De Parakleet (VI)
De vierde Parakleet-tekst
In Joh. 16:7-11 lazen we de vierde spreuk over de Parakleet: „Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga zal Ik hem tot u zenden. En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel; van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; van gerechtigheid omdat Ik heenga tot de Vader en gij Mij niet langer ziet; van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is".
Deze vierde tekst is weer helemaal gevat in de gedachte van het komende vertrek van Christus. Het motief van het afscheid klinkt er bijzonder sterk in door. „Ik was bij u " (vs. 4b). In die tijd, waarin Christus bij de zijnen was, heeft Hij deze dingen gesproken. Toen was Christus zelf de Bijstand van zijn discipelen. Nu gaat Hij heen. Terug naar de Vader die Hem gezonden heeft.
Deze gedachten zijn ons uit de voorafgaande spreuken wel bekend. Wat is het nieuwe in deze gedachten? Duidelijker dan voorheen is hier de gedachte van het nut: Het is u nut dat Ik heenga. Het is beter voor u, dat Ik heenga. De discipelen genieten voordeel van het vertrek van Christus. Zij gaan er niet op achteruit. Ogenschijnlijk wel. Het heengaan van Christus maakt hen bedroefd. Ze zijn ontroerd. Zij missen Hem. Maar in feite betekent zijn heengaan tegelijk een heilsvooruitgang. Twee woorden gebruikt de Here voor zijn heengaan. Het eerste is: weggaan. Het tweede ziet veel meer op de voortgang: Voortgang door heen te gaan.
Het werk van Christus is een werk waarin wij vaak niet anders ontdekken dan gemis, soms pijnlijk en onthutsend genoeg. Maar Christus zegt dat het beter is. Het is nuttig voor ons. Want het heil gaat voort. De hemelvaart betekent in onze ogen een afscheid. Maar Christus zegt: We komen dáár waar we wezen moeten: we gaan vooruit.
Waarin bestaat die voortgang? Hierin, dat de Geest kan komen. Als Ik niet heenga kán de Geest niet komen. Er is een diepe samenhang tussen het vertrek van Christus en de komst van de Geest. Hij kan niet komen. Hij zal niet komen wanneer Christus niet is verheerlijkt!
Deze samenhang vinden we eerder in het evangelie (7:39): De Geest was er nog niet, omdat Christus nog niet verheerlijkt was. Eérst moet Christus verheerlijkt worden. Dan zal de Geest komen. Want Christus zal Hem naar de discipelen zenden. Daarin is iets van gezag. De Geest komt op gezag van Christus. Op grond van zijn volbrachte werk! Maar Hij komt ook als Gezondene van Christus. In Hem komt Christus Zelf, die Hem gezonden heeft. Door zijn werk als Voorbidder wordt de Geest uitgezonden in onze Wereld.
Hij zal de wereld overtuigen
Opnieuw wordt er een woord toegevoegd aan de reeks die ons het werk van de Geest tekenen: Hij zal de wereld overtuigen. Hij leert de discipelen. Hij maakt hen die dingen indachtig. Hij zal ook getuigen van of omtrent Christus. Dit laatste woord brengt ons reeds in de sfeer van onze tekst. Hier is sprake van overtuigen. Dat is sterker nog dan het getuigen. Overtuigen is de daad van de Parakleet, die het bewijs levert van schuld.
Het mag ons duidelijk zijn dat deze vierde spreuk de sfeer van de rechtszaal ademt. Daar wordt een rechtsgeding gevoerd. Daar wordt een oordeel, een beslissend oordeel verwacht. Dat is de zaak waarover het gaat.
Wij zijn niet zozeer gewend om de Geest en het recht met elkaar in verband te brengen.
Wij verbinden niet vanzelf het juridische met het geestelijke. Integendeel. We maken in ons denken en beleven maar al te gemakkelijk een scheiding tussen de Geest, de Trooster nog wel, en een rechtsgeding. Maar wij tonen daarin geestelijker te willen zijn dan de Heilige Geest zelf. En vooral deze vierde Parakleet-tekst kan ons helpen om de zaken zuiver te zien. Zal ons spreken over de Geest niet eindigen in valse mystiek, of in vrome schijn, dan dienen we deze tekst te verstaan. Het werk van de Geest heeft alles met het recht te maken, nl. met het recht van de Drieënige God zelf. God staat niet alleen op Zijn recht, maar Hij brengt het ook tot gelding. Hij doet het aan het licht treden.
Het grote goddelijke rechtsgeding wordt beslist, ten aanzien van de vraag: Wie is Christus voor u. Aan Hém, aan niemand anders wordt bepaald wat het recht van God is. En dit geding vindt niet alleen plaats ten overstaan van de wereld. Maar in dit geding is de wereld zelf de partij die gedaagd is.
We dienen dit goed te zien: hier, in deze tekst is sprake van het werk van de Parakleet aan de wereld. Straks zal het gaan over de discipelen (vs. 12-15). Nu gaat het om de wereld. De wereld zal overtuigd worden. Eéns heeft die wereld Christus aangeklaagd. Nu klaagt Christus de wereld aan. Eéns heeft Christus gezegd: Wie overtuigt Mij van zonde? (Joh. 8:46). Nu zal Christus die wéreld overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. En Hij doet dit door zijn Zaakwaarnemer, de Parakleet. Deze vertegenwoordigt de belangen van Christus in de wereld.
Wij denken wel eens, dat aan het einde van de wereldgeschiedenis het wereldgericht staat. En dat is ook waar. Aan het einde staat de troon. Op die troon het Lam. Vóór die troon de geslachten, volken en natiën van de aarde. En van die troon het oordeel. Definitief. En onkreukbaar rechtvaardig. Het oordeel ná de geschiedenis.
Maar hier is het oordeel in de geschiedenis.
Door de Geest, die overtuigende bewijzen levert van de zonde van de wereld. Dat overtuigen vindt plaats door middel van de gemeente. Niet maar alleen door haar spreken en getuigen. Niet slechts door háár leren en herinneren en getuigen. Maar veel meer óók nog door haar simpele tegenwoordigheid in deze wereld als schare van leerlingen, die zich het Woord herinneren.
Wij zouden eens meer gemeente, écht gemeente van Christus moeten zijn. Wij zouden eens dieper en krachtiger het getuigenis van de Geest moeten verstaan. En we zouden dan ook weten, dat het feit van een loutere tegenwoordigheid van de gemeente een overtuigend bewijs is van de zonde van de wereld. Zie, daarvan komt het, dat de wereld de gemeente háát. Men ziet het in de landen waar de vervolging heerst, dat de wereld de gemeente haat. Omdat zij door het bestaan van dit verschijnsel dat kerk heet veroordeeld, overtuigd wordt. En wat nú reeds in de geschiedenis plaats vindt, zal straks klaar en duidelijk voor aller oog staan: veroordeeld is de wereld.
Waarom?
De zonde zonder meer waarom de wereld veroordeeld wordt, en waarvan zij overtuigd wordt is die van het ongeloof. Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven. De wereld voedt vele zonden. Zij bedrijft ze mateloos. Zij zwelgt er in. Maar de zonde, waarvan zij overtuigd, en waarom zij veroordeeld wordt, is die van het ongeloof.
Ongeloof brak aan het begin van de geschiedenis de sluizen van de zonde en ongerechtigheid open. Ongeloof verwierp het spreken van God voor de influisteringen van de slang. Ongeloof verachtte het Woord, dat verlossing beloofde. Ongeloof sloeg Christus aan het kruis. Ongeloof miskende de band tussen Christus en de Vader. Aan dat ongeloof laboreert de wereld en gaat zij te gronde, niet slechts in de oordelen, die door de wereld gaan. Maar in het oordeel dat over de wereld gaat. Dat zal de Parakleet duidelijk en overtuigend aantonen.
Het tweede, waarvan de Geest een doorslaggevend bewijs levert is dat de gerechtigheid niet aan de kant van de wereld is, maar aan de kant van deze Christus. De wereld - de vrome wereld incluis - zal Christus alle gerechtigheid ontzeggen. Zij zal Hem aan het kruis nagelen. Als een onrechtvaardige zal zij Hem in de dood drijven. Maar Christus gaat door dood en opstanding heen tot de Vader, die Hem gezonden had om aan alle gerechtigheid te voldoen. Men ziet Christus niet meer. Maar aan de rechterhand van de Vader is Hij bekleed met Zijn gerechtigheid. Hij zelf is onze gerechtigheid voor God. Zijn zaak was rechtvaardig, heilig en goed.
En het geding is door de overste van de wereld verloren. Die overste van de wereld scheen het te winnen. Maar Christus volbracht het werk. En Hij werd verheerlijkt. En Zijn discipelen kennen Hem, en geloven, en worden niet veroordeeld, maar gerechtvaardigd in en met Hem.
Zie daar het werk van de Parakleet.
Het is het meest innerlijke dat zich denken laat.
En tegelijk speelt het zich af in de grote rechtzaal van de wereldgeschiedenis.
Het werk van de Parakleet is het werk in de diepten van het mensenhart, lerend, te binnen brengend en tot geloof leidend en sterkend: Hij zal in u blijven.
En het is het meest weidse dat zich denken laat: de Geest-Parakleet, Zaakwaarnemer van Christus in déze wereld. Zonde tot zonde makend in een klaar bewijs.
Het werk van Christus is in goede handen.
W. van 't S.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1984
De Wekker | 8 Pagina's