Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De arbeid van de bajes-dominee (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De arbeid van de bajes-dominee (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is op verzoek van de Hoofdredacteur van dit blad en van Deputaten Correspondentie met de Hoge Overheid, dat ik iets wil schrijven over mijn werk als full-time predikant voor de gedetineerden in de Leeuwarder gevangenis.
Het Huis van Bewaring, deels „bijzondere gevangenis" in de Friese hoofdstad is aan de buitenkant een mooi gebouw met sierlijke torens.
Van binnen ijzeren hekken, gesloten celdeuren en stalen trappen.
Ik ben in dit Huis aanwezig op de werkdagen, behalve de maandag, van 's morgens 9.00 tot 's avonds 20.00 à 21.00 uur en ook op de zaterdag en op de zondag ben ik een aantal uren „binnen".
En dat nu sinds een tweetal jaren. Het was begin 1982 dat de Staatssecretaris van Justitie mij benoemde „bij overplaatsing" in Leeuwarden en dat bovengenoemde Deputaten mij lieten weten gaarne te zien dat ik als eerste en enige Chr. Geref. gevangenispredikant deze benoeming zou aanvaarden. Een beroep voor deze bijzondere arbeid naar art. 6 D.K.O. werd op mij uitgebracht door de kerk die ik diende, namelijk die van Sint Jansklooster, in deeltijd ook reeds werkend onder de gedetineerden in het Almelose Huis van Bewaring.
De gevangenispredikantsplaats in de grote Leeuwarder gevangenis was al vrij lange tijd vacant en ik zag duidelijk de weg van de Heere naar deze gevangenis en ging hem dan ook met volle vrijmoedigheid.
Om een beeld te krijgen van mijn werk is het van belang te weten wat het Huis van Bewaring is. Het H.V.B, in Leeuwarden geeft onderdak aan 160 gedetineerden („Capaciteitsverhoging" is in zicht). In de „A-vleugel" van het gebouw „zitten" nagenoeg uitsluitend de „preventieven", van wie er velen uit Friesland (met name Leeuwarden) komen, maar er zijn er toch ook verschillenden uit Groningen, Drente en Twente. Het zijn mensen die op de rechtszitting wachten in voor-arrest of die in hoger beroep dan wel in cassatie zijn gegaan. Het duurt vele maanden vaak dat men op de (eind)uitspraak „zit" te wachten. In de „B-vleugel" zijn gehuisvest met name ontsnapten („weglopers") uit andere inrichtingen van justitie, niet van een verlof teruggekeerden en veelal via de telex weer „opgepakten", „passanten vreemdelingen", t(er)b(eschikking) van de r(egering) gestelden: deze vleugel heeft als enige in Nederland deze bijzondere bestemming. Voor het overgrote deel komt de bevolking van de „B" uit andere delen van ons land, vooral uit het Westen en Zuiden.
Wilt u mij in uw gedachten eens volgen op m'n werkdag? Om 8.50 uur ga Ik van huis, altijd op de fiets, en sta dan om 8.58 uur voor de hefboom van het gevangenisterrein. Die zwaait meteen open, want de „voor-portier" ziet me komen door de buiten-spiegel. Ik druk op de deurbel en nadat hij geroepen heeft via de microfoon: „dominee, ik kom" en eerst nog even door het luikje in de deur gekeken heeft of ik er inderdaad sta (veiligheid voor alles!) opent de man de deur. Dadelijk bij binnenkomst horen we rinkelende sleutelbossen. We worden meteen geconfronteerd met de harde werkelijkheid: opgesloten te zitten achter slot en grendel. Als u me volgt naar mijn kamer op de „A" begrijpt u al iets van de oorzaak van een geregeld lange loop-duur. Verschillende gesloten hekken en deuren moeten immers steeds opnieuw door een bewaker geopend en weer gesloten worden. De gangen in het oorspronkelijk uit 1870 daterende gebouw klinken hol.
Ze zijn net zo smakeloos ingericht als in kazernegebouwen. Op de binnenplaats, een hoge ruimte, zien we rondom de cellen. Ze zijn verbonden door looppassages („ringen"). Metaalachtig klinken onze stappen wanneer we de ijzeren trappen oplopen naar de bovenste etage, waar mijn kamer is gelegen.
Die kleine kamer heb ik eenvoudig ingericht. Maar naar het gevoelen van velen die er binnenkomen straalt hier toch een grote mate van „huiselijkheid" uit, die in de rest van de gevangenis niet wordt gevoeld. Praktisch alles wat er staat en aan de muren hangt heb ik gekregen van jongens die ontslagen of overgeplaatst zijn. Zij hebben het als „aandenken voor de dominee" op „huis-vlijt" in hun recreatie-uren gemaakt. Het getik van de koekoeksklok klinkt anders dan de schelle bel „buiten". Die bel luidt geregeld een nieuw programmapunt van het strakke dagschema in. Vrolijk spartelt m'n fraaie, van de jongens gekregen en door hen goed verzorgde goudvis in de grote kom (Ook een „gevangene"?). Planten en een verse bos bloemen fleuren de kamer op, waaraan grenzend een keukentje is, waar ik koffie kan zetten enz. Op de „B" heb ik sinds kort ook een spreek-vertrek gekregen. De jongens zijn bezig dat op te knappen met behulp van „vrijwilligers" uit het bewakend personeel.
Wie, komen er nu zoal bij mij binnen?
Summier zal ik u vertellen wie we „binnen" hebben in deze bajes. Er doen zich weinig wijzigingen voor in de mentale en geestelijke structuur van de hierbinnenkomende gedetineerden, door mij benoemd als „bewoners" en door mij aangesproken als „vrienden". Ik blijf mensen ontmoeten, wier delicten duidelijk samenhangen met een levenshistorie, die als tragisch bestempeld kan worden. Eenzaamheid, gestoorde verhoudingen met ouders en partners, afkomst uit door echtscheiding gebroken gezinnen, verblijven in kindertehuizen in de jeugdperiode zijn de meest in het oog springende achtergronden. Het blijkt me telkens weer, dat de eigen problematiek veelal wel degelijk wordt onderkend en dat er vaak een hunkering is naar een „normaal" leven en met name naar een stuk persoonlijke en maatschappelijke geborgenheid. Hoe dit te verwerkelijken valt is voor velen een niet-doorzichtige zaak. Ook kom ik telkens weer mensen tegen wier achtergronden niet zo transparant zijn: zichzelf zijn zulken tot een vraagteken.
De gemiddelde leeftijd van de gevangenen is 22, wat aangeeft dat er heel wat jongeren zitten opgesloten. Wat meer dan voorheen kwamen er het laatste jaar ook oudere gedetineerden binnen. Het punt van recidivisme is een onuitroeibaar feit, blijkens de retourtjes die in een paar jaar op onze inrichting zijn genomen. Ik heb te maken met een gedeeltelijk sterk wisselende bevolking, wat inhoudt: steeds weer nieuwe contacten leggen. De helft van de gedetineerden geeft bij aankomst als godsdienst op: „geen". De overigen vullen in: r.k., humanist of prot., terwijl ongeveer 15 gedetineerden op het celdeurkaartje hebben staan: „islam" of „hindoe" (Dezen doen, bijna allen, een beroep op de protestantse geestelijke verzorging).
Alle nieuw-inkomenden worden op de dag van „inkomst" of daags daarna door mij bezocht in een zgn. „kennismakings-bezoek", ondanks het feit dat in de gevangenis ook een pater en een humanistische raadsman, beiden in deeltijd, werken: tenslotte kom ik praktisch alle jongens elke dag wel een keer tegen. Ook zij die „geen godsdienst" opgeven mogen een beroep doen op de dominee, de aalmoezenier of de humanist. Ik vind het verheugend-opvallend dat een groot deel van deze mensen de wens uitspreekt met mij contact te willen krijgen en te onderhouden en dan C(contac)D(ominee) op de celkaart krijgt vermeld.
Die keuze is volgens mij aan twee dingen te danken. In de eerste plaats omdat ik als enige van de drie geestelijke verzorgers permanent aanwezig en/of bereikbaar ben. En ten tweede omdat er belangstelling bestaat voor de Bijbel en er vraag is naar uitleg van (geloofs)begrippen als schuld, straf, gerechtigheid, zonde, genade.
Ik zei straks: wie komen bij me op de kamer? Wanneer ik de jongens nog niet goed ken, bezoek ik hen op hun cel. Omdat het in de cellen nogal onrustig is (de celdeur moet open blijven staan bij bezoek en vaak komt de bewaker binnen) laat ik in andere gevallen de jongens op m'n kamer komen. Ze dienen zich via het „spreekrapport-briefje" bij de brigadier (hoofd-bewaarder) voor mij op te geven met omschrijving van de reden van hun verzoek om mij te spreken. Op enkele briefjes staat „godsdienst-gesprek", de meesten vermelden „privé" of „dominee weet het wel". Veel jongens schamen zich voor de bewakers om te vertellen waarom ze de dominee willen spreken.
Elk persoonlijk gesprek is geen pastoraal gesprek. Er kan gevraagd worden om informatie, er kan praktische raad worden gevraagd omtrent een overplaatsing, een mogelijke strafonderbreking enz. Ik probeer elke bezoeker op zijn gemak te stellen, te laten uitpraten en hem gelegenheid te geven ook de „onderliggende problemen" onder woorden te brengen. In zo'n gesprek is de aandacht van mijn kant, het open staan voor de ander, een mogelijkheid van een opening naar God.

D.J. Klein Onstenk

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1984

De Wekker | 8 Pagina's

De arbeid van de bajes-dominee (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1984

De Wekker | 8 Pagina's