld een opdracht in de wet der liefde. En van eeuwigheid al aan Zijn eigen Zoon om in een weg van gehoorzaamheid alles te doen, wat Hem welbehagelijk was tot behoud van hen die verloren lagen en die Hij verkoren had ten eeuwigen leven. En bij hen die Hij levend maakt door Zijn Woord en Geest schrijft Hij de wet weer in het hart om Hem welbehagelijk te zijn.
Jona had de woorden die de Heere tot hem sprak op een rechte wijze moeten overdenken. De boosheid van de inwoners van Ninevé was opgeklommen voor Gods aangezicht. De ere Gods en het behoud van Ninevé had hem op het hart moeten wegen. Hij had als Abraham weleer moeten handelen, die gezocht heeft het oordeel van Sodom en Gomorra af te wenden. Hij had moeten overdenken wie hij zelf was, wat hij zelf verdiend had, wat er van hem geworden zou zijn, wanneer de Heere Zich niet over hem ontfermd had. Hij had niet mogen vergeten, dat Israël niet beter was dan andere volken, dat het steeds weer van de Heere afweek, dat het alles alleen aan de Heere te danken had, die Abraham uit Ur der Chaldeeën geroepen had en hem beloofd had hem tot een groot volk te maken, dat uit hem het Zaad zou voortkomen en dat in hem alle volken der aarde zouden gezegend worden.
Maar Jona luistert niet. Alles in zijn binnenste komt er tegen op. Hij heeft geen oog voor het welbehagen Gods. Hij gunt die heidenen de zaligheid niet. Hij heeft er zichzelf niet voor over om naar Ninevé te gaan en tegen die stad te prediken. Hij wil wel knecht des Heeren zijn, maar niet in deze weg. Hij denkt er niet over om te gehoorzamen. Hij luistert naar de stem van zijn verdorven hart. Hij klaagt zichzelf niet voor de Heere aan en smeekt niet om de genade die hij nodig heeft om te gehoorzamen. Integendeel, hij zegt de gehoorzaamheid aan de Heere op en gaat op de vlucht, zover mogelijk van de Heere af en spreekt daarin uit, dat hij niet meer in de dienst des Heeren wil arbeiden, dat hij Zijn knecht niet meer wil zijn. Hij gaat niet naar Jeruzalem om zijn hart voor de Heere uit te storten en bij Hem schuiling in genade te zoeken, maar hij gaat aan boord van een schip dat naar Tarsis vaart, heel ver weg, met de bedoeling om nooit meer terug te keren.
Het kwam zo wel openbaar wat er in het hart van Jona leefde. Dat zou verborgen gebleven zijn, wanneer de Heere hem op deze wijze niet op de proef gesteld had, wanneer Jona een opdracht gekregen had in zijn eigen geest, overeenkomstig zijn eigen gevoelen.
Wat is de mens! Wat is van hem te wachten! De Heere komt met de roeping van het evangelie tot de mens, maar het antwoord is: wijk van mij, want aan de kennis Uwer wegen heb ik geen lust. We kunnen uitwendig nog zo stipt leven en anderen wat dat betreft ten voorbeeld zijn, maar van nature is de mens een vijand van God en van Zijn wegen. Daarom hebben wij allen de wederbarende genade van Gods Geest nodig.
En we mogen nooit vergeten, dat de oorsprong van de afwijking van de Heere ligt in het feit dat Adam heeft geweigerd naar de Heere te luisteren. Hij heeft het gebod des levens overtreden, is ongehoorzaam geworden en wij in hem. De hele wereld ligt verdoemelijk voor God.
Het is wel waar, dat de Heere, wanneer Hij gaat werken in het hart van een zondaar, een nieuw leven geeft en een nieuwe begeerte om Hem welbehagelijk te zijn, maar dat neemt niet weg, dat voor levendgemaakten blijft gelden, dat zij in zichzelf vlees zijn, dat zich der wet Gods niet onderwerpt. Dat gaan ze tot hun schaamte en smart ondervinden.
Hoe geheel anders is het geweest met Christus. Hij sprak: zie Ik kom, o God, om Uw wil te doen. Hij nam de menselijke natuur aan. Hij ging naar Ninevé, predikte in deze gevallen, vijandige wereld, verdroeg alles, was gehoorzaam tot de dood des kruises. Daarin alleen ligt het behoud van Jona en van al Gods kinderen. Daarom komt de Heere altijd weer op Zijn eigen werk terug. Alle waardigheid en roem is uitgesloten. Het is vrije gunst alleen. Het zien hiervan door het geloof doet eindigen in aanbidding.

B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1984

De Wekker | 8 Pagina's

Jona (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1984

De Wekker | 8 Pagina's