Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tussen Genève en Amersfoort (VII, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tussen Genève en Amersfoort (VII, slot)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vorige artikel sloot af met de aankondiging dat in deze laatste aflevering zou worden ingegaan op de vraag van enkele lezers of er ook hoop kan zijn dat binnen onze kerken over de prediking en andere dingen, die scheiding en geestelijke vervreemding van elkaar veroorzaken, nog eens een gesprek op gang komt. Velen geloven daarin niet meer. Anderen wel, omdat zij het erop houden dat de Here zelf door Zijn Geest de harten tot elkaar kan en wil neigen, terwijl er toch nog veel is dat - hoever men in geestelijke opvatting en beleving ook uit elkaar gegroeid mag zijn - verbondenheid doet voelen. Er is nog genoeg gemeenschappelijk bezit en er zijn altijd nog voldoende punten van overeenstemming waarin uitgangspunt voor onderlinge bezinning kan worden gezocht. We sieren ons met dezelfde kerkelijke naam, hanteren hetzelfde Woord, binden onszelf en elkaar aan dezelfde belijdenis, eren dezelfde God en Vader van Jezus Christus, op Wiens offer wij allen aangewezen en tot Wiens navolging wij gehouden zijn door ons leven als een dankoffer Hem te wijden, en dan zou er geen basis zijn te vinden voor gezamenlijke bezinning op vragen en zaken die onderlinge verwijdering veroorzaken? Ook als het gaat om verschil in visie over de „invulling" en toepassing van wat hiervoren aan gemeenschappelijk bezit werd opgesomd en over de praktijk van het kerkelijk leven die daarmee verweven is, zal er bij een ieder toch de hartelijke begeerte moeten zijn om elkaar te zoeken en met elkaar in gesprek te blijven. Voor onwil daartoe kunnen wij ons nooit op God en Zijn Woord beroepen; ook niet op onwil bij de ander. Wie de apostolische brieven aan de verschillende gemeenten doorneemt, stuit bij wat over onderlinge verschillen, tegenstellingen en dreigende ontsporingen wordt gezegd, op niets anders dan aansporingen en aanbevelingen om elkaar toch vooral vast te houden, in liefde te vermanen en waar nodig bij te sturen en vooral groeps- en blokvorming uit de weg te gaan. Want het laatste is dodelijk voor de kerk van Jezus Christus.

Gesloten „collectieven"
Welnu, met andere kerken op het gereformeerde erf zijn ook de onze in een situatie beland, waarin deze blokvorming zorgelijke omvang begint te krijgen en een grimmig karakter dreigt aan te nemen. Het is niet de tegenstelling tussen waarheid en leugen die scheiding maakt. Schrift en belijdenis vormen nog altijd het gemeenschappelijk fundament, maar de vragen rond de invulling van de bijbelse boodschap in de prediking en de wijze waarop het Evangelie in het leven van elke dag toepassing vindt, scheppen tegenstellingen en veroorzaken verwijdering. Het ene deel van de kerken verdenkt het andere deel ervan het geestelijke erfgoed der vaderen te geringschatten en in omgekeerde richting heerst de gedachte dat dit erfgoed in deze zin wordt verabsoluteerd, dat toetsing ervan vanuit de vragen waarvoor onze tijd ons plaatst, onmogelijk wordt gemaakt en onmiddellijk als een symptoom van verval of ketterij wordt aangemerkt.
Pogingen om in deze situatie van verwijdering met elkaar in gesprek te blijven ontbreken. Wat men elkaar heeft te zeggen wordt óf aan papier toevertrouwd of in openbare bijeenkomsten van eigen signatuur gezegd, terwijl de vraag in welke richting het kerkelijke leven zich moet ontwikkelen niet meer zozeer een kwestie van goed overleg bij het licht van Gods Woord en onder het beslag van de Heilige Geest is, maar veel meer een kwestie van meer- en minderheidsdenken is geworden.
Wie in de kerken - ook in de onze - de verschillende geestelijke denkwerelden observeert en het gedrag daarbinnen analyseert, kan niet anders dan constateren dat zich geestelijke „collectieven" hebben gevormd, van waaruit de een niet meer tot de ander kan komen, eenvoudig omdat het gesloten „collectieven" zijn. Wie erin zit kan er niet uit en wie er buiten staat komt er niet in. Zij danken hun ontstaan aan verzelfstandiging en verabsolutering van bepaalde waarheden, met voorbijzien van de totale boodschap van de bijbel.
Zij worden beheerst door systemen van geestelijk denken, waaraan ieder geacht wordt zich verwant te voelen en waarvan elke afwijking onder de dreiging van uitsluiting staat. De terminologie waarvan men zich bedient (ouderwets of modern), de kleding die men draagt (donker of licht), de voorkeuren die men heeft op het punt van liturgische vormgeving (behoudend of vooruitstrevend), vormen naar links en rechts de identiteit waaraan men voor elkaar herkenbaar en het paspoort waarop men bij elkaar toelaatbaar is. Uiterlijke kenmerken zijn niet zelden bepalend voor de weging van de innerlijke waarde van de ander. En daardoor ontstaan karikaturen.

Opkloppen en aanscherpen
De geslotenheid van deze kerkelijke „collectieven" en de systemen van denken en handelen die de geesten daarbinnen beheersen, roepen soms ongewild associaties (gedachten van verbinding) op met de gesloten politieke systemen in absoluut geregeerde landen. Wie blijk geeft te willen zoeken naar antwoorden op de indringende vragen waarvoor deze tijd ons plaatst, staat al gauw onder verdenking en wordt in elk geval zorgvuldig geschaduwd. Nadat tegenstellingen zijn blootgelegd worden zo op papier niet zelden opgeklopt en aangescherpt.
Fragmentarische citaten, dat zijn uit de context gelichte uitspraken, dienen daarbij maar al te dikwijls als onderbouwing van negatieve conclusies en dragen bij tot een beeldvorming die niet met de werkelijkheid overeenkomt en die strijdig is met de christelijke eis tot eerbiediging van de persoon en het werk van de ander. Moeten we ons in de kerken niet eens ernstig afvragen of veel spreken en schrijven onder het mom van heilige verontwaardiging, diepe bezorgdheid, opkomen voor de handhaving en bewaring van de oude beginselen, verontwaardiging over bij anderen geconstateerde afwijkingen, drang tot vernieuwing en aanpassing van de kerkelijke praxis op de tijd, niet mede bepaald wordt door animositeit (vijandigheid en geprikkeldheid t.o.v. anderen) en door persoonlijke geldingsdrang?
Wordt niet dikwijls een grofheid naar links gezegd om een compliment van rechts te ontvangen en grapt links niet over rechts om toch vooral voor eigentijds door te gaan?

Herkenbaarheid van het andere beginsel
Het moet eigenlijk onvoorstelbaar heten dat van allen, ook binnen onze kerken, die in hetzelfde Woord en in dezelfde belijdenis hun uitgangspunt zeggen te kiezen, zich geen diepere verontrusting meester maakt wanneer zij nagaan op welke wijze wij bezig zijn tegenstelde inzichten en verschillen in geloofsbeleving ten opzichte van elkaar te verwerken. Door verharding van standpunten, al te emotionele uitingen van gevoelens, kleinburgelijke tactieken, preventieve lobbies (beïnvloeding in kerkelijke wandelgangen vooraf) en door voorbij te zien aan alle aanwijzingen, die Gods Woord bevat terzake van de manier waarop men zich binnen de gemeente van Christus onderling heeft te gedragen, hebben in de kerk wereldse structuren voet aan de grond gekregen en dreigt zij in haar presentatie aan de wereld elke herkenbaarheid van het andere beginsel, waaruit zij leeft c.q. zegt te leven, te verliezen. Lieve lezer van „Bewaar het Pand" en beste sympathisant van DIA (om maar in eigen kring te blijven), benauwt het u nooit eens dat de buitenkerkelijke wereld, die scherper toeziet dan menigeen denkt, bij beschouwing van al het kerkelijke gebeuren tot geen andere conclusie kan komen dan dat het Evangelie de mens ook al geen hogere graad van sociale intelligentie bijbrengt dan men in de seculiere wereld kan leren?
Beseffen wij wel voldoende welke antireclame er van veel kerkelijk gedrag uitgaat naar onze kinderen, die niet in de laatste plaats in de wijze waarop wij ouderen met de waarheden uit Gods Woord omgaan, een bevestiging van de waarde ervan willen zien?
O Here, vergeef; o Here, wees genadig en bekeert U ons toch, tot U allereerst en tot elkaar niet in de laatste plaats, want gesteld dat Christus zou komen en ons bezig zou vinden zoals we nu bezig zijn. . .

Amersfoort en Genève hebben elkaar nodig
Keren we terug naar de vraag die inzet van dit artikel vormt, namelijk of het water van de richtingsverschillen binnen onze eigen kerken al zo diep en zo breed is dat van een broederlijk gesprek over de prediking en andere dingen die scheiding maken geen sprake meer kan zijn. Ik wens deze vraag voorshands ontkennend te beantwoorden.
Vooreerst zal toch niemand de euvele moed hebben uit te spreken dat er van hemelswege geen gebod zou bestaan om elkaar in broederliefde te blijven zoeken en elkaar genegen te zijn, om elkaar op te bouwen en waar nodig in bijsturende zin „af te breken"? Voorts zal toch niemand met de zondige pretentie rondlopen dat hij of zij of haar visie en beleving de ganse in Gods Woord geopenbaarde waarheid omvat? Laten we ons toch niets verbeelden. Van de volle rijkdom van het Woord van God voor ons persoonlijk leven en van de reikwijdte ervan voor het leven in deze wereld is ons allen nog slechts een klein beginsel duidelijk. In het dieper verstaan van de bijbelse boodschap en voor het vinden van antwoorden op vragen, die vroeger als onbestaanbaar golden, maar die zich nu talrijk en met klem aan ons opdringen, zijn we behalve op de Heilige Geest, als christgelovigen toch zozeer ook op elkaar aangewezen. In termen van deze artikelenserie: Amersfoort en Genève hebben elkaar zo hard nodig. Daarom broeders, elkaar over en weer uitnodigen en uitnodigingen niet afslaan. Geen onnodige tegenstellingen kweken en deze - om welke moverende reden dan ook - instandhouden; geen onzindelijke suggesties of veronderstellingen die de ander in zijn geestelijk of kerkelijk imago onderuit bedoelen te halen; geen collectieve voet in het zand als broederlijk overleg lijkt te falen en zaken alleen nog in termen van meer of minderheid tot een oplossing lijken te kunnen worden gebracht; geen vermoedens van kwade trouw wanneer een brochure naar inhoud en presentatie behalve zuivere en eerzame bedoelingen op onderdelen misschien een opstelling verraadt die niet als helemaal integer op ons toekomt.
Moge de Here door Zijn Woord en Geest in de kerken in deze zin een mentaliteitsverandering bewerken dat we elkaar weer leren aanvaarden in de geest waarin de Schrift daarover spreekt. Dat impliceert niet dat fundamentele verschillen, als die er zouden zijn, moeten worden verdoezeld. Het houdt evenmin in dat we ons niet het sterkst verwant zouden mogen voelen aan die geestelijke ligging waarmee wij krachtens opvoeding en door de vorming van eigen persoonlijke overtuiging vergroeid raakten, maar het zal ons wel bewaren voor de geest van exclusivisme, die de ander per definitie uitsluit.
Ook in onze kerken zijn we de grens van dit gevaar angstig dicht genaderd.

Doet dan aan. . .
Eerlijke benadering en vriendelijke bejegening van elkaar zullen voor degenen die zich waarlijk christen mogen weten, altijd samengaan.
„De wijsheid van een mens doet zijn aangezicht lichten, zodat de hardheid daarvan verandert" zegt het boek Prediker in hoofdstuk 8.
Aan wie vandaag rondkijkt in de kerk en aan wie de moed heeft om zelf voor de spiegel van Gods Woord te gaan staan, dringt zich het gebed op: Here, leert U ons vriendelijk te zijn en zachtmoedigheid te bewijzen aan alle mensen. Laat ons in deze boze en kille wereld elkaar in de gemeente van Uw lieve Zoon met van wijsheid lichtende aangezichten tegemoettreden en elkaar in een geest van ootmoed en bescheidenheid aanspreken op en elkaar toetsen aan de waarheid van Uw Woord. En daaraan alleen.
„Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduid. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de één tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles liefde aan, als de band der volmaaktheid. En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten" (Col. 3:12-15).
Moge het Woord van Christus rijkelijk in onze kerken wonen zodat we elkaar in wijsheid kunnen leren en terechtwijzen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1984

De Wekker | 8 Pagina's

Tussen Genève en Amersfoort (VII, slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1984

De Wekker | 8 Pagina's